This review of meta-analyses of outcome studies of adults receiving Computer-Based Health Education (CBHE) has two goals. The first is to provide an overview of the efficacy of CBHE interventions, and the second is to identify moderators of these effects. A systematic literature search resulted in 15 meta-analyses of 278 controlled outcome studies. The meta-analyses were analysed with regard to reported (overall) effect sizes, heterogeneity and interaction effects. The results indicate a positive relationship between CBHE interventions and improvements in health-related outcomes, with small overall effect sizes compared to non-computer-based interventions. The sustainability of the effects was observed for up to six months. Outcome moderators (31 variables) were studied in 12 meta-analyses and were clustered into three categories: intervention features (20 variables), participant characteristics (five variables) and study features (six variables). No relationship with effectiveness was found for four intervention features, theoretical background, use of internet and e-mail, intervention setting and self-monitoring; two participant features, age and gender; and one study feature, the type of analysis. Regarding the other 24 identified features, no consistent results were observed across meta-analyses. To enhance the effectiveness of CBHE interventions, moderators of effects should be studied as single constructs in high-quality study designs. http://www.journalofinterdisciplinarysciences.com/ https://www.linkedin.com/in/leontienvreeburg/
DOCUMENT
Hoe kunnen vaktherapeuten samen met het kinderwerk en de bijbehorende nieuwe (regionale) zorgnetwerken, nieuwe interventies ontwikkelen en vormgeven met en voor kwetsbare jongeren in hun eigen leefomgeving, zodat enerzijds ontwikkeling van delinquent gedrag bij kwetsbare jongeren voorkomen wordt en anderzijds ketenzorg ontstaat en terugval van jongeren in delinquent gedrag (her)opname in justitiële jeugdinrichtingen en de gesloten jeugdzorg voorkomen wordt. In dit participerend actiegericht onderzoek was er sprake van een intensieve samenwerking tussen professionals en betrokkenen in de praktijk. Hiertoe werd een Community of Practice (CoP) opgericht bestaande uit Jongerenwerkers, Beeldend therapeut, deelnemende kinderen uit een aandachtswijk in Maastricht. De interventies zijn door deze samenwerking ontwikkeld en voortdurend geëvalueerd, waarbij gebruik werd gemaakt van zogenaamde van kwalitatieve en kwantitatieve methoden en instrumenten bij alle betrokken partijen.
DOCUMENT
In deze literatuurverkenning worden de gevonden voorwaarden en condities voor het geven van online justitiële interventies1 kritisch besproken.
DOCUMENT
Dit artikel gaat in op de zogenaamde digitale kloof en beschrijft hoe met de verandering van die digitale kloof ook de bijhorende sociale interventies moeten wijzigen.
DOCUMENT
Een grote groep Nederlanders wordt jaarlijks slachtoffer van phishing. Burgers en bedrijven nemen echter in te beperkte mate zelfbeschermende maatregelen. In dit onderzoek wordt in kaart gebracht welke factoren bijdragen aan de intentie om zelfbeschermende maatregelen te nemen tegen phishing door drie risicogroepen, namelijk jongeren, ouderen en mkb’ers. We passen de Protection Motivation Theory toe, en onderbouwen een uitbreiding van dit model met twee factoren: affectieve respons en subjectieve normen. Data is verzameld middels vragenlijstonderzoek bij een panelbureau onder jongeren (N=1179), ouderen (N=1191) en mkb’ers (N=1020). De sterkste voorspeller voor de intentie tot het nemen van zelfbeschermende maatregelen tegen phishing bleek de affectieve respons (zorgen maken om phishing), gevolgd door een negatief effect van zelfeffectiviteit en positieve effecten van waargenomen ernst (jongeren en mkb’ers) en subjectieve norm (mkb’ers). Implicaties van de bevindingen voor handhavers en interventies worden besproken.
DOCUMENT
Het pakket bestaat uit twee delen en meerdere praktische bijlage die u in de praktijk meteen kan toepassen: Deel A: Theoretische onderbouwing en aanbevelingen: hierin wordt u een theoretische onderbouwing van de richtlijn gegeven, dat resulteert in aanbevelingen voor hulpverleners. Deze gegevens zijn van belang om goed met de richtlijn te kunnen werken. Deel B: Gegevensverzameling en interventies: in dit deel worden de aanbevelingen specifiek uitgewerkt voor de verpleegkundige beroepsgroep. Het effectief gebruik van de richtlijn, de wijze van gegevensverzameling en het kiezen van interventies komen aan bod.
MULTIFILE
Het belang van innovatie voor economische groei en het scheppen van werkgelegenheid in het MKB wordt erkend door zowel academici als politici. Er worden daarom programma’s ontwikkeld om innovatie te stimuleren. Met deze maatregelen ontstaat de vraag te bepalen of deze initiatieven succesvol zijn en zo ja, in welke mate. In de literatuur hebben we geen indicator gevonden die ons in staat stelt de mate van innovativiteit van MKB bedrijven te bepalen voor een dergelijke interventie en daarna. De hoofdvraag van ons onderzoek was dan ook: hoe kunnen we het effect van een interventie voor het bevorderen van de innovatiekracht van MKB-bedrijven meten? Kijkend naar de definities van innovatie zoals die zijn verzameld door King & Anderson (2002) hebben we vastgesteld dat een bedrijf innovatief genoemd mag worden als het met opzeten succesvol nieuwe ideeën implementeert. Succesvol wil in dit verband zeggen: het draagt bij aan de winst en dus aan de continuïteit van het desbetreffende MKB-bedrijf. Door de verschillende (bewuste) innovaties te identificeren samen met de ondernemer en te berekenen wat de winstgevendheid is geweest van de innovaties, kunnen we de ’innovatiewinst’ van de ondernemer berekenen. Dit bedrag delen door de omzet creëert een indicator waarmee de innovativiteit van de organisatie door de tijd gemeten kan worden. Wij stellen daarom de volgende definitie van innovatiekracht voor: KIKR = [ [Winst Innovatie1+Winst Innovatie2+ ... +Winst Innovatie5] / Omzet] x 100. De ratio kan alleen met voldoende betrouwbaarheid bepaald worden door een gestructureerd interview met de directeur/ eigenaar van de het bedrijf door een gekwalificeerde gesprekspartner. De auteurs realiseren zich dat dit gesprek op zichzelf misschien een interventie is, omdat de ervaring leert dat het innovatiebewustzijn van de ondernemer er door toeneemt. Om te bepalen of dit daadwerkelijk zo is, en om te testen of de KIKR inderdaad als bruikbare maat voor innovatiekracht kan worden gebruikt is vervolgonderzoek noodzakelijk. Desalniettemin zijn de auteurs van mening dat met de KIKR de innovatiekracht van bedrijven door de tijd heen gemeten kan worden en daarmee een bruikbaar instrument is om het effect te bepalen van interventies die innovatiekracht moeten vergroten. The importance of innovation as an engine for economic growth and the creation of employment opportunities is acknowledged by both academia and politicians. This makes the need for good innovation measures crucial. In the third edition of the Oslo Manual (2005), a need for proper indicators to capture the changes in the nature and landscape of innovation is voiced. According to the manual, a considerable body of models and analytical frameworks for innovation were developed in the 1980s and 1990s. Over time, the scope of what is considered as innovation has been widened and expanded to include marketing and organizational innovation. In this paper, we focus on innovative performance as a measure of success. This is part of ongoing research in the Netherlands in The Hague region. This research is framed within an approach based on action research. We have worked with 45 SMEs in four sectors. This has formed the basis for the conceptual development of innovative performance as a new metric for the measurement of a successful innovation. In this paper, we review our findings thus far and explore the validity of innovative performance as an appropriate indicator for measuring innovation within SMEs.
DOCUMENT
While traditional crime rates are decreasing, cybercrime is on the rise. As a result, the criminal justice system is increasingly dealing with criminals committing cyber-dependent crimes. However, to date there are no effective interventions to prevent recidivism in this type of offenders. Dutch authorities have developed an intervention program, called Hack_Right. Hack_Right is an alternative criminal justice program for young first-offenders of cyber-dependent crimes. In order to prevent recidivism, this program places participants in organizations where they are taught about ethical hacking, complete (technical) assignments and reflect on their offense. In this study, we have evaluated the Hack_Right program and the pilot interventions carried out thus far. By examining the program theory (program evaluation) and implementation of the intervention (process evaluation), the study adds to the scarce literature about cybercrime interventions. During the study, two qualitative research methods have been applied: 1) document analysis and 2) interviews with intervention developers, imposers, implementers and participants. In addition to the observation that the scientific basis for linking specific criminogenic factors to cybercriminals is still fragile, the article concludes that the theoretical base and program integrity of Hack_Right need to be further developed in order to adhere to principles of effective interventions.
DOCUMENT
Integrating physical therapy sessions and an online application (e-Exercise) might support people with hip osteoarthritis (OA), knee OA, or both (hip/knee OA) in taking an active role in the management of their chronic condition and may reduce the number of physical therapy sessions. The objective of this study was to investigate the short- and long-term effectiveness of e-Exercise compared to usual physical therapy in people with hip/knee OA. The design was a prospective, single-blind, multicenter, superiority, cluster-randomized controlled trial. e-Exercise is a 3-month intervention in which about 5 face-to-face physical therapy sessions were integrated with an online application consisting of graded activity, exercise, and information modules. Usual physical therapy was conducted according to the Dutch physical therapy guidelines on hip and knee OA. Primary outcomes, measured at baseline after 3 and 12 months, were physical functioning and free-living physical activity. Secondary outcome measures were pain, tiredness, quality of life, self-efficacy, and the number of physical therapy sessions.
DOCUMENT
In deze studie onderzoeken we de ontwikkelingstrajecten van hackers, op basis van zelfgerapporteerde web defacements. Tijdens een web defacement wordt ongewenst de inhoud van een website aangepast. In totaal hebben we 50.330 defacements van websites met een Nederlandse extensie (.nl websites) geanalyseerd, die door 3640 verschillende defacers zijn uitgevoerd tussen januari 2010 en maart 2017. Met behulp van trajectory-modellen kunnen er zes groepen defacers worden onderscheiden in de analyses: twee groepen chronische daders en vier groepen daders die slechts gedurende een korte periode defacements uitvoerden. Deze groepen verschillen ook van elkaar in hun motivaties en modus operandi. De groep hoogfrequente chronische daders bestaat uit minder dan 2% van de daders, maar is verantwoordelijk voor meer dan de helft van alle defacements. Het zou dan ook het meest efficiënt zijn wanneer toekomstige interventies zich met name richten op deze kleine groep chronische daders. Voor vervolgonderzoek zou het interessant zijn om de inhoudelijke boodschap van de web defacements te onderzoeken.
DOCUMENT