Deze app biedt leraren en coaches in het po, vo en mbo een handvat bij de ontwikkeling van hun bekwaamheid als leraar.Het beschrijft bekwaamheden van leraren op verschillende niveau's als handvat voor reflectie en biedt een aantal reeflectieve vragen als startpunt voor een professionele dialoog tussen (startende) leraar en coach of binnen lerarenteams.De app komt voort uit het project Junior Leraar en is uitgebreid met een mbo variant.
MULTIFILE
Onder meer vanwege het nijpende lerarentekort is het van belang om startende leraren een ‘zachte landing’ te geven. In het begin ervaren zij werken in het onderwijs namelijk als heftig, intensief en soms zelfs slopend. Schoolleiders hebben dan ook de taak te zorgen voor effectieve ondersteuning en goede begeleidingsprogramma’s, zodat starters niet vroegtijdig het vak verlaten. In de afgelopen jaren is veel onderzoek gedaan naar de behoeften van startende leraren en de manier waarop ze het beste ondersteund kunnen worden. In dit boek zijn al deze inzichten bij elkaar gebracht en vertaald naar concrete handvatten voor de inrichting van die begeleidingsprogramma’s. Daarbij staan twee perspectieven centraal: dat van de leerling en dat van de leraar, die zich in zijn vak voortdurend ontwikkelt. Doel is niet alleen uitval van starters voorkomen, maar vooral hen ondersteunen in hun professionele ontwikkeling, ten behoeve van leerlingen. De inzichten in en inspiratie voor dit boek zijn voor een belangrijk deel afkomstig uit de activiteiten en netwerken rond het project Junior Leraar, een project van de Hogeschool van Amsterdam en scholen voor primair en voortgezet onderwijs in de regio Amsterdam.
Leraren maken in de eerste jaren van hun loopbaan een ontwikkeling door van leraar-in-opleiding via startende leraar naar ervaren leraar. Velen vinden de start zwaar. Dat heeft alles te maken met de complexiteit van het leraarsberoep. Leraren moeten onderwijs kunnen ontwerpen, dat vervolgens uitvoeren met aandacht voor een veilige én krachtige leeromgeving, inspelen op de behoeften van verschillende leerlingen, hun individuele voortgang bijhouden en op grond daarvan vervolgstappen plannen.En dat moeten ze veelal in hun eentje doen: ze staan zelfstandig voor een groep. Waar in de meeste beroepen starters een beperkte verantwoordelijkheid krijgen of samen met een ervaren collega kunnen optrekken, moeten startende leraren vanaf dag één hetzelfde kunnen als een leraar die al vijfentwintig jaar ervaring heeft. Het is zwemmen of verzuipen.In dit hoofdstuk sta ik stil bij de wijze waarop startende leraren zich ontwikkelen van startbekwaam tot bekwaam leraar en hoe ze daarbij ondersteund kunnen worden. Die ontwikkeling sluit aan bij een dynamischer beroepsbeeld waarbij afgestudeerden van lerarenopleidingen niet ‘klaar’ zijn, maar starten met een nieuwe fase (inductiefase) en daarmee hun ontwikkeling die tijdens de opleiding in gang is gezet, nu verder in het beroep voortzetten.
De nieuwe jeugdwet (2014) en de wet op passend onderwijs (2012) hebben als doel kinderen zoveel mogelijk in hun eigen leeromgeving laten opgroeien, waarbij het onderwijs en de jeugdhulp rondom het kind en het gezin worden georganiseerd (Coalitie passend onderwijs - jeugdhulp - zorg, 2018). Als gevolg hiervan wordt van professionals in het domein ‘kind en educatie’ (onderwijs, kinderopvang, sociaal werk, jeugdzorg, buurtwerk, sociaal werk en gemeente) steeds meer verwacht dat ze samenwerken met professionals uit verschillende sectoren om de zorg rondom het kind zo optimaal mogelijk te organiseren (interprofessioneel samenwerken). Van lerarenopleiders wordt verwacht dat zij studenten voorbereiden op het interprofessioneel samenwerken in de praktijk. Hiervoor is goed inzicht in deze complexe beroepstaak essentieel. In recente literatuur wordt de noodzaak van interprofessioneel samenwerken steeds benadrukt (Peeters, 2018; Slot & Leseman, 2019), echter een eenduidig beeld van wat goed interprofessioneel samenwerken inhoudt ontbreekt nog, evenals de complexiteitsfactoren die een rol spelen in het werkveld. In het postdoconderzoek wordt door cognitieve taakanalyse (CTA) inzichtelijk gemaakt welke kennis, vaardigheden en attitudes onderwijsprofessionals nodig hebben voor interprofessionele samenwerking. Door middel van interviews, observaties en expertmeetings met onderwijsprofessionals in tien goede praktijkvoorbeelden, wordt een vaardighedenhiërarchie ontwikkeld: een overzicht van alle vaardigheden en hun onderlinge relaties. Daarnaast worden complexiteitsfactoren in kaart gebracht. Deze inzichten worden gebruikt om onderwijsmodules te ontwikkelen voor opleidingen binnen KPZ. Uitgangspunt is het vier-componenten instructiemodel dat uitgaat van een hele-taak-benadering (Van Merriënboer & Kirschner, 2018). Dit model is uitermate geschikt voor het aanleren van complexe beroepstaken waarbij kennis, vaardigheden en attitudes geïntegreerd zijn. Studenten leren in authentieke leertaken (ontleend uit de CTA) oplopend in complexiteit interprofessioneel samen te werken. Naast het ondersteunen van studenten, draagt dit onderzoek bij aan professionalisering van lerarenopleiders en geeft het inzicht aan het werkveld in de volle breedte van interprofessioneel samenwerken.