Deze openbare les is uitgesproken door dr. Ellen Gerrits ter gelegenheid van haar installatie als lector Logopedie aan Hogeschool Utrecht. Dit lectoraat is ontstaan vanuit een samenwerking tussen de Faculteit Gezondheidszorg van Hogeschool Utrecht, de opleiding Logopediewetenschap van de Universiteit Utrecht en de Koninklijke Auris Groep, een instelling voor begeleiding, zorg en onderwijs voor kinderen met een communicatieve en/of auditieve beperking. Het lectoraat Logopedie heeft als missie om de transparantie van de logopedische zorg te vergroten en kennis te ontwikkelen en te verspreiden over de effectiviteit van logopedische interventie. Hierbij ligt de focus op preventie en care bij kindertaalstoornissen. Het lectoraat wil dit bereiken met praktijkgericht, toegepast onderzoek. Het lectoraat is uniek in Nederland omdat het zich specifiek richt op het vakgebied Logopedie. Het heeft daarom ook als missie om in brede zin bij te dragen aan de onderbouwing en profilering van het beroep logopedie, en aan de professionalisering en academisering van de logopedist.
ACHTERGRONDMDMA (ecstasy) is een relatief veilige drug en induceert weinig afhankelijkheid, maar staat desondanks samen met andere harddrugs op lijst I van de Nederlandse Opiumwet. Bezorgdheid over de aan MDMA gerelateerde criminaliteit, het aantal gezondheidsincidenten en de mogelijk onterechte plaatsing van MDMA op lijst I hebben geleid tot een voortdurend debat over het huidige Nederlandse ecstasybeleid.DOELOntwikkeling van een rationeel MDMA-beleid waarbij men rekening houdt met alle aspecten gerelateerd aan de productie, verkoop en gebruik van MDMA.METHODEEen interdisciplinaire groep van 18 experts formuleerde een wetenschappelijk onderbouwd MDMA-beleid door de verwachte effecten van 95 beleidsopties op 25 uitkomsten te beoordelen, waaronder gezondheid, criminaliteit, rechtshandhaving en financiën. Het optimale beleidsmodel werd gevormd door een combinatie van 22 beleidsopties met de hoogste totaalscore op alle 25 uitkomsten. RESULTAAT Het optimale beleidsmodel bestond uit een vorm van gereguleerde productie en verkoop van MDMA, beter kwaliteitsbeheer van ecstasypillen en intensievere bestrijding van de MDMA-gerelateerde georganiseerde criminaliteit. Een dergelijk beleid zou leiden tot een kleine toename in de prevalentie van ecstasygebruik, maar met minder gezondheidsschade, minder MDMA-gerelateerde misdaad en minder milieuschade. Om de praktische uitvoerbaarheid en de politieke haalbaarheid te vergroten werd het optimale model enigszins aangepast.CONCLUSIEHet ontwikkelde optimale model biedt een politiek en maatschappelijk haalbare set van beleidsinstrumentopties, waarmee men plaatsing van MDMA op lijst I kan herzien, wat de schade van MDMA voor gebruikers en de samenleving kan verminderen. Voor de psychiatrie betekent het bevordering van therapeutisch onderzoek en minder hinder door nodeloze stigmatisering bij de behandeling van patiënten.--English:SUMMARYThe development of a rational national MDMA policy and itsrelevance for psychiatry.J.G.C. van Amsterdam, T. Nabben, G.-J. Peters, F. van Bakkum, J. Noijen, W. van den BrinkBackground MDMA (ecstasy) is a relatively safe drug and induces little dependence, but is nevertheless scheduled as a hard drug (Dutch Opium Act, List 1). Concerns about MDMA-related crime, health incidents and possible inappropriate listing of MDMA on List I have led to an ongoing debate about current Dutch ecstasy policy.Aim To develop a rational MDMA policy that takes into account all aspects related to production, sale and use ofMDMA.Method An interdisciplinary group of 18 experts formulates a science-based MDMA policy by assessing the expected effects of 95 policy options on 25 outcomes, including health, crime, law enforcement and finance. The optimal policy model consists of the combination of the 22 policy options with the highest total score on all 25 outcomes.Results The optimal policy model consisted of a form of regulated production and sale of MDMA, better qualitymanagement of ecstasy tablets and more intensive fight against MDMA-related organized crime. Such a policywould lead to a small increase in the prevalence of ecstasy use, but with less health damage, less MDMA-related crime, and less environmental damage. To increase practicality and political feasibility, the optimal model was slightly modified.Conclusion The developed optimal model offers a politically and socially feasible set of policy instrument options, with which the placement of MDMA on List I can be revised, thereby reducing the damage of MDMA to users and society. For psychiatry, it means promoting therapeutic research and less nuisance from unnecessary stigmatization in the treatment of patients.
MULTIFILE
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn de ambities beschreven hoe de zorg in de toekomst goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. Om aan deze ambities te voldoen, wordt ingezet op passende zorg, beschreven in het Kader Passende Zorg. Met de huidige veranderingen in de maatschappij en de zorg is het van belang dat mensen zo goed mogelijk functioneren en langer thuis kunnen blijven wonen.Ergotherapie is persoonsgericht en draagt bij aan het mogelijk maken van de dagelijkse activiteiten van mensen in de eigen omgeving. Ergotherapie is gericht op participatie, gezondheid en welbevinden van mensen die een beperking ervaren. Het doel van ergotherapie is dat mensen de voor hen belangrijke activiteiten in en met hun omgeving (weer) kunnen uitvoeren en hier tevreden over zijn. Ergotherapie doet dit door functies, vaardigheden en strategieën te evalueren en deze in de dagelijkse activiteiten effectief in te zetten. Dit kan gerealiseerd worden door training, het aanleren van een andere manier van handelen, het inzetten van een hulpmiddel of door de activiteit of de omgeving aan te passen. Ook door advies, coaching of educatie gericht op het optimaliseren van de (eigen) mogelijkheden en die van hun naasten worden betekenisvolle, dagelijkse activiteiten weer mogelijk, en kunnen mensen (langer) thuis functioneren. Ergotherapeuten kunnen ook een rol vervullen bij het ondersteunen en versterken van dagelijkse activiteiten van groepen mensen met als doel bijdragen aan de sociale participatie van groepen mensen in de maatschappij (gemeenschapsgericht werken). Wetenschappelijk onderzoek blijft belangrijk voor de kwaliteitsborging, onderbouwing en innovatie van ergotherapeutische interventies, passend bij veranderingen in de samenleving, het onderwijs en de gezondheidszorg.De Kennisagenda Ergotherapie biedt een overzicht van de belangrijkste thema’s met onderzoeksvragen en kennisvragen die de beroepsgroep de komende jaren centraal stelt. Het vormt de grondslag voor (ergotherapie-) onderzoekers, financiers en voor ergotherapie relevante organisaties. De kennisagenda presenteert onderzoeksvragen en een tabel met prioritering van doelgroepen en onderwerpen. De prioritering is gebaseerd op de combinatie van maatschappelijke relevantie (politieke, maatschappelijke en demografische ontwikkelingen en de input van stakeholders) én wetenschappelijke relevantie (literatuuronderzoek naar de (kosten)effectiviteit van ergotherapeutische interventies). De stakeholders waren vertegenwoordigers van onder andere de beroepsvereniging, verwijzers, andere zorgverleners, patiënten- en mantelzorg- verenigingen, zorgverzekeraars, onderwijs en onderzoek.
Resultaten van fysiotherapie worden mede bepaald door verwachtingen die patiënten hebben. Positieve verwachtingen kunnen een gunstige invloed op het behandelresultaat hebben (placebo-effecten) en negatieve verwachtingen een ongunstige invloed (nocebo-effecten). De informatie die de fysiotherapeut geeft en de wijze van communiceren beïnvloedt de verwachtingen van de patiënt en dit kan zodoende placebo- en nocebo-effecten triggeren. Hoewel veel fysiotherapeuten de impact van deze mechanismen herkennen, weet men niet goed hoe hiermee in de praktijk om te gaan. Samen met zes in rugpijn gespecialiseerde fysiotherapiepraktijken en veertien andere fysiotherapiepraktijken wordt de rol van placebo- en nocebo-effecten in de behandeling van lage rugpijn onderzocht. Momenteel wordt in het kader van het stimuleringsfonds van het HAN zwaartepunt Health de invloed van communicatie en taalgebruik op de mate van angst en pijnklachten bij patiënten na afloop van een fysiotherapeutisch consult onderzocht. Op basis hiervan wordt een innovatieve communicatietraining ontwikkeld. De ontwikkelde communicatietraining fungeert als basis en vertrekpunt voor het project. Het project beoogt richtlijnen te ontwikkelen voor placebo-bevorderende en nocebo-vermijdende communicatie door de fysiotherapeut bij de behandeling van lage rugpijn. Deze worden geïntegreerd in de communicatietraining en geëvalueerd in een experimenteel onderzoek. Uitkomstmaten hierbij zijn de mate van angst na afloop van het eerste consult, de verwachtingen van de patiënt over de uitkomst van de behandeling, en de kwaliteit van de geobserveerde communicatie. Daarnaast worden de kwaliteit van de behandelrelatie (‘therapeutic alliance’), de door de patiënt ervaren pijn en het zelf gerapporteerde functioneren gemeten na afloop van de fysiotherapiebehandeling. Bij het onderzoek zijn naast de fysiotherapiepraktijken experts van de Radboud Universiteit (Centre for Language Studies), Universiteit Leiden, het Radboudumc, het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie en Saxion Hogeschool betrokken. De verkregen kennis over de placebo-bevorderende en nocebo-vermijdende communicatie wordt verspreid en geïmplementeerd in het onderwijs en het werkveld via de aangesloten kanalen.
Resultaten van fysiotherapie worden mede bepaald door verwachtingen die patiënten hebben. Positieve verwachtingen kunnen een gunstige invloed op het behandelresultaat hebben (placebo-effecten) en negatieve verwachtingen een ongunstige invloed (nocebo-effecten). De informatie die de fysiotherapeut geeft en de wijze van communiceren beïnvloedt de verwachtingen van de patiënt en dit kan zodoende placebo- en nocebo-effecten triggeren. Hoewel veel fysiotherapeuten de impact van deze mechanismen herkennen, weet men niet goed hoe hiermee in de praktijk om te gaan. Samen met zes in rugpijn gespecialiseerde fysiotherapiepraktijken en veertien andere fysiotherapiepraktijken wordt de rol van placebo- en nocebo-effecten in de behandeling van lage rugpijn onderzocht. De ontwikkelde communicatietraining fungeert als basis voor het RAAK-mkb 'Let op je woorden' project. Het project beoogt richtlijnen te ontwikkelen voor placebo-bevorderende en nocebo-vermijdende communicatie door de fysiotherapeut bij de behandeling van lage rugpijn. Deze worden geïntegreerd in de communicatietraining en geëvalueerd in een experimenteel onderzoek. Uitkomstmaten hierbij zijn de mate van angst na afloop van het eerste consult, de verwachtingen van de patiënt over de uitkomst van de behandeling, en de kwaliteit van de geobserveerde communicatie. Daarnaast worden de kwaliteit van de behandelrelatie (‘therapeutic alliance’), de door de patiënt ervaren pijn en het zelf gerapporteerde functioneren gemeten na afloop van de fysiotherapiebehandeling. Door de coronacrisis is er vertraging ontstaan in de data-verzameling. Fysiotherapiepraktijken zijn tijdens de eerste 'lock down' dicht geweest en moesten daarna een inhaalslag maken. Velen van hen verrichten nu COVID-herstelzorg. Een en ander had tot gevolg dat er minder bereidheid was om mee te doen aan het RAAK-mkb 'Let op je woorden project'. Met de aangevraagde RAAK-impuls subsidie wordt beoogd een extra impuls te geven aan de data verzameling van dit project.