De vergrijzing neemt toe en een van de belangrijkste zorguitdagingen die daarmee gepaard gaat, is de toenemende prevalentie en incidentie van fysieke en cognitieve beperkingen van oudere volwassenen. Deze fysieke beperkingen hebben grote invloed op de zelfredzaamheid en vergroten de kans op ziekten, vallen en institutionalisering. De belangrijkste oorzaken zijn onder andere sarcopenie, ondervoeding, osteoporose, neurologische aandoeningen en metabole ziekten zoals obesitas en diabetes type 2. Voeding speelt een essentiële rol in het voorkomen en behandelen van deze leeftijdgerelateerde aandoeningen. Voedingsstoffen kunnen op zichzelf invloed hebben op gezondheid of ziekte, maar ook het belang van voedingspatronen en daarbij behorende voedingskeuzes wordt de laatste jaren steeds meer onderzocht. Tevens is er een duidelijke interactie tussen voeding en beweging in de preventie en behandeling van oudere volwassen. Zo is de invloed van adequate eiwitinname bevestigd op krachttraining bij kwetsbare senioren. De laatste jaren is de interdisciplinaire samenwerking tussen de fysiotherapeut/kinesitherapeut en diëtist toegenomen. Deze samenwerking lijkt juist bij de populatie oudere volwassen waardevol en behoeft daarom meer aandacht bij geriatrische professionals. Zeker gezien het synergetische effect op verschillende gezondheidsuitkomsten.
Cliënten, hun naasten en voedingsprofessionals (diëtisten en voedingskundigen) worden geconfronteerd met technologieën gericht op het verbeteren of behouden van gezondheid en/of kwaliteit van leven. Technologieën worden tevens ingezet om de efficiëntie en/of kosteneffectiviteit van zorg te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn beeldschermzorg en ziekte specifieke apps voor de smartphone. De perspectieven van alle betrokkenen in een praktijksituatie in de gezondheidszorg bepalen hoe technologieën gebruikt worden. In dit hoofdstuk worden verschillende perspectieven op technologie, gezondheid en zorg bediscussieerd en worden dilemma’s beschreven die hieruit kunnen ontstaan. Theorie en praktijk tonen het belang van bewust nadenken over de eigen, persoonlijke perspectieven op technologie, gezondheid, voeding en zorg en over perspectieven van anderen. Conclusie: diëtisten en voedingskundigen hebben de verantwoordelijkheid om sensitiviteit te ontwikkelen voor potentiële dilemma’s bij het gebruik van technologieën om daar in de praktijk zorgvuldig mee om te gaan.
Het lectoraat wil komen tot gezonde en veilige voedingsmiddelen voor doelgroepen die verschillen in voedingsbehoefte. Voeding is een ketenproduct. Verduurzaming van die keten is een tweede zwaartepunt. Een derde taak ligt in de netwerkfunctie en het steunen van regionale ontwikkelingen. Het lectoraat is actief in het toepassen van fundamentele kennis samen met het MKB. Anne Schaafsma is sinds 1978 in dienst bij FrieslandCampina en bekleedt sinds 2000 de functie van Senior Scientist Nutrition. Schaafsma is gespecialiseerd in kindervoeding en de invloed die het heeft op de ontwikkeling van hersenen en immuunsysteem. Als lector is Anne Schaafsma voor 2,5 dag per week bij Van Hall Larenstein in Leeuwarden gedetacheerd. Binnen het lectoraat werken de lector Food Safety (Anne Schaafsma) en associate lector Health & Food (Feike van der Leij) nauw samen. De lectoren willen fundamentele kennis benutten om te komen tot gezondere voedingsmiddelen voor doelgroepen die verschillen in leeftijd en voedingsbehoefte. Het betreft vooral kennis over moleculaire processen in het menselijk lichaam en de invloed van voedingscomponenten daarop.
MULTIFILE
De Greendeal 2022 beschrijft de noodzaak tot verduurzaming van de zorg. De noodzaak hiervoor is dat de gezondheidssector tot de meest vervuilende sectoren behoort. De gezondheidssector draagt 7% bij aan de totale CO2-emissie en is verantwoordelijk voor 13% van het grondstoffengebruik in Nederland. Binnen de geboortezorg bestaat geen structureel implementatieplan tot verduurzaming van de zorg op praktijkniveau, terwijl dit thema wel leeft onder verloskundigen. Veel verloskundigen zijn zelfstandig ondernemer en hebben eigen beleidsplannen. Het doel van dit project is om verloskundige praktijken beter toe te rusten om duurzame zorg te verlenen. Hiertoe worden binnen dit project twee hoofdactiviteiten verricht: 1) Explorerend onderzoek naar de green best practices binnen verloskundige praktijken gebaseerd op de vijf pijlers van de Greendeal Duurzame Zorg 2022. Een exploratie naar factoren voor een zo laag mogelijke carbon footprint tijdens een bevalling is hier een deelonderzoek van. 2) Ontwikkelen van een voorbeeld implementatieplan voor verduurzaming van de zorg op het niveau van (zelfstandige ondernemers) verloskundige praktijken, samen met stakeholders. De kennis wordt samen met studenten verloskunde en praktiserend verloskundigen ontwikkeld. Als uitkomst van dit project wordt een voorbeeld implementatieplan met onderbouwing opgeleverd aan de beroepsvereniging de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV). Ook wordt een wetenschappelijk artikel geschreven. Tot slot wordt het implementatieplan met onderbouwing geïmplementeerd in het onderwijs van de bacheloropleiding verloskunde. Duurzame oftewel groene zorg geeft een lagere CO2-emissie en een lager grondstoffengebruik. Dit project draagt hieraan bij en heeft daarmee impact binnen de geboortezorg. De kwaliteit van zorg en het welzijn van zorgvrager en zorggever staan daarbij centraal. Door dit project kunnen we de gehele zelfstandige beroepsgroep in Nederland van dienst zijn en hen ontzorgen om duurzame beleidsplannen op te stellen. De aanpak en opbrengsten van dit project kunnen nationaal en internationaal als inspiratie dienen voor andere zorgverleners hoe duurzame zorg te implementeren.
Borstvoeding heeft belangrijke gezondheidseffecten, voor zowel kinderen als moeders. Een halve eeuw geleden vond borstvoeding bijna nooit tegelijk met werk plaats aangezien vrouwen stopten met werken als ze trouwden, maar tegenwoordig werken moeders vaak door. Daarom is het belangrijk om te onderzoeken hoe de combinatie van arbeid en borstvoeding het best kan worden gefaciliteerd. Uit recent onderzoek blijkt namelijk dat de combinatie van werken en borstvoeding één van de belangrijkste redenen is om vroegtijdig te stoppen met borstvoeding. De gebouwde omgeving, in de vorm van kolfkamers, is belangrijk om de combinatie van borstvoeding en werken zo goed mogelijk te ondersteunen. Op dit moment ontbreekt echter kennis over de invloed van de gebouwde omgeving op vrouwen die borstvoeding geven en/of kolven op het werk: dit is dan ook de focus van het huidige promotieonderzoek.