Van het enkelvoudig coachen van groepen moeten we eigenlijk af. Want wie bijvoorbeeld alleen maar kijkt naar de communicatieprocessen in een groep, zonder oog voor de context waarin groepsactiviteiten plaatsvinden, mist wezenlijke informatie. In plaats van de enkelvoudige aanpak kiezen we voor de Integrale Procesbegeleiding van Groepen, het IPG-model. Met dit groepsdynamisch model kunt u complexe groepsdynamieken, -fenomenen en –processen in hun onderlinge samenhang doorgronden en begeleiden.
DOCUMENT
De doelstelling van de Wmo-Praktijk Midden-Drenthe was om tot een werkzame en breed gedragen organisatie van de toegang voor ‘speciale doelgroepen’ te komen. Dat wil zeggen, die doelgroepen die door de transitie van de AWBZ naar de Wmo onder de verantwoordelijkheid van de gemeente zouden komen en een ‘maatwerkvoorziening’ nodig hebben: ouderen, mensen met een verstandelijke, psychische of psychiatrische beperking. Een wettelijke manier waarop gemeentes tot maatwerkvoorzieningen moeten komen is middels Het Onderzoek, in dit rapport Het Gesprek genoemd. De vragen waarop dit onderzoek antwoord geeft is hoe deze toegang tot de Wmo voor deze doelgroepen georganiseerd kon worden? Wie zouden de Gesprekken gaan doen en wat was er allemaal nodig om de toegang te organiseren? Hoe kon hierbinnen het interdisciplinaire werken vorm krijgen? En welke competenties zijn hiervoor nodig? Om tot beantwoording van deze vragen te komen is er anderhalf jaar lang (2013-2015) kwalitatief onderzoek gedaan door middel van observaties, documentanalyse en interviews. Uit de resultaten blijkt dat er een gedragen toegang is ontstaan waarbij uiteindelijk in elk kerndorp van de gemeente (Beilen, Westerbork en Smilde) een ‘arrangemententeam’ is geïnstalleerd. Elk team bestaat uit Wmo-consulenten, medewerkers van Welzijnswerk Midden-Drenthe en een MEE-Drenthe consulent. De MEE-consulenten en de Welzijnswerkers zijn verantwoordelijk voor het voeren van de Gesprekken met aanvragers van ondersteuning. Zij stellen een Ondersteuningsplan op en brengen advies uit aan het arrangemententeam. Vervolgens geven de Wmo-consulenten een beschikking af op het Ondersteuningsplan. Door deze splitsing in taken is de onafhankelijke cliëntondersteuning gewaarborgd: zo is het voor burgers/cliënten duidelijk dat de cliëntondersteuners ‘naast de burger staan’. De kanttekening die hierbij geplaatst kan worden is of de professionals op deze manier wel ‘gekanteld’ kunnen leren werken en niet te veel zullen terugvallen in hun ‘oude groeven’, zoals een locatiehoofd van Welzijnswerk het noemde.Dat de professionals ‘gekanteld’ willen leren werken (en dit voor een groot deel ook al doen) is in dit onderzoek heel duidelijk geworden. Hoewel iedereen gekanteld werken anders verwoordt, is men het over eens dat het er met name om gaat dat er meer dan voorheen gekeken wordt naar en gedacht wordt vanuit de eigen kracht van mensen en dat deze gestimuleerd wordt. Een tweede opdracht van de kanteling die iedereen benoemde was meer aandacht voor het netwerk van mensen: het in kaart brengen ervan, het in standhouden en versterken ervan. Opvallend was dat juist op deze twee gebieden met name Welzijnswerkers zeiden nog te leren te hebben. Aangezien de Wmo-consulenten niet geïnterviewd zijn, is dit van hen niet bekend.De vier gebieden waarop een Gespreksvoerder competentie zou moeten verwerven zijn: Gespreksvaardigheden; levensbrede vraagverheldering; contextgericht en integraal werken; ontwikkelingsgericht werken. De geïnterviewde Welzijnswerkers geven aan met name op het gebied van integraal (betrekken netwerk) en op het gebied van ontwikkeling (eigen kracht) nog wat verder te willen leren. Dat de MEE-consulenten zichzelf hier anders op scoren komt met name omdat zij getraind zijn in Sociale Netwerkversterking en vanuit hun organisatie al gericht bezig waren met ‘eigen kracht’ van hun cliënten.T-shaped of interdisciplinair werken is een vereiste in Welzijn Nieuwe Stijl. Uiteindelijk komt het de burger ten goede wanneer professionals over de grenzen van hun eigen specialisme heen kijken en de expertise van andere specialismen leren kennen en toepassen. Hoewel binnen Welzijnswerk Midden-Drenthe, mede door de opzet van dorpenteams, hieraan binnen de eigen organisatie belang gehecht wordt en de gemeente interdisciplinaire jeugdteams heeft opgezet, komt het interdisciplinaire werken binnen de arrangemententeams nog moeizaam op gang. Dit interdisciplinaire werken wordt mede door de strakke scheiding in taken (‘adviesgevenden en beschikkers’) bemoeilijkt. Ook heersen er stereotiepe denkbeelden over elkaar tussen enerzijds de Wmo-consulenten en anderzijds de cliëntadviseurs en MEE-consulenten. Hoewel het bewustzijn hierover aanwezig is, waren er tegen het einde van dit onderzoek slechts eerste pogingen om hierover in gesprek te gaan met elkaar. Op basis van alle verzamelde gegevens zijn er op drie gebieden de volgende aanbevelingen gedaan:Aanbevelingen op het gebied van de inrichting van de toegang1. De visie op het transformatieproces dat volgt op de AWBZ-transitie in het vizier houden.2. Bij zelfsturend maken van arrangemententeam hierbij de fases voor ogen houden en een coördinator aanwijzen die mee kan groeien naar coach.3. Onderzoek naar ondersteuning (systematiseren).Aanbevelingen op het gebied van doorontwikkeling werkwijze en scholing1. Investeren in kantelen en interdisciplinair samenwerken: Instellen casuïstiekbesprekingen voor arrangemententeams.2. Het afstemmen van de werkwijze met betrekking tot bevragen en stimuleren van eigen kracht en het sociale netwerk van burgers in het Gesprek en rapportage hierover.3. Het aanbieden van trainingen op het gebied van bijvoorbeeld Sociale Netwerkversterking en/of Eenzaamheid (herkennen, interventies).4. Het opzetten van een expertisecentrum voor professionals, vrijwilligers, ervaringsdeskundigen.Aanbevelingen op het gebied van interne en externe communicatie1. Informatievoorziening van de arrangemententeams via een afgesloten website voor de teamleden.2. Communicatie over Het Gesprek naar burgers op verschillende manieren: instellen communicatie-deskundige. Evaluatie van Gesprekken met burgers opstarten.3. Communicatie tussen alle teams en overleggen in kaart brengen en advies op maken.
DOCUMENT
In hoeverre is er sprake van maatschappelijk draagvlak voor biovergisters? In dit onderzoek zijn publieke discussies over biovergisters in Noord-Nederland als uitgangspunt genomen. Op basis van deze discussies is gekozen voor het nader bestuderen van het draagvlak voor twee biovergisters die relatief veel in het nieuws geweest zijn: een agrarische biovergister die nabij de wijk Klinkenvlier in Coevorden staat en een industriële biovergister die geplaatst zou worden in Foxhol, maar mede door publiek protest niet geplaatst is. Longitudinale contextanalyses en discoursanalyses zijn uitgevoerd op basis van gepubliceerde teksten in online en offline media. Hiermee is het verloop van het debat dat in de media heeft plaatsgevonden in kaart gebracht, zijn de actoren die het debat domineren geïdentificeerd en zijn patronen in de communicatie beschreven. Hierna hebben we kwantitatief en kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder omwonenden van de (plannen voor de) biovergisters. Uit de resultaten blijkt dat omwonenden de biovergisters als onbetrouwbare en gevaarlijke installaties construeren en dat zowel de initiatiefnemers als de overheid weinig vertrouwen genieten. Het draagvlak voor een gerealiseerde biovergister bleek bovendien sterk afhankelijk te zijn van ervaren stankoverlast. Hiernaast blijkt dat waargenomen procedurele en distributieve rechtvaardigheid, het verstrekken van hoogwaardige informatie en vertrouwen een belangrijke rol spelen in de acceptatie. Uit een discoursanalyse is gebleken dat een inhoudelijk debat over de wenselijkheid van biovergisters niet op gang gekomen is: omwonenden geven hun argumenten tegen, maar de overheid verwijst slechts naar regels en procedures die correct opgevolgd zijn. De exploitanten verwijzen eveneens naar regels en procedures en geven aan zich maximaal in te zetten om overlast te voorkomen. Het debat over de wenselijkheid van een biovergister, de plaatsing ervan en de bijdrage die een dergelijke installatie kan leveren aan het verduurzamen van de energievoorziening is niet op gang gekomen. Dit inhoudelijke debat dient gevoerd te worden om te kunnen bepalen of er voldoende draagvlak voor biovergisters is en of het eventueel gecreëerd kan worden.
DOCUMENT
In dit essay wordt een boek van B. Buunk besproken. Buunk betoogd dat gedrag in organisaties voorkomt uit de oerdriften die de mens in zijn evolutie als groepsdier ontwikkeld heeft. Emans bespreekt de betekenis van het werk van Buunk voor het vakgebied HRM. De conclusie is dat HRM de menselijke oerdriften en hun consequenties nog wel eens over het hoofd ziet; dit betekent dat HRM kansen laat liggen.
DOCUMENT
Introductie van een nieuwe kijk op monitoring als instrument van communicatiemanagement. De auteurs gaan uit van een strategische invulling van communicatiemanagement, waarin monitoring eerder een mentaliteit is dan slechts een 'tool'.
DOCUMENT
In veel teksten als rapporten of scripties moet je een conclusie formuleren en die weten te onderbouwen met bijvoorbeeld onderzoeksresultaten. Uiteindelijk wil je natuurlijk dat je met jouw tekst de lezers zult overtuigen. Om dat te kunnen moet je conclusie(s) en argumenten voor je lezers helder weergeven. Dat vinden veel studenten erg lastig. Het kan helpen voor je rapport of scriptie een argumentatiestructuur op te zetten. Hierin geef je jouw conclusie(s) en de bijbehorende argumenten schematisch weer. In deze tekst probeer ik duidelijk te maken hoe.
DOCUMENT
PurposeThe aim of this study was to determine how the use of diagnostic resources influences nurses' communication during admission interviews.MethodsA randomized controlled trial was performed. Actors simulated patients based on case studies. We analyzed transcriptions of 60 interviews and video recordings using the Roter Method of Interaction Process Analysis.FindingsNurses mainly asked closed-ended questions. The use of knowledge sources, such as forms in the PES format or an assessment format, affected communication significantly in several aspects.ConclusionPrestructured forms may promote comprehensive interviews, but nurses need to be aware that using certain kinds of diagnostic resources may hinder them from asking open-ended questions.Practice ImplicationsNurses need to increase their use of open-ended questions.
LINK
Haalbaarheidsonderzoek Communication & Multimedia Design in het kader van het strategisch project Verbreding aanbod informaticaopleidingen.
DOCUMENT
De zorgsector is de afgelopen jaren aan een ingrijpende verandering onderhevig geweest. De komst van marktwerking, het ontstaan van grotere zorginstellingen met meerder vestigingen en het persoonsgebonden budget hebben geresulteerd in een strakkere verdeling van de mensuren. Dit vergde vergaande aanpassingen van zorgverleners, die niet gevrijwaard bleven van hindernissen.
DOCUMENT
Sportverenigingen in Nederland dragen bij aan een gezonde leefstijl, sociale cohesie en inclusieve sportdeelname. Ondanks dat de sportparticipatie toeneemt, hebben de clubs het moeilijk om hun ledental op peil te houden. Diverse ontwikkelingen spelen daarbij een rol. De focus van het onderzoek in dit proefschrift richt zich op twee maatschappelijke ontwikkelingen, ‘individualisering’ en ‘digitalisering’. In zeven studies wordt antwoord gegeven op twee onderzoeksvragen: 1) hoe het clubgevoel van leden van sportvereniging kan worden geconceptualiseerd in termen van definitie, voorspellers en opbrengsten en 2) hoe sociaalnetwerksites van sportverenigingen kunnen bijdragen het ontwikkelen van het clubgevoel van leden? Die studies vormen samen een multimethode onderzoek. Resultaten laten zien dat clubgevoel verwijst naar de gevoelsband van leden met hun club op basis van participatie, relevantie en de sociale wereld van de club. Clubgevoel hangt samen met bindingsaspecten zoals de intentie om je in te zetten voor de club en te blijven. Sociaalnetwerksites van sportverenigingen kunnen helpen om dit clubgevoel te ontwikkelen, bij voorkeur door de kanalen in te zetten voor informatie en interactie over de club, de sport en de leden. De online kanalen vormen samen de virtuele community van de vereniging die, afhankelijk van de aanpak door de club en de leden, verschillende verschijningvormen kan hebben. Met hun virtuele community bieden sportverenigingen, naast de accommodatie, ook een ónline ontmoetingsplek voor sport en andere activiteiten waarmee ze het clubgevoel onder hun leden kunnen bevorderen. Met dit proefschrift geeft Nanny Kuijsters inzichten voor de ontwikkeling van virtuele community’s voor verenigingen, professionals en geïnteresseerden in de georganiseerde sport.
DOCUMENT