In dit werkdocument is een aantal data bij elkaar gezet ter verder analyse van sociale uitsluiting op met name het economisch –structurele domein, waarbij onderscheid gemaakt wordt in materiele deprivatie en onvoldoende toegang tot social rights/(overheids)voorzieningen. Maar sociale uitsluiting heeft ook een sociaal culturele invalshoek met name dan onvoldoende. Met aparte samenvatting.
MULTIFILE
Onderzoek naar de betekenis van demografische trends voor de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
DOCUMENT
In deze monitor wordt op basis van onderzoek vooruit gekeken naar de gezelschapsdierensector anno 2030. We kunnen constateren dat de Covid-19 pandemie een enorm effect heeft gehad op het maatschappelijk leven en de economie, maar ook op de gezelschapsdierensector. Veel meer mensen dan gewoonlijk hebben het afgelopen jaar een huisdier aangeschaft. In deze uitgave artikelen rondom thema’s als: veranderingen in demografische gegevens en het aantal gezelschapsdieren, dierenwelzijn, wet- en regelgeving, de marketing en de technologie van de toekomst. Verder wordt er stilgestaan bij mens-dierrelaties en de veranderingen in de relatie tussen bedrijf en consument.
DOCUMENT
In deze monitor wordt op basis van onderzoek vooruit gekeken naar de gezelschapsdierensector anno 2030. We kunnen constateren dat de Covid-19 pandemie een enorm effect heeft gehad op het maatschappelijk leven en de economie, maar ook op de gezelschapsdierensector. Veel meer mensen dan gewoonlijk hebben het afgelopen jaar een huisdier aangeschaft. In deze uitgave artikelen rondom thema’s als: veranderingen in demografische gegevens en het aantal gezelschapsdieren, dierenwelzijn, wet- en regelgeving, de marketing en de technologie van de toekomst. Verder wordt er stilgestaan bij mens-dierrelaties en de veranderingen in de relatie tussen bedrijf en consument.
DOCUMENT
Precieze cijfers en feiten over gezelschapsdieren ontbreken in Nederland. Huidige gegevens over bijvoorbeeld het aantal huisdieren zijn vooral gebaseerd op schattingen. Het ontbreken van inzicht en bewijslast op basis van nauwkeurige en actuele feiten en cijfers kan negatieve gevolgen hebben voor onder andere zorgkwaliteit, voorlichting en toezicht op dierenwelzijn en diergezondheid.Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) heeft drie groene hogescholen de opdracht gegeven om te verkennen of het haalbaar is een landelijke structurele monitoring van feiten en cijfers over gezelschapsdieren op te zetten. En dat te vertalen naar aanbevelingen. De verkenning richtte zich op de diergroepen hond, kat en konijn. Er zijn interviews afgenomen bij overheid(sdiensten), NGO’s, brancheorganisaties, kennisinstellingen en één handelsplatform. Aanvullend is specifiek voor de hondensector in twee aan het project gerelateerde afstudeeronderzoeken informatie verkregen over dataverzameling en monitoring. Eén onderzoek richtte zich op de hele sector, de andere op dataverzameling binnen dierenasielen. Hiervoor zijn ook interviews afgenomen en deskstudies uitgevoerd. Deze informatie tezamen geeft inzicht in belangen en doelen van belanghebbenden, de meest relevante data, haalbaarheid, draagvlak en goede praktijken die als voorbeeld kunnen dienen voor een gezamenlijke monitor.Doelen en belangen met betrekking tot een monitoringssysteem lopen ver uiteen. Desondanks scharen alle geïnterviewde stakeholders zich achter een structurele en gezamenlijke monitoring. Het draagvlak is groot. Ze geven heel duidelijk aan dat integratie met ‘eigen systemen’ belangrijk is. Daarom wordt voor een nationale monitoring een ‘overkoepelend’ systeem aanbevolen dat de verschillende systemen verbindt. Veel stakeholders geven aan dat voor dit overkoepelende systeem de verplichte chipregistratie (hond, later kat) een wezenlijke rolspeelt. Ze suggereren om gegevens uit andere systemen aan een uniek chipnummer te koppelen. Dit betekent tegelijkertijd dat een totaalmonitor voor konijnen minder kansrijk is aangezien voor deze diergroep geen verplichte chipregistratie bestaat en ook niet in voorbereiding is.Technische en methodische haalbaarheid worden door de stakeholders niet als probleem gezien. Wel worden hierbij gebruiksgemak, tijdsextensief, veilige opslag van data, en overzichtelijke invoer en presentatie alsrandvoorwaarden benoemd. Dit geeft mogelijkheden voor real-time en continue monitoring. Aanbevolen wordt om in eerste instantie te starten met het monitoren van aantallen dieren en dierstromen als meest relevante feiten en cijfers. Welzijns- en gezondheidsdata zijn op termijn een belangrijke aanvulling. Privacywetgeving en kosten worden gezien als de grootste knelpunten met betrekking tot haalbaarheid. Anonimiteit en gelaagde toegang tot de data kunnen een oplossing bieden voor privacy issues. Respondenten benoemen kosten als noodzakelijk voor de gewenste kwaliteit in en volledigheid van data. Kosten kunnen wellicht worden verlicht aan de hand van subsidies.Vertrouwen, tenslotte, is hét sleutelwoord om tot een gezamenlijk monitoringssysteem in de gezelschapsdierensector te komen. Dit moet zorgvuldig worden opgebouwd. Daarom is het allereerst van belang om per stakeholder een nadere diagnose te doen welke data deze partij heeft die interessant is voor de monitor, en wat de bereidheid is om deze data te delen en onder welke condities. De volgende stap is om met welwillende partijen aan de slag te gaan en de kwaliteit en representativiteit van de data te beoordelen. En indien van toepassing, hoe een koppeling tussen commerciële en niet-commerciële partijen te maken is vanwege uiteenlopende belangen.
DOCUMENT
In de wereld om ons heen hebben we te maken met data en cijfers. Het vermogen om met getalsmatige informatie om te gaan, heet gecijferdheid. 1 op de 6 inwoners in Nederland heeft moeite met cijfers. De infographic geeft de uitdagingen weer van mensen die in het dagelijks leven moeite hebben met gecijferdheid en laat zien welke factoren een rol spelen bij gecijferdheid.
MULTIFILE
This study aimed to evaluate outcomes and support use in 12- to 25-year-old visitors of the @ease mental health walk-in centres, a Dutch initiative offering free counselling by trained and supervised peers.
MULTIFILE
Over eenzaamheid in verpleeghuizen is relatief weinig bekend. Het doel van deze studie is inzicht krijgen in de prevalentie van sociale, emotionele en existentiële eenzaamheid onder verpleeghuisbewoners en de samenhang tussen eenzaamheid en deelname aan activiteiten en het hebben van contacten. Data is verzameld onder verpleeghuisbewoners van zorgcentra en groepswoningen in de provincie Zeeland (N = 101; leeftijdsrange = 42 tot 103 jaar; mediaan = 83 jaar; 71% = vrouw). Sociale, emotionele en existentiële eenzaamheid zijn bevraagd, alsmede persoonsgegevens en deelname aan activiteiten en het hebben van contacten. Prevalentiecijfers van eenzaamheid zijn berekend. Regressieanalyses zijn uitgevoerd om de relatie tussen eenzaamheid en persoonsgegevens, deelname aan activiteiten en het hebben van contacten te onderzoeken. De meerderheid van de respondenten voelt zich emotioneel, sociaal en/of existentieel eenzaam. Een langere verblijfsduur in het verpleeghuis en deelname aan beweegactiviteiten hangen samen met een mindere mate van sociale eenzaamheid, maar niet met emotionele of existentiële eenzaamheid. Het aanbod aan activiteiten in het verpleeghuis is gericht op sociale eenzaamheid. Voor emotionele en existentiële eenzaamheid lijkt geen aanbod te bestaan, terwijl deze vormen van eenzaamheid vaak voorkomen in het verpleeghuis.
MULTIFILE
Begin 2020 heeft de gemeente Den Haag aan De Haagse Hogeschool (Lectoraat Urban Ageing) gevraagd om samen met Hulsebosch Advies en AFEdemy een integrale monitor te ontwikkelen en uit te voeren waarbij, door middel van kwalitatieve en kwantitatieve methoden, onderzoek wordt gedaan naar de stand van zaken van Den Haag als seniorvriendelijke stad en tevens te kijken naar huidige trends aangaande ouderen. Tevens vroeg de gemeente om de ontwikkeling van een meetinstrument dat in de toekomst eenvoudig bij herhaling kan worden ingezet voor onderzoek: de standaard Age Friendly Cities and Communities Questionnaire (AFCCQ) voor ouderen1. In een stadsenquête en in zogenaamde stadsateliers zijn ouderen gevraagd naar hun bevindingen. In totaal hebben 393 Haagse ouderen meegedaan aan de enquête en 50 aan de stadsateliers. De aan de ouderen gestelde vragen gingen over de volgende acht onderwerpen die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gezamenlijk de seniorvriendelijkheid van een stad bepalen: ●Huisvesting; ●Sociale participatie; ●Respect en sociale inclusie; ●Burgerschap en werkgelegenheid; ●Communicatie en informatie; ●Sociale en gezondheidsvoorzieningen; ●Buitenruimte en gebouwen; ●Transport; ● en aanvullend, een negende domein: Financiën. CC-BY NC ND https://www.dehaagsehogeschool.nl/onderzoek/lectoraten/details/urban-ageing#over-het-lectoraat
MULTIFILE
Het schooljaar 2011-2012 wordt gezien als de beginfase van de Haagse Aanpak Gezond Gewicht (HAGG) in de wijk Bouwlust/Vrederust. Tijdens deze fase is onderzoek verricht naar het bereik, adoptie en effect van de activiteiten van de HAGG. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van een activiteitenmonitor, interviews met kinderen, ouders en scholen en observatiegegevens van de consumptie van eten/drinken tijdens de ochtendpauze. In totaal zijn twaalf activiteiten georganiseerd gericht op het eten van fruit, het drinken van water of bewegen. De activiteiten hebben met name de doelgroep in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar kunnen bereiken. De mate van participatie van wijkpartners in de HAGG activiteiten verschilt per thema, waarbij de participatie voor het thema water het grootste was. Door het instellen van een fruit- of watermoment lijkt het mogelijk om gezond gedrag te stimuleren tijdens schooltijd. ABSTRACT The 2011-12 school year is seen as the initiation phase of "HAGG", the Dutch Healthy Weight community programme in the city of The Hague. During the initiation phase of the programme, data were collected on reach, adoption and effectiveness of the HAGG activities, using an activity database, interviews among children, parents, and schools and observational data on fruit and water consumption during school time. In total, twelve activities were organized. The activities were directed towards fruit consumption, water consumption or physical activity. The activities reached the target population in the age of 4-13 years, especially. At the community level the degree of participation of different community partners was the highest for the drinking water activities. Fruit and drinking water breaks are likely to increase fruit and water consumption during school time.
DOCUMENT