Since 2016, the Amsterdam Dapperbuurt in the East of Amsterdam, has its own Zero Waste Lab (ZWL), a collection and recycle centre for separated household waste. Drawing on the specific case of wood as a waste-stream, the project Circulair Wood for the Neighbourhood supports the ZWL (initiative of the foundation De Gezonde Stad) realizing two of their ambitions: (A) to transition from recycling to up-cycling; (B) to transition from awareness raising to social engagement and shared ownership. The project is a partnership between the ZWL, the Amsterdam University of Applied Sciences (Research Group Psychology for Sustainable Cities & Research Group Digital Production) and Verdraaid Goed (a Rotterdam based company up-cycling devalued materials by research and design). The project Circulair Wood for the Neighbourhood contains three components/sub-projects, 1) research on the wood waste stream and possibilities for production; (2) research on design possibilities, and (3) research on stakeholder involvement. This is the final report of the sub-project stakeholder involvement led by the research group Psychology for Sustainable Cities. This sub-project specifically examined the psychology behind the decision making process of residents to hand in (or not) separated household wood waste to the ZWL in the neighbourhood of the Dapperbuurt and proposes possible interventions.
DOCUMENT
This document combines four reports on existing regional business support programmes for inclusion or understanding of circular economy (CE) objectives, deliverable DT3.1.2 from the transform-CE project. Besides a general overview on national and regional level, the focus is on a selection of national and regional programmes aimed at the plastics industry. After explaining the format to structure the programmes, the results for the four regions are presented: Greater Manchester (UK), Rhineland Palatinate and North-Rhine Westphalia (DE), Wallonia (BE), Central Netherlands (NL).
MULTIFILE
Een transformatie naar een nieuw economisch paradigma gaat niet vanzelf: wij maken als mensen onderdeel uit van het gevestigde systeem en gedragen ons daar ook naar. Om een echte transformatie te kunnen maken naar een samenleving met nieuwe en andere waarden moeten we eerst te rade gaan bij onszelf. Waarom doe ik wat ik doe? Hoe verhoud ik mij tot anderen en de samenleving? Wat is het effect daarvan? Word ik daar gelukkig van? Kan het ook anders? We moeten leren om kritisch te kijken naar onszelf, de natuur, de maatschappij, de systemen die wij gecreëerd hebben, waaronder ook ons eigen onderwijssysteem. Rust en stilte Dit nadenken en bezinnen kan alleen vanuit rust en stilte. In het muziekstuk 4’33” van componist John Cage spelen de opgestelde muzikanten 4 minuten en 33 seconden lang geen noot. Met de verwijzing naar dit muziekstuk willen de schrijvers benadrukken dat het nemen van rust en stilte in een tijd van een steeds sneller draaiende economie met meer en meer burn-outs (van mensen, systemen en uiteindelijk ook de Aarde) geen vanzelfsprekendheid is. Het zoeken naar rust en stilte in een dolgedraaide wereld vergt om een actieve inspanning. Vanuit het bewustzijn dat vanuit het stilstaan ontstaat is het mogelijk ons ONT-wikkelen: het losmaken van ingesleten patronen, waarden en gewoonten die ons met de paplepel zijn ingegoten. Een mindshift is nodig is om te komen tot andere maatschappelijke waarden en systemen. Het slagen van de circulaire economie is daarvan in grote mate afhankelijk. Deze vergt andere waardesystemen, andere vormen van samenwerking en een andere consumentenvraag. Die komen er niet vanzelf, dat vergt tijd, inspanning en zelfreflectie op alle niveaus. Behoefte Het boek is geschreven door het ‘collectief circulaire economie’: een samenwerkingsverband tussen auteurs van binnen en buiten Fontys. Het doel van het boek is een nieuw licht te werpen op de benodigde transitie naar een circulaire economie. Het voorziet daarmee in een behoefte van onze studenten, die vragen om meer literatuur over circulaire economie. Daarnaast is het boek ook bedoeld voor docenten en professionals. In de diverse hoofdstukken laten de auteurs zien dat de transitie naar een circulaire economie meer is dan het sluiten van grondstofkringlopen. Zij betogen dat een circulair economisch model niet verenigbaar is met het huidige economische systeem gericht op onstuitbare groei en financiële winstmaximalisatie. De transitie naar een echt circulaire economie vergt een grotere transformatie van de maatschappij als geheel: van een competitieve naar een meer coöperatieve samenleving, van een individualistische naar een netwerksamenleving en van het loslaten van ingesleten consumptiepatronen zoals de wens tot steeds meer bezit. Dat er hierin al iets aan het veranderen is in de maatschappij is zichtbaar: een bijvoorbeeld is de razendsnelle en succesvolle opkomst van servicegerichte bedrijvigheid, zoals bijvoorbeeld Swapfiets, waarbij studenten voor een vast per maand altijd een werkende fiets ter beschikking hebben
LINK
De Nederlandse maatschappij staat voor een belangrijke uitdaging. In 2030 moet de CO2-uitstoot met minimaal 49% zijn teruggedrongen en de Nederlandse industrie dient veel meer circulair te werken dan nu het geval is. In 2050 is de industrie circulair en stoot vrijwel geen broeikasgas meer uit. Een hele opgave als je bedenkt dat Nederland volgens de Nieuwe Economie Index nu nog op een score zit van 12.1% wat betreft circulariteit (Van ‘t Klooster et al., 2020). Voor de topsector Logistiek betekent dit dat er kennis en nieuwe concepten ontwikkeld moeten worden om duurzame logistieke oplossingen te realiseren.
LINK
Nederland wil in 2050 circulair zijn. Dat vraagt een ongekende transitie in de wijze waarop onze samenleving onderneemt, samenwerkt, denkt en doet.Stedelijke regio’s zijn de geijkte plek om een transitie naar een circulaire economie in gang te zetten door hun dichte concentratie van kennis, kapitaal, data en resources op een relatief klein oppervlak. De baten die deze transitie oplevert zullen vooral in deze regio’s merkbaar zijn: minder verspilling, luchtvervuiling en CO2-uitstoot, meer economische waarde en sociale impact.CirCollab richt zich op het versterken van interdisciplinair praktijkgericht onderzoek voor de circulaire transitie in de metropoolregio Amsterdam (MRA). De SPRONG-groep bestaat uit lectoraten verbonden aan Centre of Expertise City Net Zero en Center of Expertise Rechtvaardige Stad vanuit de faculteiten Techniek, Maatschappij en Recht, Business & Economie en Digitale Media & Creatieve Industrie (Hogeschool van Amsterdam); het Kenniscentrum Maatschappelijk Innovatie Flevoland (Hogeschool Windesheim); en de Academie van Bouwkunst (Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten).De SPRONG-groep combineert expertise vanuit het technologische, creatieve, economische en sociale domein en verricht praktijkgericht onderzoek naar ‘circulair denken en doen’, ‘circulair ondernemen’, ‘circulair menselijk kapitaal’ en ‘circulair samenwerken’ in relatie tot technische innovaties in twee waardeketens: de gebouwde omgeving en consumptiegoederen.De SPRONG-groep ontwikkelt, samen met actoren in de quadruple helix, een regionale infrastructuur voor inventariseren en prioriteren van onderzoeksbehoeften en het programmeren, opbouwen en uitwisselen van kennis. Hierbij worden kennis en ervaringen uit circulaire initiatieven, experimenten, onderzoek en onderwijs aan elkaar en aan fysieke experimenteerruimtes verbonden, om gezamenlijk van te leren, kennis te delen en op te schalen. Zo ontstaat een krachtige interdisciplinaire SPRONG-groep met de ambitie om het consortium uit te laten groeien tot dé regionale spil op het gebied van de circulaire transitie in grootstedelijke regio’s en een erkende (inter)nationale speler voor kennisuitwisseling en -opbouw op dit onderwerp.
MULTIFILE
This article investigates the phenomenon of rebound effects in relation to a transition to a Circular Economy (CE) through qualitative inquiry. The aim is to gain insights in manifestations of rebound effects by studying the Dutch textile industry as it transitions to a circular system, and to develop appropriate mitigation strategies that can be applied to ensure an effective transition. The rebound effect, known originally from the energy efficiency literature, occurs when improvements in efficiency or other technological innovations fail to deliver on their environmental promise due to (behavioral) economic mechanisms. The presence of rebound in CE contexts can therefore lead to the structural overstatement of environmental benefits of certain innovations, which can influence reaching emission targets and the preference order of recycling. In this research, the CE rebound effect is investigated in the Dutch textile industry, which is identified as being vulnerable to rebound, yet with a positive potential to avoid it. The main findings include the very low awareness of this effect amongst key stakeholders, and the identification of specific and general instances of rebound effects in the investigated industry. In addition, the relation of these effects to Circular Business Models and CE strategies are investigated, and placed in a larger context in order to gain a more comprehensive understanding about the place and role of this effect in the transition. This concerns the necessity for a new approach to how design has been practiced traditionally, and the need to place transitional developments in a systems perspective. Propositions that serve as theory-building blocks are put forward and include suggestions for further research and recommendations about dealing with rebound effects and shaping an eco-effective transition. Thomas Siderius, Kim Poldner, Reconsidering the Circular Economy Rebound effect: Propositions from a case study of the Dutch Circular Textile Valley, Journal of Cleaner Production, Volume 293, 2021, 125996, ISSN 0959-6526, https://doi.org/10.1016/j.jclepro.2021.125996.
DOCUMENT
Artikel over het bedrijventerrein Werkspoorkwartier in Utrecht dat ‘circulair herontwikkeld’ wordt. Wat is dat en welk effect dat op het gebied heeft, blijkt lastig in kaart te brengen, merken onderzoekers van de Universiteit Utrecht en Hogeschool Utrecht. (bron: https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/hoe-meet-je-het-effect-van-een-circulaire-herontwikkeling)
LINK
De gebouwde omgeving is een grootverbruiker van primaire grondstoffen en producent van grote stromen afval. Dit afval wordt grotendeels hergebruikt, maar vooral in laagwaardige toepassingen. Dit betekent dat de kwaliteit van deze grondstoffen steeds verder afneemt en dat we ze op den duur als afval moeten afvoeren. Deze lineaire economie moet getransformeerd worden naar een circulaire economie. We gebruiken dan zo min mogelijk nieuwe (primaire) materialen, hergebruiken bestaande gebouwen bouwdelen en materialen hoogwaardig en minimaliseren afvalstromen. De provincie Overijssel onderschrijft de kabinetsdoelstelling dat de Nederlandse economie in 2050 circulair moet zijn en ontwikkelt daartoe voor zes sectoren een regionale transitieagenda. De lijnen om zover te komen zijn uitgezet in de nota ‘Nederland Circulair in 2050’ (2016). De bouwsector is een van de prioritaire sectoren omdat deze voor een groot deel verantwoordelijk is voor grondstoffenverbruik en afval. Ongeveer 50 procent van zowel het grondstoffenverbruik als van het afval komt voor rekening van de bouwsector. De doelstellingen en aanpak voor de bouwsector zijn op hoofdlijnen specifiek uitgewerkt in de landelijke Transitieagenda Circulaire Bouweconomie (2018), met de speerpunten marktontwikkeling, meten en monitoring, beleid, wet- en regelgeving en kennis en bewustwording. Provinciale Staten van Overijssel hebben in 2016 al een motie aangenomen waarin zij oproepen om de beginselen van duurzame en circulaire bouweconomie toe te passen. Overijssel zet in op het sluiten van de fysieke stofstromen (grondstoffen, afval) en ontwikkelt daartoe een regionale transitieagenda die concrete transitieambities en een experimenteeragenda bevat (Perspectiefnota 2019). Landelijk hebben we als doelstelling dat we in één generatie (2030) 50 procent minder primaire grondstoffen gaan verbruiken en 100 procent in twee generaties (2050). De doelstellingen van de provincie Overijssel sluiten hierbij aan. Circulair bouwen vraagt niet alleen om technische innovatie, maar ook om een verandering van productieprocessen, businessmodellen en exploitatiemodellen. De circulaire transitie zal alleen slagen als technische innovatie, procesinnovatie en sociale innovatie hand in hand gaan. Het sluiten van de kringloop in een circulaire economie vergt een systeemverandering, een transitie waarbij de rol en werkwijzen van direct en indirect betrokken partijen fundamenteel zullen veranderen. Gaandeweg het transitieproces zullen partijen ontdekken hoe toekomstige rollen en werkwijzen eruitzien, waar nieuwe verdienmodellen ontstaan en welke knelpunten ze op moeten lossen.https://www.woonkeukenoverijssel.nl/kookstudios/circulair+bouwen/1270285.aspx?t=Transitieagenda+Circulair+Bouwen
MULTIFILE
De nationale en internationale ambities op het vlak van Circulaire Economie zijn groot, en veel bedrijven en organisaties dragen bewust of onbewust reeds bij aan de Circulaire Economie. Een Circulaire Economie reguleert het fundamenteel anders omgaan met grondstoffen, door het hergebruik van producten en grondstoffen centraal te stellen en afval en schadelijke emissies naar bodem, water en lucht zoveel mogelijk te voorkomen. De belofte van de Circulaire Economie is om verschillende vormen van duurzaamheid op verschillende niveaus te organiseren als een liefst integrale economische opgave. Hierbij zijn het voorkómen van afval en het (her)waarderen van materie belangrijke uitgangspunten. Naast technische ontwikkelingen zijn hier ook sociale en zelfs systeeminnovaties bij nodig. Daar hoort bijvoorbeeld ook bewustwording, gedragsbeïnvloeding en zakelijke haalbaarheid bij. De transformatie naar een circulaire samenleving is een grootschalige maatschappelijke transitie. Hogeschool Inholland beweegt mee met deze ontwikkeling in de maatschappij, door middel van onderzoek en onderwijs in samenwerking met het werkveld. Deze position paper is een verkenning van bestaande theorieën, maatschappelijk debat, relevante beleidskaders en financieringsinstrumenten (het externe beeld), alsmede een eerste inventarisatie gericht op het aanbod binnen Inholland (het interne beeld), om daarmee een dialoog te initiëren over een betere positionering van Inholland op het vlak van Circulaire Economie. Als vervolgstappen worden o.a. een verdere inventarisatie van het aanbod en betere inbedding binnen verschillende opleidingen en een versterking en bundeling van onderzoekscapaciteit door middel van een domeinoverstijgende aanpak aanbevolen, alsmede een marktonderzoek om vraag en aanbod beter op elkaar te kunnen laten aansluiten. Mede op basis van deze bouwstenen kan de communicatie en positionering van Inholland op het vlak van Circulaire Economie, zowel intern als extern, verstevigd worden. Deze position paper is een groeidocument, dus de deur blijft open staan om in de toekomst nieuwe kennis, inzichten, aanbevelingen en interventies mee te nemen.
DOCUMENT