As labour is becoming more and more knowledge controlled, it also getting closer to the individual person. We sometimes seem to forget this. To an increasing extent it is becoming a part of oneself and therefore of the personal identity. The increasing humanization of labour asks for an HRM-policy and an organizational context in which the individual is able to identify with the organization, colleagues, customers/clients and product. Heterononimous or abstract organizations, organizations in which the employees and civilians have been reduced to numbers and in which there is no real consideration for the individual differences, have to make way for organizational structures in which the individual feels (self) responsible again. The future lies with personal, tribally inspired organizations in which managers will be leaders and where employees and managers can show social commitment. Images like that of: the egocentric boss who by making swift career moves avoids responsibility for employee/co-worker and customer/client; of colleagues taking the day off without consultation or who are putting their phone through to someone else without saying so beforehand, meeting rooms which are not being cleaned up after use and the image of a Xerox machine not being refilled up with paper by anyone, are all too frequently dismissed as not being part of productivity.
Het belang van innovatie voor economische groei en het scheppen van werkgelegenheid in het MKB wordt erkend door zowel academici als politici. Er worden daarom programma’s ontwikkeld om innovatie te stimuleren. Met deze maatregelen ontstaat de vraag te bepalen of deze initiatieven succesvol zijn en zo ja, in welke mate. In de literatuur hebben we geen indicator gevonden die ons in staat stelt de mate van innovativiteit van MKB bedrijven te bepalen voor een dergelijke interventie en daarna. De hoofdvraag van ons onderzoek was dan ook: hoe kunnen we het effect van een interventie voor het bevorderen van de innovatiekracht van MKB-bedrijven meten? Kijkend naar de definities van innovatie zoals die zijn verzameld door King & Anderson (2002) hebben we vastgesteld dat een bedrijf innovatief genoemd mag worden als het met opzeten succesvol nieuwe ideeën implementeert. Succesvol wil in dit verband zeggen: het draagt bij aan de winst en dus aan de continuïteit van het desbetreffende MKB-bedrijf. Door de verschillende (bewuste) innovaties te identificeren samen met de ondernemer en te berekenen wat de winstgevendheid is geweest van de innovaties, kunnen we de ’innovatiewinst’ van de ondernemer berekenen. Dit bedrag delen door de omzet creëert een indicator waarmee de innovativiteit van de organisatie door de tijd gemeten kan worden. Wij stellen daarom de volgende definitie van innovatiekracht voor: KIKR = [ [Winst Innovatie1+Winst Innovatie2+ ... +Winst Innovatie5] / Omzet] x 100. De ratio kan alleen met voldoende betrouwbaarheid bepaald worden door een gestructureerd interview met de directeur/ eigenaar van de het bedrijf door een gekwalificeerde gesprekspartner. De auteurs realiseren zich dat dit gesprek op zichzelf misschien een interventie is, omdat de ervaring leert dat het innovatiebewustzijn van de ondernemer er door toeneemt. Om te bepalen of dit daadwerkelijk zo is, en om te testen of de KIKR inderdaad als bruikbare maat voor innovatiekracht kan worden gebruikt is vervolgonderzoek noodzakelijk. Desalniettemin zijn de auteurs van mening dat met de KIKR de innovatiekracht van bedrijven door de tijd heen gemeten kan worden en daarmee een bruikbaar instrument is om het effect te bepalen van interventies die innovatiekracht moeten vergroten. The importance of innovation as an engine for economic growth and the creation of employment opportunities is acknowledged by both academia and politicians. This makes the need for good innovation measures crucial. In the third edition of the Oslo Manual (2005), a need for proper indicators to capture the changes in the nature and landscape of innovation is voiced. According to the manual, a considerable body of models and analytical frameworks for innovation were developed in the 1980s and 1990s. Over time, the scope of what is considered as innovation has been widened and expanded to include marketing and organizational innovation. In this paper, we focus on innovative performance as a measure of success. This is part of ongoing research in the Netherlands in The Hague region. This research is framed within an approach based on action research. We have worked with 45 SMEs in four sectors. This has formed the basis for the conceptual development of innovative performance as a new metric for the measurement of a successful innovation. In this paper, we review our findings thus far and explore the validity of innovative performance as an appropriate indicator for measuring innovation within SMEs.
Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
Inleiding en praktijkvraag Het in 2012 opgerichte Saxion lectoraat Mechatronica is destijds gestart met het genomineerde RAAK-PRO project Medical Robotics. De ontwikkelde mechatronische kennis (vision, autonome navigatie, robotarmen) zijn enkel toegepast in de zorg en service robotica, maar kan worden toegepast in de industrie. Noord-oost Nederland staat bekend om zijn HTSM industrieën (VMI, WWINN, Bronkhorst, AWL, Norma, Thales, ed) en deze willen concreet en projectmatig samenwerken met kennisinstellingen binnen een netwerk van bedrijven. Projectdoelstelling Doelstelling is om met een breed netwerk van bedrijven de gezamenlijke onderzoeksbehoefte te identificeren. Diverse bedrijven, waaronder IMS en MetricControl, hebben reeds concreet hierom gevraagd. De doelstelling van het project BOARDing (“come-on-board”) is dan ook: “Identificeren van de gezamenlijke onderzoeksbehoefte en projectmatig deze samen op te lossen met de kennisinstellingen”. De hoofddoelstelling wordt beantwoord door de deliverables uit de volgende subdoelstellingen: 1. (her-)oprichten van de Mechatronica Vally Twente 2. Definitie gezamenlijke onderzoeksroadmap vanuit de individuele technologie roadmaps 3. Nieuwe onderzoeksprojectvoorstellen (min 1) uit deze onderzoeksroadmap. Bijdrage aan topsector SMART Industry Het lectoraat en de deelnemende bedrijfspartners IMS en MetricControl willen bewerkstelligen dat er concreet en projectmatig daadwerkelijke invulling wordt gegeven aan de regionale kennisagenda van de topsector SMART Industry: “Boost – Actieagenda Smart Industry Oost-Nederland”1. Projectmatig samenwerken en kennisdeling binnen de (her-)op te richten stichting Mechatronia voor een lange duur is daarbij de gezamenlijke visie. Vraagsturing, Netwerkvorming & Bijdrage aan innovatie Reeds 8 bedrijven hebben gevraagd om een gezamenlijke onderzoeksroadmap en zichzelf verplicht tot actieve onderzoeks- en kennisdeelname en streeft, onder deze voorwaarde, een groeimodel na in het geloof dat gezamenlijke onderzoek kosteneffectief is en de innovatie wordt gestimuleerd door onderlinge kennisontwikkeling en kennisdeling. Activiteitenplan & Projectorganisatie Het project wordt met name uitgevoerd door de lector Dr. Ir. D.A.Bekke en de deelnemende CEO’s van IMS en MetricControl.
Hoe kan de mkb-accountant digitalisering, ICT en data-analyses inzetten in zijn beroepspraktijk, zodat beter aan de wensen van zijn mkb-klanten wordt voldaan en de eigen bedrijfsvoering en werkprocessen efficiënter worden. In dit project wordt daarvoor een zelfscan en data-analyse protocol ontwikkelt, waarmee de accountant de digitalisering en data-analyse in zijn beroepspraktijk kan verbeteren.Doel De vraag die centraal staat bij dit onderzoek is: Hoe kan de mkb-accountant digitalisering, ICT en data-analyses inzetten in zijn beroepspraktijk, zodat beter aan de wensen van zijn mkb-klanten op het gebied van performance en directere sturing wordt voldaan en de eigen bedrijfsvoering en werkprocessen efficiënter worden? Met het beantwoorden van deze vraag wordt de accountant in staat gesteld zijn weg te vinden in het woud aan mogelijkheden op het gebied van digitalisering, ICT en data-analyse die bestaan of momenteel worden ontwikkeld. Resultaten Eind 2020 is na een eerder ontworpen gedragscode, een tweede keurmerk voor Erkend Financieringsadviseur MKB ontworpen voor niet-bancaire financiers. Met dit onderscheidende label wordt een kwalitatief hoogwaardige advisering (opleiding en blijvende educatie), werkelijke onafhankelijkheid en bindende uitspraken door het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) gegarandeerd. Er is grote belangstelling bij marktpartijen voor dit keurmerk. De grootste partijen hebben zich direct gecommitteerd in het gebruik ervan. Lees meer Artikel accountant.nl: De Digitale Accountant: kansen en uitdagingen met informatietechnologie Artikel accountancyvanmorgen.nl: Beroepsorganisatie kan mkb-accountants ondersteunen bij data science vraagstukken Artikel accountant.nl: Invoeren financiële dashboards lastiger dan gedacht Model: Data Analyse Protocol Looptijd 01 april 2020 - 01 oktober 2022 Aanpak Het project bestaat uit zes fasen: Fase 1: Ontwikkeling prototype zelfscan en prototype data-analyse protocol Fase 2: Validatie van prototype zelfscan en prototype data-analyse protocol door toepassing en evaluatie bij deelnemende accountantskantoren Fase 3: Aanpassing en generalisering van prototype zelfscan en prototype data-analyse protocol; Fase 4: Validatie van zelfscan en data-analyse protocol door toepassing en evaluatie bij deelnemende accountantskantoren en accountantskantoren buiten consortium; Fase 5: Definitieve vaststelling van generiek toepasbare zelfscan en generiek toepasbaar data-analyse protocol; Fase 6: Verspreiding van definitieve generiek toepasbare zelfscan en generiek toepasbaar data-analyse protocol onder leden van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
Food hubs in Noord-Nederland zien een mogelijkheid tot substantiële verbreding van hun dienstverlening door regionale voedselproducten niet alleen aan eindconsumenten te verkopen, maar ook aan grotere instellingen zoals zorgaanbieders. Van de laatste hebben de ziekenhuizen de intentie vastgelegd om maatschappelijk verantwoord in te kopen. De eerste stappen in de voedsellevering van de hubs aan de ziekenhuizen worden voorzichtig gezet, maar worden bemoeilijkt door inkoopvoorwaarden met betrekking tot leveringsgemak, hoeveelheden, kosten en leveringsgaranties. Bovendien zijn food hubs relatief kleine ondernemingen tegenover professionele inkopers van de ziekenhuizen. Er zijn echter ook goede kansen voor de food hubs door onderling samen te werken en door in te spelen op dieetwensen van patiënten. De centrale vraag van het onderzoeksproject van de Hanzehogeschool Groningen, waarin 9 food hubs en 2 ziekenhuizen deelnemen, is met welk businessmodel de food hubs aan de eisen en wensen van de ziekenhuizen kunnen voldoen. Het gaat dan om een businessmodel waarin de wijze van samenwerken tussen de food hubs, boeren en eventuele verwerkers, het productaanbod en prijs, alsook de wijze van communiceren met de ziekenhuizen geïntegreerd zijn. Er wordt gebruik gemaakt van design science. Op basis van de wensen, eisen en mogelijkheden van de food hubs en ziekenhuizen wordt eerst in co-creatie een voorlopig businessmodel ontwikkeld. Dit model wordt in een pilot in de praktijk gebracht en getest. De ervaringen van de pilot worden geanalyseerd en doorontwikkeld tot een definitief businessmodel en een handleiding om zover te komen. Het uiteindelijke businessmodel kan bijdragen tot een versteviging van de economische positie van de lokale food hubs en de aangesloten boeren, een duurzame voedselinkoop van de ziekenhuizen, en meer mogelijkheden om patiënten gezonde en aantrekkelijke diëten te bieden. De projectresultaten zullen wordt verbreed naar een businessplan voor de levering van lokaal voedsel aan (semi-)publieke en private organisaties, dat breder uitgerold kan worden.