In dit hoofdstuk staan de rol en competenties van de kwaliteitsmanager centraal in de derde generatie kwaliteitsmanagement (3GKM). Waar de eerste generatie zich richt op instrumenten en technieken, richt de tweede generatie zich op technieken, methoden en principes. De derde generatie kwaliteitsmanagement zoekt de fit tussen organisatie en context. Om de vraag naar de rol van de kwaliteitsmanager in de derde generatie kwaliteitsmanagement te beantwoorden wordt hier eerst een omweg gemaakt langs vier kwaliteitsperspectieven waarvoor rollen en competenties in eerder onderzoek zijn geformuleerd (Kemenade, 2012a).
DOCUMENT
Het nieuwe accreditatiestelsel doorgelicht m.b.v. scholen in kwaliteitsmanagement, paradigma's en kwaliteitsmethode K2F.
DOCUMENT
Recentelijk is een discussie ontstaan over scholen in kwaliteitsmanagement, met nadruk op het verschijnsel van de reflectieve school. Van Kemenade en Hardjono pleiten voor vier scholen en van alle vier zou de kwaliteitsmanager de bijbehrende competenties oeten bezitten.
DOCUMENT
De PDCA- of Demingcyclus is het hart van de kwaliteitskunde en heeft haar nut bewezen. Het is echter geen panacee, datin alle culturen en op alle tijden even bruikbaar is. Met nanme in andere dan westerse culturen in tijden van snelle veranderingen voldoet Plan-Do-Check-Act niet.
DOCUMENT
De regio Parkstad Limburg heeft te maken met een complexe, meervoudige opgave in de vorm van achterstanden in de sociaal fysieke leefbaarheid, ruimtelijke- en sociaal-economische structuur. Vergelijken we Limburg met de rest van Nederland, dan zijn er grote verschillen zichtbaar. Zoomen we in op Parkstad Limburg, dan zijn armoede, ongezondheid, werkloosheid, leegstand en onveiligheid in diverse buurten en wijken aan de orde van de dag. Dit heeft negatieve invloed op de brede welvaart in de regio. De problematiek en de achterstand ten opzichte van het gemiddelde van Limburg en de rest van Nederland is groot en wordt overgedragen van generatie op generatie. Een duurzame ontworsteling uit de hele gemarginaliseerde positie lijkt zonder langdurige ondersteuning nagenoeg onmogelijk, mede door de intergenerationele mobiliteit van armoede, opleidingsniveau, gezondheid en werkloosheid.
DOCUMENT
Ervaringsdeskundigheid wordt in het werkveld van de (O)GGZ en het sociale domein steeds meer als een onmisbaar element beschouwd in de organisatie en uitvoering van goede zorg. Er is een groeiend palet aan opleidingen en cursussen voor ervaringsdeskundigen met een uiteenlopend lesaanbod op verschillende niveaus. Het belang van professionalisering van ervaringsdeskundigheid neemt daarbij navenant toe. In de GGZ en de verslavingszorg werken al langer opgeleide ervaringsdeskundigen. In armoede en sociale uitsluiting heeft die trend zich in Nederland pas recent ingezet. EDASU staat voor ErvaringsDeskundigheid in Armoede en Sociale Uitsluiting. Mensen die van generatie op generatie opgegroeid zijn in armoede worden hier opgeleid om als ervaringsdeskundigen de brug te slaan naar zowel mensen in armoede als naar hulpverleners.
DOCUMENT
Ik ben realist genoeg om te beseffen dat het individualisme en hedonisme, dat zich diep in onze samenlevingen heeft geworteld, niet zomaar uit onze cultuur zal verdwijnen. Toch moet er iets gebeuren. Er moet een veel grotere inspanning van de oudere generaties in het onderwijzen van de jonge generatie gevraagd worden. Maar andersom mag en moet van de jongere generatie ook een veel grotere inzet in hun eigen onderwijs gevraagd worden. Het feest is over! Van de leerling en student vragen we een grotere concentratie op school en universiteit, 40 uur per week studeren zou de werkelijkheid moeten zijn en van ouders vragen we grotere financiële offers evenals dat ze hun kinderen moeten helpen bij hun leerproblemen, hoe eerder des te beter. En uiteraard zullen we voor degenen die uit de lage sociaaleconomische milieus komen veel hogere beurzen beschikbaar stellen dan voor de kinderen uit de midden- of hogere klassen. Soms is ongelijke behandeling de beste en snelste weg naar gelijke kansen.
DOCUMENT
In dit artikel wordt vanuit een jeugdsociologisch perspectief onderzoek gedaan naar de concepten veerkracht en identiteitsontwikkeling, en hoe deze zich tot elkaar verhouden in het licht van het opgroeien in onze moderne, vloeibare samenleving. In de inleiding worden enkele kenmerken van de huidige samenleving geschetst, die maken dat de identiteitsontwikkeling van jongeren onder druk staat. Daarop volgt een conceptuele verkenning van de begrippen identiteit en veerkracht. Vervolgens leggen de auteurs uit wat een jeugdsociologisch perspectief op deze kwestie inhoudt en hoe zij de samenhang zien tussen veerkracht en identiteitsontwikkeling. Veerkracht lijkt een antwoord op de uitdagingen voor jongeren in de huidige tijd, maar zij kunnen hier niet alleen verantwoordelijk voor worden gesteld. De conclusie is dat individuele en sociale veerkracht cruciaal is voor de huidige generatie jongeren om in relatie met anderen en de wereld waarin zij opgroeien, een congruent zelfbeeld te kunnen ontwikkelen. Daarvoor hebben zij hulpbronnen nodig op individueel, sociaal en systemisch niveau. Het artikel eindigt met een jeugdsociologische werkdefinitie van veerkracht in relatie tot de identiteitsontwikkeling van jongeren.
DOCUMENT
Bespreking van onderzoek van Todor Stefanov in ‘Waar wij trots op zijn. De ontdekkingen van 2011’ van de Universiteit Leiden Faculteit der Wiskunde & Natuurwetenschappen. De Bulgaar Todor Stefanov onderzoekt methoden en middelen voor het ontwerpen en programmeren van multiprocessorsystemen die zijn geïntegreerd in een enkele chip. Dit om de verwerking van signalen en beelden in bijvoorbeeld smartphones te verbeteren. En dat moet snel, want ieder jaar komt er wel weer een nieuwe generatie op de markt.
DOCUMENT
Het nieuwe leren wordt gesitueerd in een context van ontwikkelingen in het denken over onderwijzen, opleiden en organiseren. Bi het nieuwe leren gaat het niet alleen om het leren van de leerlingen, maar ook om een paradigmaverschuiving in het denken over onderwijs; een rechtstreeks gevolg van paradigmaverschuiving in de wetenschap. Hierna wordt in vogelvlucht geïnventariseerd welke implicaties de theorieën over leren en ontwikkelen hebben voor het onderwijs en voor het ontwerpen van leerarrangementen. Daarna wordt de overstap gemaakt naar de complexe beroepspraktijk. Hoe kan deze het beste begrepen worden: door een reductie van die complexiteit en het zoeken naar algemeen geldende verklaringen achteraf of door een systeemdynamische analyse van die werkelijkheid en in dialoog met betrokkenen op zoek gaan naar werkzame principes en causal loops? In het vervolg worden twee tot nu toe in de literatuur over het nieuwe leren nog weinig aan bod gekomen aspecten geïntroduceerd. Hoe organiseren we het leren en hoe werkt dat bij een nieuwe generatie leerlingen? Dan wordt geprobeerd de slag te maken van de principes van het nieuwe leren naar het ontwerpen van leerarrangementen waarin dat nieuwe leren mogelijk wordt. Er wordt een voorlopig denkraam gepresenteerd, dat in de projecten binnen dit lectoraat een heuristische functie kan vervullen bij het verder zoeken naar ontwerpparameters. Tenslotte wordt het werkprogramma van het lectoraat en de kenniskring globaal geschetst.
DOCUMENT