In this study, the impact of a training program focusing on the deliberate use of interventions during coaching dialogues with prospective teachers was investigated. Video recordings were analyzed of coaching dialogues carried on in the workplace by 28 teachers in primary education with the prospective teachers under their guidance, both before and after they participated in the training program. The main goal of this program was to broaden the repertoire of interventions which coaches use in their dialogues with student teachers. The video recordings made were transcribed verbatim, coded by three independent researchers and analyzed using descriptive statistics and t tests for paired observations. Coaches repertoires of interventions were found to consist of an average of six types of interventions. This average remained stable throughout the training program. After training, a shift from directive towards non-directive interventions was observed. The length of the coaches speaking time decreased, while the number of their interventions increased. After training, coaches structured dialogues to a greater extent. Considerable interindividual variability existed between coaches. The relevance of these findings is that the deliberate use of interventions during coaching dialogue can be influenced through training with results noticeable in the workplace. The findings of this study suggest that the training program studied can serve relatively large numbers of teacher coaches, as its setup requires a feasible amount of effort from schools and participants.
In this article, the outcomes of a survey aimed to investigate how aware of and how capable coaches in higher vocational Dutch education perceive themselves to assist students displaying mental health and well-being issues are presented. Additionally, the article explores coaches’ perceptions regarding the frequency, form of help offered, topics to be tackled and the preferred form in which this help should be provided. The author conducted a survey that gathered qualitative and quantitative data from coaches (N 5 82) at a Dutch University of Applied Sciences in the north of the Netherlands. A differentiation in coaches’ number of years of teaching and coaching experience was considered.
MULTIFILE
UNLABELLED: Public library makerspaces intend to contribute to the development of children from marginalized communities through the education of digital technology and creativity and by stimulating young people to experience new social roles and develop their identity. Learning in these informal settings puts demands on the organization of the makerspace, the activities, and the support of the children. The present study investigates how children evaluate their activities and experiences in a public library makerspace both in the after-school programs and during school visits. Furthermore, it examines the effectiveness of the training program for the makerspace coaches. The study covers self-evaluations by children ( n = 307), and interviews with children ( n = 27) and makerspace coaches ( n = 11). Children report a lot of experiences concerning creating (maker skills, creativity) and maker mindset (motivation, persistence, confidence). Experiences with collaboration (helping each other) were mentioned to a lesser extent. Critical features of the training program for makerspace coaches were (i) adaptation to the prior knowledge, skills and needs of makerspace coaches, (ii) input of expert maker educators, (iii) emphasis on learning by doing, (iv) room for self-employed learning, and (v) collaboration with colleagues. SUPPLEMENTARY INFORMATION: The online version contains supplementary material available at 10.1007/s41979-022-00070-w.
Blessures zijn één van de grootste problemen in de paralympische sport. Niet alleen is het aantal blessures hoog, maar ook de impact in het dagelijks leven is groot. In gesprekken met de beroepspraktijk (sporters, coaches, Embedded Scientist) komt de urgentie van dit probleem met name naar voren bij rolstoelsporters. In dit geval kan een blessure namelijk een acute bedreiging vormen voor de zelfredzaamheid, omdat zij in het dagelijks leven ook afhankelijk zijn van de rolstoel. Helaas is het voorkomen van blessures op dit moment moeilijk door de verscheidenheid aan blessures en onduidelijkheid over wat de oorzaken van deze blessures zijn. Hierbij speelt de complexiteit van het probleem een grote rol omdat allerlei factoren belangrijk kunnen zijn, zoals onder andere de belasting in het dagelijks leven, mentale aspecten en de slaapkwaliteit van de atleten. In dit project willen we de eerste stappen zetten om te achterhalen wat de risicofactoren zijn voor het oplopen van een overbelastingsblessure in rolstoelsporten. Om dit bereiken stellen we een integrale en data gedreven aanpak voor, waar Artificiële Intelligentie en Data Science een essentiële rol spelen. Op deze manier willen we de invloed van alle aspecten tegelijk bekijken en ook de mogelijke wisselwerkingen tussen de potentiële risicofactoren. In samenwerking met praktijkpartners, kennisinstellingen en bedrijven willen we verkennen wat noodzakelijk is voor onze integrale aanpak van blessurepreventie in rolstoelsporten. De opbrengst van dit project is een ingediende vervolgaanvraag met een goed afgebakende onderzoeksvraag en een sterk consortium. Ook zal een data-infrastructuur worden ontwikkeld, die gebruiksvriendelijk is voor de rolstoelsporter en de data gedreven aanpak naar blessurepreventie mogelijk maakt.
In het RAAK-project, genaamd Groningen MAPS, is er veel data en kennis vergaard van waaruit antwoorden zijn geformuleerd op verschillende vragen rondom belasting en belastbaarheid van (top)sporters. Het onderzoek naar de factoren die invloed hebben op de prestaties en het blessurerisico van sporters heeft opgeleverd dat we nu meer inzicht hebben in de informatie die nodig is om gericht te zoeken naar verbanden tussen belasting en belastbaarheid. We hebben echter nog niet gekeken naar de data vanuit een datamining perspectief. Datamining is het gericht zoeken naar verbanden in een database met als doel het opstellen van profielen. Deze profielen kunnen nieuwe inzichten geven waardoor sporters van nog betere feedback voorzien kunnen worden. Het doel van het Top-up project is om kennis te ontwikkelen over het automatiseren van de verwerking en analyse van datastromen. Dit zal leiden tot een datasysteem wat automatisch analyses uitvoert achter de schermen. Met dit datasysteem kan de Groningen MAPS-data verder geanalyseerd worden (door middel van datamining) om nieuw inzicht te verkrijgen op het gebied van patronen in belasting en belastbaarheid van (top)sporters.
De effecten en de werkzame bestandsdelen van interventies in de openbare ruimte zijn nog weinig onderzocht doordat deelnemers vaak niet geregistreerd worden en het ontbreekt aan een praktisch toegepast en uniform meetinstrument dat vergelijking mogelijk maakt. Gemeenten en sportservice organisaties geven wel aan dat ze behoefte hebben aan monitoring en evaluatie zodat ze op dit thema kunnen bijsturen en opschalen. In dit project willen HAN, Team Sportservice, Clever Sports en twee gemeenten samen met buurtsportcoaches aan de slag gaan omdat zij vanuit gemeenten de taak hebben om meer mensen te laten bewegen in de buurt. Daarbij wordt een meetinstrument ontwikkeld voor effecten in de openbare ruimte. Dit gaat buurtsportcoaches en beleidsambtenaren helpen om samen dezelfde taal over de opbrengsten te spreken en leerervaringen uit te wisselen. Er worden drie interventies op acht plekken onderzocht. De projectresultaten zijn een gevalideerd meetinstrument waarvan het gebruik opgeschaald wordt naar andere gemeenten in het netwerk. Verder worden de opbrengsten van bewegen in de openbare ruimte in een rapportage opgeleverd, waarbij ook aandacht is hoe de opgehaalde opbrengsten gezien worden door professionals in andere beleidsdomeinen. Tot slot helpt dit project de HAN om hun kennis over effecten van sport bij toekomstige evaluaties in te zetten.