Vijftig jaar geleden hoorden jonge kinderen thuis bij hun moeder en waren er nauwelijks kindercentra. Ze speelden met broers, zussen of buurkinderen in en rond het huis zonder professionele begeleiding. Lang niet alle kinderen gingen naar de kleuterschool. En niemand had nog gehoord van leerlingvolgsystemen voor peuters en kleuters om hun taal en cognitie te beoordelen met het oog op schoolsucces. Binnen enkele generaties is de opvoeding van jonge kinderen diepgaand veranderd. Genetisch verandert ‘het kind’ of ‘de opvoeder’ natuurlijk niet. Maar de opvoeding van vroeger is wezenlijk anders dan de hedendaagse opvoeding. Enerzijds bieden kindercentra en scholen goede nieuwe mogelijkheden aan kinderen en hun ouders. Maar er zijn ook schaduwkanten door wisselende groepen in kindercentra of een te schoolse benadering. Dit boek gaat over de vakkennis van speelse en liefdevolle professionals die werken met jonge kinderen. Het biedt een theorie over ontwikkeling, opvoeding en educatie van jonge kinderen in de 21ste eeuw. Deze theorie is gebaseerd op ervaringen van praktijkpedagogen, internationaal onderzoek naar jonge kinderen in gezin, kindercentra en scholen en het empirische onderzoek van de auteurs de afgelopen 40 jaar.
LINK
Op donderdag 22 mei 2014 worden in Nederland de verkiezingen voor het Europees Parlement gehouden. De burger wordt in staat gesteld zijn/haar vertegenwoordiger in dit parlement rechtstreeks te kiezen. Er wordt tegenwoordig veel over Europa gediscussieerd. Dat is op zich een goede zaak. De discussie moet echter wel op een evenwichtige wijze plaatsvinden. Dat is niet altijd het geval. In het publieke debat wordt bijvoorbeeld het bestaan van de economische cisis vaak aan Europa verweten. Ook laten Europa-criticasters veel van zich horen. Daarentegen wordt weinig gehoord van de voorstanders van Europese samenwerking. In die zin is de betekenis van de verkiezingen aanzienlijk. Het is een testcase voor de geloofwaardigheid van het samenwerkingsproces in het algemeen en, belangrijker nog, voor de steun die Europa onder de bevolking geniet in het bijzonder. Mede vanwege de traditioneel lage opkomst voor de Europese verkiezingen (in Nederland in 2009 43,1%) is het goed een genuanceerd debat te stimuleren. Het is om die reden dat het lectoraat European Integration het plan heeft opgevat om naar aanleiding van de verkiezingen van 22 mei een publicatie het licht te doen zien waarin diverse aspecten rond de verkiezingen aan de orde komen, zoals: • Het al dan niet bestaan van een democratisch deficit in Europa; • De behoefte aan een Europese publieke ruimte; • De complexiteit van het besluitvormingsproces van de Europese Unie, in samenhang met de vraag hoe je dat uitlegt aan de burger • Aandacht voor de fundamentele waarden waarop het Europese integratieproces is gebaseerd; • De verantwoordelijkheid van de media bij de berichtgeving; • De betekenis van het Europees Burgerschap. Met deze publicatie hoopt het lectoraat bij te dragen aan een adequate voorlichting over het belang van de Europese verkiezingen. Het lectoraat is ook voornemens, parallel aan het gereedkomen van de publicatie een seminar op De Haagse Hogeschool te organiseren op donderdagmiddag 1 mei. Een openbaar debat met kandidaten voor de verkiezingen volgt op woensdagavond 14 mei in de Aula. Houd de website van het lectoraat www.dehaagsehogeschool.nl/lectoraat-eurint in de gaten! Komt allen en, belangrijker nog, breng uw stem uit op 22 mei!
DOCUMENT
Een literatuurstudie naar het versterken van informele en formele verbindingen rondom jeugdigen en gezinnen in de specialistische hulpverlening. Wat is er internationaal en nationaal bekend over het versterken van de samenwerking tussen het informele en formele netwerk? Deze vraag heeft centraal gestaan. In deze literatuurstudie staat beschreven welke kenmerken jeugdigen belangrijk vinden in de relatie met hun sociaal werker en andere belangrijke volwassenen. Ook worden er verschillende netwerkbenaderingen beschreven, waaronder de JIM-aanpak. In de conclusie worden er handelingsalternatieven geboden voor de professional. Deze literatuurstudie dient als vooronderzoek voor een praktijkonderzoek waarin er met een dossieranalyse wordt gekeken naar de mate waarin professionals het netwerk van jeugdigen en gezinnen optimaal benutten.
DOCUMENT
Artikel in Nurse Acadymy GGZ: Het artikel beschrijft de ontwikkeling en inhoud van een vragenlijst die wij ontwikkelden om de belasting in kaart te brengen van broers en zussen van adolescenten met anorexia nervosa. Anorexia nervosa (AN) is een ernstige psychiatrische aandoening die het meest voorkomt bij jongeren en adolescenten. De ziekte heeft impact heeft op het hele gezin. Tot nu toe is er in onderzoek en behandeling weinig aandacht geweest voor de belasting van broers en zussen (brusjes) van deze patiënten met AN. Dit artikel presenteert een vragenlijst om de belasting van deze brusjes in kaart te brengen. LEERDOELEN Na het lezen van dit artikel: •weet u hoe u meer zicht krijgt op de ervaren belasting van brusjes van patiënten met AN; •weet u hoe u ondersteuning kunt bieden aan brusjes van patiënten met AN, uitgaande van deze belasting; • kunt u als verpleegkundig specialist uw leiderschap inzetten om de kennis en betrokkenheid van uw directe collega’s met betrekking tot de ervaren belasting van brusjes van patiënten met anorexia nervosa te vergroten.
DOCUMENT
ENGLISH: A vast and growing body of research has shown that crime tends to run in families. However, previous studies focused only on traditional crimes and research on familial risk factors for cyber offending is very scarce. To address this gap in the literature, the present study examines the criminal behavior of the family members of a sample of cyber offenders prosecuted in the Netherlands. The sample consists of 979 cyber offenders prosecuted for computer trespassing between 2001 and 2018, and two matched groups of 979 traditional offenders and 979 non-offenders. Judicial information and kinship data from Dutch Statistics were used to measure criminal behavior among family members. Both traditional offenders and cyber offenders were found to be more likely to have criminal fathers, mothers, and siblings than non-offenders. Additional analyses, however, showed different patterns between cyber offenders who were only prosecuted for cyber offenses and those who also committed traditional crimes. While the former group of cyber offenders were similar to non-offenders in terms of family offending, the latter group of cyber offenders were more similar to traditional offenders. Overall, these results suggest that the traditional mechanisms of intergenerational transmission of crime can only partially explain cybercrime involvement. NEDERLANDS: Uit een groot en groeiend aantal onderzoeken blijkt dat criminaliteit vaak in families voorkomt. Eerdere studies richtten zich echter alleen op traditionele misdrijven en onderzoek naar familiaire risicofactoren voor cybercriminaliteit is zeer schaars. Om deze leemte in de literatuur op te vullen, onderzoekt deze studie het criminele gedrag van familieleden van een steekproef van cyberdelinquenten die in Nederland worden vervolgd. De steekproef bestaat uit 979 cyberdelinquenten die tussen 2001 en 2018 zijn vervolgd voor computervredebreuk, en twee gematchte groepen van 979 traditionele delinquenten en 979 niet-delinquenten. Justitiële informatie en verwantschapsgegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek werden gebruikt om crimineel gedrag onder familieleden te meten. Zowel traditionele daders als cybercriminelen bleken vaker criminele vaders, moeders en broers en zussen te hebben dan niet-daders. Aanvullende analyses lieten echter verschillende patronen zien tussen cyberdelinquenten die alleen werden vervolgd voor cyberdelicten en degenen die ook traditionele delicten pleegden. Terwijl de eerste groep cyberdelinquenten vergelijkbaar was met niet-delinquenten wat betreft gezinsdelinquentie, leek de tweede groep cyberdelinquenten meer op traditionele delinquenten. In het algemeen suggereren deze resultaten dat de traditionele mechanismen van intergenerationele overdracht van criminaliteit de betrokkenheid bij cybercriminaliteit slechts gedeeltelijk kunnen verklaren.
DOCUMENT
In dit vervolgonderzoek stond de vraag naar de invloed van de coronatijd op het welzijn, studieverloop en de betrokkenheid van Inholland studenten centraal. De uitkomsten laten een somber beeld zien van studenten die problemen hebben met motivatie, minder plezier aan hun studie beleven en waarvan de studieprestaties achteruit gaan. We zien vooral dat de coronacrisis als vergrootglas dient voor problemen die al langer spelen en de bestaande kansenongelijkheid tussen studenten vergroot. Vanuit deze en eerdere onderzoeken geven we in de aanbevelingen een aantal suggesties die docenten en opleidingen kunnen toepassen om studenten zo goed mogelijk te ondersteunen.
DOCUMENT
Het W&T-onderwijs op de basisschool kent verschillende uitdagingen, die we in deze ontwerpstudie aangaan door begrips- en (vak)taalontwikkeling tegelijkertijd te ondersteunen. Daartoe ontwikkelden we een taalgerichte lessenserie die het leren verklaren van drijven en zinken, en de daartoe benodigde denkstappen, tot doel had. Deze studie evalueert hoe de kwaliteit van de verklaringen en het vaktaalgebruik in de denkstappen zich ontwikkelden. Met een schriftelijke voor- en nameting scoorden we verklaringsniveaus van 21 leerlingen (10–11 jaar) en stelden we een significante vooruitgang in de kwaliteit van verklaringen vast. De ontwikkeling van drie meertalige gevalsstudieleerlingen werd nader geanalyseerd met transcripten van interviewdata die na elk van de zes lessen werden verzameld. De interviewvragen richtten zich op het verklaren van drijven en zinken. Eerst werden de niveaus van de verklaringen van drijven en zinken gescoord. Vervolgens werd de vaktaalontwikkeling beschreven. De verklaringsniveaus en de vaktaalontwikkeling gingen niet altijd gelijk op. Uit een cross case-analyse bleek verder een toegenomen frequentie en variatie in gebruik van vaktaalwoorden, en een verschuiving naar wetenschappelijk adequatere verklaringen. Deze studie levert een proof of principle van de mogelijkheid om tegelijkertijd de kwaliteit van verklaringen en (vak)taalontwikkeling te bevorderen tijdens een taalgerichte lessenserie waarin het idee van denkstappen centraal staat.
DOCUMENT
De module “Diagnostiek van Angst en Gedragsproblemen” bestaat uit 3 onderdelen: 1) Achtergronden, 2) Het werkboek, 3) Invullijsten Ze is bedoeld voor multidisciplinaire teams (begeleiders, teamleiders, gedragswetenschappers, vaktherapeuten, artsen (AVG)). Beleidsmakers en andere geïnteresseerden kunnen eveneens kennis nemen dit document. Tevens is een implementatiehandleiding toegevoegd. De module is ontwikkeld tussen 2005 tot 2008 en getoetst met een wetenschappelijk onderzoek tussen 2009 tot 2014. Tijdens dit onderzoek is de module toegepast en zijn de resultaten verwerkt. Tijdens de ontwikkeling van de module is samengewerkt met organisaties uit de praktijk. Dit achtergronddocument beschrijft de opbouw van de module, de theorie en tot slot de aanbevelingen. De instructies voor dit team zijn opgenomen in het werkboek. Het werkboek bevat daarnaast ook specifieke instructies voor de (persoonlijk) begeleider. Voor de observaties die begeleiders uitvoeren zijn invullijsten beschikbaar.
MULTIFILE
Hoe kan Haarlem bijdragen aan de empowerment en inclusie van (jong)volwassenen met een LVB in Haarlem? is de vraag die in dit onderzoek centraal stond. We hebben deze vraag beantwoord aan de hand van drie niveaus van empowerment: de kracht van binnenuit (de power within), de kracht die je put uit je omgeving (de power with) en de macht die je hebt om op breder politiek en maatschappelijk niveau te handelen (de power to). Op deze niveaus zijn drie resultaten beschreven: (1) geïnterviewde mensen met een LVB zijn grotendeels redzaam en ontvangen ondersteuning bij een aantal aspecten van sociale redzaamheid (de power within); (2) geïnterviewde mensen met een LVB hebben voordeel bij een ondersteunende omgeving met voldoende hulpbronnen (de power with); en (3) bevraagden ervaren en gebruiken hun LVB als een kracht en expertise in eigen omgeving en de stad Haarlem (de power to). Daarnaast worden er ook zes uitgangspunten geformuleerd voor begeleiding en bejegening. Er is zowel gesproken met mensen die zelf een LVB hebben en met professionals die werken met mensen met een LVB. We sluiten het rapport af met enkele conclusies en doen zeven praktische aanbevelingen voor de praktijk. Aanvullend bespreken we ook enkele maatschappelijk relevante discussiepunten.
DOCUMENT
Voor een minor als Migratievraagstukken, waar het delen van (levens)verhalen en ervaringen een heel belangrijk element is, betekende het ontbreken van ‘echt contact’ met de groep een groot gemis. Desalniettemin kunnen we constateren dat er in het contact dat er wel mogelijk was veel is gedeeld en met oprechte interesse in de leef- en denkwereld van de medestudenten is geluisterd naar elkaar en de studenten elkaar hebben bevraagd. Aan het einde van de collegereeks hoorden we vaak dat de lessen de studenten hadden verrijkt omdat het een inkijkje bood in de levens van leeftijdsgenoten, een inkijkje die anders nooit zou hebben plaatsgevonden.
DOCUMENT