Labs en soortgelijke rijke leeromgevingen groeien in aantal in het hoger onderwijs. De groei is grotendeels gebaseerd op een conceptueel positief ideaalbeeld waarin leren en innoveren tegelijk mogelijk zijn. De praktijk en eerder onderzoek laten zien dat deze combinatie niet eenvoudig is. Deze studie richt zich op het leren van studenten in de complexe situatie van innovatieve labs in de sociale sector. Eerder onderzoek laat zien dat studenten in die setting niet vanzelfsprekend de beoogde leeruitkomsten realiseren (Griffioen & van Heijningen, ingediend; Helleman, Majoor, Smit, & Walraven, 2019, p. 155; Huber et al., 2020).Het drievoudige perspectief van Markauskaite en Goodyear suggereert dat professionele, pedagogische en assessmentpraktijken (PPAP) op de juiste manier moeten samenkomen om het leren in dit soort leeromgevingen mogelijk te maken. In dit Comenius Senior Fellow-project in Faculteit Maatschappij en Recht van de Hogeschool van Amsterdam worden concept-ontwerpprincipes uitgewerkt op grond van de literatuur en interviews met betrokkenen in labs. Vervolgens wordt dit concept in drie labs toegepast in het herontwerp van hun PPAP, wat evaluatie en doorontwikkeling van het ontwerp mogelijk maakt.In een meedenksessie wordt gezamenlijk gereflecteerd op de concept-ontwerpprincipes. Deelnemers kunnen dit meenemen naar hun eigen praktijk en constructief meedenken over de doorontwikkeling.Dit onderzoek is NRO-gefinancierd.
MULTIFILE
De publicatie ‘De kracht van verbinding: Loopbaanthematieken in het licht van veranderende beroepsbeelden” is modulair opgebouwd. Iedere module behandelt een stukje van de thematiek, waarbij steeds vanuit een ander perspectief wordt gekeken: vanuit kiezende jongeren, vanuit de veranderingen die plaatsvinden in de maatschappij en die ons werk beïnvloeden, vanuit de Nederlandse arbeidsmarkt, vanuit onderwijsorganisaties en vanuit arbeidsorganisaties.
Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
Gespecialiseerd verpleegkundigen staan voor de uitdaging om collega’s, teams en relevante anderen in de zorg te scholen in een steeds complexere zorgomgeving. Deze noodzaak wordt versterkt door personeelstekorten en toenemende zorgvragen. Ondanks de belangrijke rol van deskundigheidsbevordering ervaren gespecialiseerd verpleegkundigen belemmeringen bij het overdragen van kennis en vaardigheden aan collega's.
Design Thinking wordt gezien als passende werkwijze om HBO studenten op hun toekomst voor te bereiden. Het is een recente benadering voor het interdisciplinair oplossen van ‘wicked problems’. Vooral co-design geniet populariteit vanwege het veronderstelde emancipatoire karakter. Waar design thinking oorspronkelijk verwees naar ontwerpen voor de materiële wereld (industrieel ontwerp, architectuur), wordt de benadering steeds vaker ingezet voor sociale innovatie. Design Thinking lijkt een blinde vlek voor machtsongelijkheden te hebben, terwijl macht met name in sociale transities een grote rol speelt. Wiens perspectief krijgt voorrang? Naïef optimisme staat dan in de weg van een kritische blik op de vaak tegenstrijdige belangen. Ook is er geen eenduidig beeld van de epistemologische basis van design thinking: het is geen homogeen vakgebied. Daarbij kunnen denken en doen niet gescheiden worden. Daarom is er belangstelling voor onderzoek naar de ontwerppraktijk: wat doen designteams en hoe stemmen ze hun activiteiten af? In deze studie wordt gekeken naar de ontwerppraktijken van hybride teams die zich bezighouden met sociale innovatie. Door te kijken naar zowel ervaren als startende teams, wordt gekeken naar de manieren waarop het deze teams lukt om samenhang te creëren in de framing van het ontwerpproces: ‘framecoherentie’. Ontwerpers werken iteratief: ze ontwikkelen en kiezen frames, maar herzien ze ook regelmatig. Verbeelding speelt hierin een belangrijke rol. Juist in de dagelijkse interacties rondom het ontwikkelen, bepalen en continueren van frames worden gevestigde betekenissen herbevestigd of veranderen ze. Vanuit Weick's raamwerk van 'sensemaking' wordt gekeken naar de ontwerppraktijk als een ‘distributed social accomplishment’. De analyse van macht en verbeelding in de ontwerppraktijken van ervaren en startende teams laat zien op welke wijze ontwerpteams vaardigheden en interventies inzetten en framecoherentie realiseren; welke ontwerpprincipes hieraan ten grondslag liggen en onder welke voorwaarden deze te reproduceren zijn.