De studies in dit proefschrift onderzochten cognitieve en emotionele factoren die een goede gewichtsuitkomst na bariatrische chirurgie bevorderen of belemmeren. Vrijwel alle variabelen, inclusief de psychologische, laten vóór operatie een veel slechtere toestand zien dan ná operatie. Dit wijst erop dat na bariatrische chirurgie niet alleen het gewicht en bijbehorende chronische ziekten verminderen, maar ook er ook een verbetering optreedt van het algemeen functioneren, de kwaliteit van leven en de cognities.Een uitgangspunt van dit proefschrift was dat handvatten om de gewichtsuitkomst van bariatrische chirurgie te verbeteren gevonden konden worden door het bestuderen van cognities en emotionele factoren die eetgedrag van de patiënten beïnvloeden. De psychologische aspecten, zelfregulatie cognities, uitkomstverwachtingen en tevredenheid met de operatie blijken echter geen voorspellers voor de korte en lange termijn gewichtsuitkomsten na bariatrische chirurgie, terwijl ze dat wel zijn bij patiënten met overgewicht en obesitas die een niet-operatieve behandeling ondergaan. De enige voorspeller voor meer gewichtsverlies op de lange termijn na bariatrische chirurgie is een lage mentale kwaliteit van leven. Patiënten met een lagere mentale kwaliteit van leven vóór operatie en één jaar na operatie (= korte termijn) hadden meer gewichtsverlies op de lange termijn. De eerste implicatie uit het onderzoek van dit proefschrift is dat algemene psychologische theorieën uit de Gezondheidspsychologie niet automatisch gelden voor patiënten bariatrische chirurgie. Morbide obese mensen die zich aanmelden voor bariatrische chirurgie en de operatie ondergaan, verschillen duidelijk van mensen met overgewicht die een niet-operatieve behandeling krijgen. Dat het gewichtsverlies na bariatrische chirurgie onafhankelijk is van preoperatieve zelfregulatie cognities, uitkomstverwachtingen en tevredenheid met de operatie, impliceert dat preoperatieve psychologische variabelen niet gebruikt kunnen worden als criterium om te voorspellen welke patiënten veel gewichtsverlies zullen bereiken dan wel aanvullende zorg, voorlichting of therapie nodig zullen hebben. De tweede implicatie is dat patiënten met een betere mentale kwaliteit van leven vóór en ná operatie het risico lopen minder gewichtsverlies op de lange termijn te bereiken. Het bariatrisch-chirurgisch team zou zich bewust moeten zijn dat het bereiken van gewichtsverlies en gewichtstabilisatie juist voor de patiënten met een betere mentale kwaliteit van leven wat moeilijker kan zijn en dat ook deze patiënten voldoende begeleiding en aandacht nodig hebben.
DOCUMENT
Surgery is aimed at improving a patient's health. However, surgery is plagued with a risk of negative consequences, such as perioperative complications and prolonged hospitalization. Also, achieving preoperative levels of physical functionality may be delayed. Above all, the "waiting" period before the operation and the period of hospitalisation endanger the state of health, especially in frail patients.The Better in Better out™ (BiBo™) strategy is aimed at reducing the risk of a complicated postoperative course through the optimisation and professionalisation of perioperative treatment strategies in a physiotherapy activating context. BiBo™ includes four steps towards optimising personalised health care in patients scheduled for elective surgery: 1) preoperative risk assessment, 2) preoperative patient education, 3) preoperative exercise therapy for high-risk patients (prehabilitation) and 4) postoperative mobilisation and functional exercise therapy.Preoperative screening is aimed at identifying frail, high-risk patients at an early stage, and advising these high-risk patients to participate in outpatient exercise training (prehabilitation) as soon as possible. By improving preoperative physical fitness, a patient is able to better withstand the impact of major surgery and this will lead to both a reduced risk of negative side effects and better short-term outcomes as a result. Besides prehabilitation, treatment culture and infrastructure should be inherently changing in such a way that patients stay as active as they can, socially, mentally and physically after discharge.
DOCUMENT
In 2008 heeft het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) de KNGF-beweegprogramma’s herzien; het warden de ‘Standaarden Beweeginterventies’, gericht op mensen met een chronische aandoening. Een dergelijke standaard stelt een voldoende competente fysiotherapeut in staat bij mensen met een chronische aandoening een actieve leefstijl te bevorderen en hun mate van fitheid te verhogen. Basis voor de herziening vormen de oorspronkelijk door TNO ontwikkelde beweegprogramma’s, van waaruit de tekst grondig is geactualiseerd. De gedetailleerde invulling van de programma’s in ‘kookboekstijl’ is niet opnieuw opgenomen. Gekozen is voor een actueel concept dat de fysiotherapeut de mogelijkheid biedt een ‘state-of-the-art’programma te ontwikkelen met respect voor de individuele patiënt en praktijkspecifieke randvoorwaarden
DOCUMENT
Aanleiding Kanker is in Nederland de meest voorkomende doodsoorzaak onder kinderen. Onderzoek is vooral gericht op behandelmethoden als chemo-, radiotherapie en chirurgie en niet op 'supportive care' zoals voeding en beweging. Bij de meeste kinderen met kanker is eten en bewegen problematisch. Er treedt onder- of overvoeding op terwijl de spiermassa afneemt. Het ontbreekt professionals aan gevalideerde interventies gericht op het stimuleren van adequaat eet- en beweeggedrag. De situatie verschilt per kind, per type kanker en per behandelfase. Dat maakt dat er ook niet één generieke interventie bestaat. Wat het bovendien complex maakt is dat er zo veel mensen bij zo'n interventie betrokkenen zijn in zowel de ziekenhuis- als privéomgeving van de patiënt. Doelstelling In dit RAAK-project zullen betrokkenen in de privé- en ziekenhuisomgeving van kinderen met kanker samen met professionele ontwerpers twee interventies toepassen, die kleinschalig in een kinderziekenhuis geïmplementeerd en geëvalueerd worden. De methode die daarvoor gebruikt wordt heet participatief ontwerpen. In deze aanpak werken alle betrokkenen samen via creatieve en visuele technieken zoals dagboekmethoden en foto-opdrachten. Via deze methode kunnen betrokkenen communiceren over het onderwerp, niet gehinderd door emoties of barrières voortkomend uit jargon en/of discipline. De interventies zullen worden getoetst op toepasbaarheid en draagvlak. Beoogde resultaten De ervaring die is opgedaan met de participatieve ontwerpmethoden en de toegepaste interventies is vastgelegd, geanalyseerd en verwerkt. Het project resulteert in een toolkit die informatie en inspiratie biedt over voeding en beweging voor kinderen met kanker. Bovendien worden er richtlijnen voor participatief ontwerpen in kinderoncologie opgesteld. De verspreiding van kennis en de implementatie van toolkit en richtlijnen vindt plaats via de project- en netwerkleden.
Borstkanker is wereldwijd de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. Door betere behandelingen overleven steeds meer vrouwen. Een deel van hen kampt echter met late gevolgen van de behandeling, zoals littekens.
Voor patiënten met long- of gastro-intestinale kanker die een operatie hebben ondergaan zijn een goed op elkaar afgestemde hoeveelheid lichamelijke activiteit in combinatie met voldoende eiwitinname, na de operatie essentieel voor een goed herstel. Na ontslag uit het ziekenhuis is de inzet van een fysiotherapeut en diëtist die elkaar aanvullen geen vanzelfsprekendheid terwijl zij elkaar juist kunnen versterken. Met het bestaande OPRAH (Optimizing-Physical-Recovery-After-Hospitalization) herstelprogramma ondersteunen fysiotherapeuten en diëtisten patiënten na een operatie met een eHealth applicatie met monitoring en coaching. Omdat de beroepen fysiotherapie en diëtetiek van oudsher hands-on zijn vraagt deze manier van behandelen een transitie in denken en manier van werken. Professionals vinden het moeilijk om de behandeling op elkaar af te stemmen, op afstand te coachen en de technologie van een eHealth applicatie te integreren in de praktijk. Daarnaast is nog niet bekend wat de optimale combinatie van hoeveelheid voeding en beweging is en waarom bepaalde patiënten wel goed op het OPRAH herstelprogramma reageren en andere patiënten niet. De technologie van OPRAH waarbij grote hoeveelheden informatie over voeding en beweging wordt verzameld, biedt de mogelijkheid om met kunstmatige intelligentie nieuwe verbanden te leggen en deze praktijkvragen te beantwoorden maar deze techniek wordt nog niet toegepast. Het doel van deze aanvraag is om de interprofessionele samenwerking tussen fysiotherapeuten en diëtisten bij de behandeling van patiënten met kanker te versterken en het OPRAH herstelprogramma te optimaliseren. In dit project onderzoeken we verbanden tussen veranderingen in voeding en beweging bij patiënten met kanker die een operatie ondergaan, ontwerpen we een infrastructuur voor structurele dataverzameling van voeding en beweging (WP1) en onderzoeken we hoe we de interprofessionele afstemming kunnen versterken (WP1). Op basis van de bevindingen passen we het OPRAH herstelprogramma aan en testen we deze in de praktijk (WP3). WP4 is gericht op doorwerking naar de beroepspraktijk en het onderwijs.