Samenwerken, verbanden leggen en verdiepen in de gezondheid en welzijn van mens en dier. Dat is waar Dr. Josephine Woltman Elpers mee bezig is in haar werk en vrije tijd. Woltman Elpers werkt als lector 'Smart Animal Welfare Management' bij hogeschool Van Hall Larenstein in Leeuwarden waar ze aan diverse projecten werkt om dierenwelzijn te verbeteren.
MULTIFILE
De voorliggende zelfevaluatie van het lectoraat Welzijn van Dieren (2007-2012) dient als input voor het beoordelen van de onderzoekskwaliteit van het lectoraat door een externe, onafhankelijke visitatiecommissie. Om de kwaliteit van het onderzoek van het lectoraat Welzijn van Dieren inzichtelijk te maken is de input (mensen, middelen, portfolio, samenwerking, netwerken en processen) afgezet tegen de output (kennisontsluiting, kennisontwikkeling en belangrijkste opbrengsten). Vervolgens zijn de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen in kaart gebracht en geëvalueerd in het licht van de gewenste strategische ontwikkeling van het lectoraat.
MULTIFILE
Van veel dierlijke producten, of producten die ingrediënten van dierlijke oorsprong bevatten die in Nederland worden geïmporteerd, is onduidelijk waar ze vandaan komen, hoe ze zijn geproduceerd en om welke hoeveelheden het gaat. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) wil hier graag meer inzicht in krijgen. EZ heeft daarom het lectoraat Welzijn van Dieren van Van Hall Larenstein, University of Applied Sciences, gevraagd informatie te verzamelen over een beperkt aantal importproducten, te weten zijde, kikkerbillen, haaienvinnen, kwasten van varkenshaar, slakkenslijm in cosmetica en escargots.
MULTIFILE
Uit gesprekken met bedrijven binnen de pluimveesector en maatschappelijke organisaties blijkt dat bij de ontwikkeling van pluimveeproducten de focus ligt op duurzaamheid en circulariteit. Bedrijven zijn hierbij specifiek bezig met het vervangen van uit Zuid-Amerika afkomstige soja door duurzame eiwitstromen, omdat de stellige verwachting is dat de sojaprijs gaat stijgen en dat milieubelasting van pluimveeproducten belangrijker gaat worden dan dierenwelzijn. Bovendien kunnen zonder geïmporteerde soja betere garanties worden afgegeven voor GMO-vrije veevoeders. De geconsulteerde bedrijven en organisaties geven aan dat praktijkproeven op het gebied van eiwit uit reststromen en insecten nodig zijn om stappen te zetten wat betreft het inzetten op toekomstbestendig pluimveevoer. Uit een literatuuronderzoek concludeert het consortium dat een aantal alternatieve eiwitbronnen voor diervoer interessant zijn maar nog niet altijd ver genoeg ontwikkeld zijn voor praktische toepasbaarheid op korte termijn. Uit een overzicht van CLM blijkt dat milieutechnisch én economisch vooral de peulvruchten (lupinen, erwten en veldbonen) en eiwitrijke restproducten van verscheidene teelten (o.a. aardappel- en wortelteelt) in aanmerking komen om geïmporteerde sojaschroot te vervangen. Echter, deze eiwitbronnen kunnen hoogwaardiger worden ingezet als voedingsmiddelen voor humane consumptie. Daartegenover staan de verwachte ontwikkelingen wat betreft legalisering van insecten in veevoer. Tenslotte is ook eendenkroosraffinage ver genoeg ontwikkeld om toe te gaan passen in pluimveevoer. Het praktijkgestuurd onderzoek wordt uitgevoerd door de Aeres Hogeschool in samenwerking met MKB-bedrijven die op dat onderwerp actief zijn en belang hebben bij kennisontwikkeling. Het onderzoek wordt ondersteund door expertisecentra. De belangrijkste doelstelling van het onderzoek is dat bestaande kennis wordt toegepast en nieuwe kennis wordt ontwikkeld om de nieuwe voeders te kunnen gebruiken in de primaire pluimveehouderij. Belangrijk hierbij is de praktijkproef waarin pluimveevoeders geproduceerd worden op basis van reststromen en/of insecten en gevoerd worden aan pluimvee. De effecten van deze nieuwe voeders zullen in een praktijkopstelling bepaald worden.
Een goede opfok waarin kalveren op een melkveebedrijf of kalverbedrijf gezond opgroeien en ontwikkelen, draagt positief bij aan dierenwelzijn, levensduur, bedrijfsresultaten, arbeidsvreugde en maatschappelijke waardering. Het is een sterke ambitie van de Nederlandse zuivelsector om de zorg voor kalveren continu te verbeteren en kalversterfte zo veel mogelijk te voorkomen. Er is al veel onderzoek gedaan naar welke factoren een rol spelen bij een goede opfok van kalveren. Echter, het ontbreekt nog aan praktijkkennis over de invloed van de koe tijdens de dracht en het afkalven op de gezondheid en het welzijn van het kalf tijdens de geboorte en de daaropvolgende opfokperiode. In dit project richt een consortium, bestaande uit melkveehouders, kalverhouder, voerleveranciers, dierenartsen, stalinrichter, adviseurs, onderwijs en (inter)nationale kennisinstellingen, zich op ontwikkeling en verspreiding van deze kennis. In een praktijkonderzoek worden mogelijk bruikbare koe- en kalf kenmerken onderzocht wat betreft hun relatie met kalvergezondheid en -welzijn en getoetst op praktische bruikbaarheid. Deze indicatoren worden afgeleid uit analyses van koedata, kalfdata, klinische waarnemingen, bloedonderzoek en biestonderzoek. Aan de hand van de uitkomsten wordt bepaald welke koe- en kalf kenmerken praktische handvatten bieden voor het handelen voor veehouders om de zorg voor het jonge dier te optimaliseren. Dierenartsen en jongveespecialisten kunnen op dit gebied een begeleidende en/of adviserende rol spelen. Naast publicatie in wetenschappelijke tijdschriften, wordt de verkregen praktijkkennis en ontwikkeld handelingsperspectief vooral doorgegeven aan de huidige en toekomstige veehouders, dierenartsen en jongveespecialisten middels Nederlandstalige artikelen in vakbladen, workshops, webinars, een symposium, onderwijsmateriaal en het netwerk van het consortium dat direct in contact staat met de eindgebruikers.
Het bestaansrecht van alle diersectoren wordt meer dan ooit bepaald door de wijze waarop wij met dieren omgaan. De hernieuwde Wet Dieren (juli 2024), de impasse in het Convenant Dierwaardige Veehouderij, de zienswijzen van Raad voor Dierenaangelegenheden en de maatschappelijke polarisatie rondom het houden van dieren, de inzet voor sport en recreatie of de interactie met wilde dieren, zijn hierin duidelijke signalen. De consequenties en uitdagingen voor de praktijk zijn groot, divers en urgent. Om de lectoren in diergerichte sectoren op het hbo te verenigen, hun expertise te verrijken en hun slagvaardigheid te vergroten willen lectoren van zes hogescholen een lectorenplatform inrichten op Dierwaardigheid in Praktijk (DiP). Het lectorenplatform DiP zoekt hierin samenwerking tussen hogescholen, universiteiten en kennisinstituten op het gebied van dierenwelzijn, smart farming en communicatie. Input en advies wordt geleverd vanuit het werkveld in de vorm van een partnerraad. Het lectorenplatform DiP streeft drie hoofdoelen na, namelijk 1) het opstellen van een onderzoeks- en uitvoeringsagenda, 2) het proactief en toonaangevend zijn in valoriserend praktijkgericht onderzoek gerelateerd aan dierwaardigheid en 3) het zichtbaar maken en valoriseren van resultaten van het praktijkgerichte onderzoek, gerelateerd aan dierwaardigheid. Bovenstaande doelen worden gerealiseerd door per jaar 1) drie platformbijeenkomsten te houden met aangesloten lectoren en kennisinstellingen, 2) twee bijeenkomsten te organiseren met alle betrokken partijen bij lectorenplatform, inclusief de partenraad, en 3) twee doelgroepgerichte kennisdagen te organiseren en één workshop onderzoeks-onderwijs-interactie om curriculumherziening op het thema te stimuleren. Een kernteam bespreekt maandelijks met de aanvragende lectoren de voortgang en monitort de op te leveren resultaten. Om externe zichtbaarheid te creëren wordt er een communicatieplan uitgerold en een online thematisch kennisplatform gelanceerd. Dit draagt bij aan het succes van het lectorenplatform DiP waarbij het streven is om na afloop van de subsidieperiode de activiteiten van consortium zelfstandig voort te zetten.
Lectorate, part of HAS green academy