Onze leef- en werkomgeving heeft invloed op onze gezondheid, maar het nauwkeurig bepalen van persoonlijke blootstelling aan verschillende milieufactoren blijft een uitdaging. Toch is dit wel van belang, omdat bijvoorbeeld de blootstelling aan fijnstof, stikstofdioxide en ozon jaarlijks al leidt tot 12.000 vroegtijdige sterfgevallen in Nederland (Gezondheidsraad, 2018). In werkomgevingen zijn er behalve voor de genoemde stoffen ook nog andere vluchtig organische stoffen en chemicalen waarvan de blootstelling op de korte of lange termijn tot negatieve gezondheidseffecten kan leiden. Ook fysische blootstellingen kunnen negatieve gezondheidseffecten hebben, zoals geluid, UV-straling, elektromagnetische velden en trillingen.
DOCUMENT
Als na afloop van een brandincident een stoffelijk overschot wordt aangetroffen, is het van belang dat de causaliteit tussen de brand en het overlijden wordt onderzocht. Brand is zeer destructief voor het menselijk lichaam. Dit bemoeilijkt de interpretatie van onderzoeksbevindingen aan een lichaam. Er zijn diverse verschijnselen die tot op zekere hoogte duiden op vitaliteit (de betrokkene was levend) ten tijde van de brand. In dit artikel worden deze verschijnselen tegen het licht gehouden. Op basis van de huidige wetenschappelijke theorieën bestaan er geen verschijnselen die leiden tot de eenduidige conclusie over al dan niet vitale blootstelling. Wel kunnen verschijnselen een vermoeden van vitale blootstelling tot op zekere hoogte ondersteunen. Ontbreken de verschijnselen, dan is het niet mogelijk om een conclusie te trekken; de afwezigheid is geen bewijs van overlijden vóór het ontstaan van de brand. Om in de rechtszaal een uitspraak te kunnen doen over de causaliteit tussen brand en overlijden, wordt het noodzakelijk geacht om de waarde voor de aannemelijkheid van vitale blootstelling per verschijnsel te motiveren.
DOCUMENT
Internationaal onderzoek laat zien dat ingrijpende jeugdervaringen, ook wel Adverse Childhood Experiences (ACE’s) genoemd, een sleutelrol spelen in de ontwikkeling van jeugdigen en hun (latere) psychische en fysieke gezondheid (o.a. Felitti et al., 1998; McLaughlin, 2016). Jeugdigen met verstandelijke beperkingen en hun ouders zijn helaas sterk ondervertegenwoordigd in internationaal onderzoek naar ACE’s, terwijl het belangrijk is dat de huidige inzichten ook kunnen bijdragen aan de verbetering van hun gezondheid en welzijn (o.a. Keesler, 2014; Northway, 2017). Uit verschillende studies blijkt namelijk dat mensen met een verstandelijke beperking vaker geestelijke en fysieke gezondheidsproblemen hebben (Northway, 2017). Daarnaast blijkt dat zij vaker worden blootgesteld aan een groter aantal ingrijpende levensgebeurtenissen (o.a. Emerson, 2015; Mason-Roberts et al., 2018) en dat deze blootstelling gerelateerd is aan een verhoogd risico op geestelijke gezondheidsproblemen (zie Vervoort-Schel et al., 2018 voor verwijzingen). De premisse van de ACE’s-studies is dat het voorkomen of verminderen van ingrijpende jeugdervaringen een positieve invloed heeft op gezondheid en welzijn in het leven (Northway, 2017). Het is veelbelovend om daar verder onderzoek naar te doen.
DOCUMENT
Het grootste deel van de kunstmatig veroorzaakte, gemiddelde stralingsbelasting in Nederland is afkomstig van medische blootstellingen. In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Inspectie voor de Volksgezondheid (IGZ) verricht het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzoek naar Medische Stralingstoepassingen in Nederland. In publicaties worden gegevens over aard en omvang van medische stralingsblootstelling bijeengebracht. Deze gegevens worden onder andere gepubliceerd op de website van het RIVM onder Medische Stralingstoepassingen (www.rivm.nl/ims).
DOCUMENT
In werkpakket A, Zeewierteelt, werd onderzocht wat het effect is van de nitraatconcentratie op de groei en eiwitgehalte van de zeewiersoorten Saccharina latissima en Ulva lactuca. Bij de laatste soort werd ook gekeken naar de aminozuursamenstelling. Hogere nitraatconcentraties zorgden bij beide zeewiersoorten voor een hogere groeisnelheid en een hogere eiwitgehalte. De totale aminozuurhoeveelheid van Ulva lactuca was hoger bij blootstelling aan een hogere nitraatconcentratie. Alle gemeten aminozuurgehaltes waren hoger, behalve die van methionine, die gelijk was ten opzichte van de Ulva lactuca die gekweekt werd onder lage nitraatconcentraties. Het is dus mogelijk om tijdens het groeiproces, de aminozuur- en eiwitgehalte van zeewier te verhogen. De toename in eiwitgehalte was zelfs zo snel, dat het mogelijk is om zeewier te verrijken door het twee weken voor de oogst onder verhoogde nitraatconcentraties te laten groeien.
DOCUMENT
We aim to set up a continuous low cost monitoring system for electromagnetic fields in the Netherlands, so that a trend in exposure to 5G signals can be observed. A number of options will be explored for this, such as software-defined radio and measurement nodes for specific 5G frequencies. We developed and tested low cost dedicated measurement nodes for four 5G bands: the 800, 1400, 2100 and 3500 MHz bands. Generally, the error is less than 1 dB and close to dynamic range limits (-65 to 5 dBm) the error increases to 3 dB.
DOCUMENT
A low-cost sensornode is introduced to monitor the 5G EMF exposure in the Netherlands for the four FR1 frequency bands. The sensornode is validated with in-lab measurements both with CW signals as for QAM signals and perform for both cases and for all frequency bands an error less than 1 dB for a dynamic range of 40 dB. This sensor is a follow up of the earlier version of our previously developed sensor and have substantial improvements in terms of linearity, error, and stability.
DOCUMENT
De fysische, chemische en microbiologische gevaren van het opwerken van vezelcomponenten uit reststromen van uien zijn geanalyseerd op basis van literatuuronderzoek. Uienreststromen zijn geschikt voor het winnen van olie door middel van stoomdestillatie of eiwitten door middel van iso-elektrische precipitatie. Bij deze processen wordt ook de uienschil verwerkt. Er blijft o.a. een vezelrijke fractie over die in principe geschikt is voor humane consumptie. Fysische vreemde delen vormen zeer zelden een acuut risico voor de gezondheid. De meest voorkomende pesticiden op ui zijn maleïnehydrazide, fluopyram en fipronil. Incidenteel kan de maximaal toelaatbare hoeveelheid van een pesticide overschreden worden, maar dit heeft geen acute nadelige gezondheidsgevolgen. Van zware metalen is er alleen Europese wetgeving voor gehaltes aan lood en cadmium in ui. Microbiologische gevaren voor de processen zijn gerelateerd aan vegetatieve cellen, toxines of sporen van pathogenen. Vegetatieve cellen zijn alleen een risico voor onverhitte vezelfracties of na kruisbesmetting. Toxines kunnen nog actief zijn na stoomdestillatie en ook na pasteurisatie van eiwitpasta. Hetzelfde geldt voor de sporen van bacteriën. Om ontkieming van sporen te voorkomen moet de uienstroom boven 48 °C gehouden worden of snel worden gekoeld .
MULTIFILE
Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
DOCUMENT
Deze voorlichtingspublicatie is tot stand gekomen in het kader van het project 'Het inrichten van de moderne laswerkplaats'. Dit was een gezamenlijk project van CNV BedrijvenBond, De Unie, FNV Bondgenoten, Metaalunie, NIL, PMP en Vereniging FMECWM, in afstemming met de Arbeidsinspectie en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en medegefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
DOCUMENT