In dit onderzoeksrapport staat de wijk de Drielanden te Groningen Centraal. Aan de noordoostzijde van de stad Groningen is de wijk gelegen. De wijk drielanden bestaat sinds 1995, in die tijd was het een vooruitstrevende wijk op het gebied van duurzaamheid. Tegenwoordig worden veel nieuwe duurzame wijken gebouwd, maar er is een terugloop geconstateerd in de koop van woningen in duurzame wijken. Met behulp van dit onderzoek wordt duidelijk hoe er in de toekomst op koop- en verkoopmotieven ingespeeld kan worden. Er gaat onderzocht worden wat de motieven zijn voor de koop van een duurzame woning, het gaat hier om bewuste, onbewuste en psychologische motieven. Dit leidt tot de volgende probleemstelling: Welke kenmerken van de bewoners uit de Drielanden hangen samen met de koopmotieven? Het vraagtype van de probleemstelling is definiëren. Het onderzoek is uitgevoerd met een enquête, dit is het meetinstrument. Het totale domein van dit onderzoek bedraagt 390 huishoudens verdeeld over de drie straten in de wijk Drielanden; Waterland met 166 huishoudens, Zonland met 142 huishoudens en Mooiland met 82 huishoudens. Het onderzoek is uitgevoerd om de verkoop- en koopmotieven in de duurzame wijk te onderzoeken, dit zijn de onderzoekseenheden van het onderzoek. De methode die gebruikt is voor het onderzoek is een combinatie van de kwantitatieve (desk research) en de kwalitatieve strategie (enquête).De doelstelling van het onderzoek is weten welke motieven kopers van 'duurzame woningen' hebben om een dergelijke woning te kopen, zodat de neergang in de verkoop en verhuur van duurzame woningen kan worden tegengegaan. De hoofdresultaten uit het onderzoek hebben betrekking op de leefstijlen, toepassing van duurzaamheid en de koop- en huurmotieven van de bewoners van de Drielanden. Er zijn vier leefstijlen te onderscheiden. Eén leefstijl is minder vertegenwoordigd, namelijk vitaliteit. Deze beslaat de bevolkingsgroep die ego georiënteerd en extravert is. De toepassing van duurzaamheid is gemiddeld matig tot licht voldoende. Voor een duurzame wijk is dit zeer beneden de maat. In verhouding tot de motieven is dit te verklaren aangezien ongeveer 1 op de 10 bewoners voor duurzaamheid heeft gekozen. De overige bewoners hebben andere redenen als ligging en een ruimere woning. Dit zijn direct de twee meest voorkomende motieven. Er zal ongetwijfeld samenhang zijn tussen duurzaamheid en een ruim opgezette wijk. Het ruimer wonen kan dus in verband staan met het motief duurzaam wonen. Dit zal een juist onderwerp zijn voor een eventueel vervolgonderzoek. Studentenonderzoek in het kader van het thema Duurzaam bouwen
DOCUMENT
Wilde de Tweede Kamer vorige maand nog een onderzoek naar de Ladder voor duurzame verstedelijking, inmiddels pleit een meerderheid voor het opschorten van deze regeling voor de duur van vijf jaar. Minister Mona Keijzer van VRO zag de motie van VVD en BBB met open armen tegemoet. Maar, is het verstandig om per motie zaken af te schaffen die integraal onderdeel zijn van de Ruimtelijke Ordening?
LINK
Het lectoraat CESRT onderzocht in opdracht van de gemeente Landgraaf de politieke, fysieke, sociale, culturele, economische en ecologische kwaliteit in de wijken Schaesberg, Ubach over Worms en Nieuwenhagen en deed op grond daarvan aanbevelingen ten behoeve van ontwikkelingsplannen voor de wijken.
DOCUMENT
In dit artikel worden vier onderzoeken samengebracht die in opdracht van het Kenniscentrum NoorderRuimte en de opleiding Vastgoed &Makelaardij van de Hanzehogeschool zijn uitgevoerd. Elk onderzoek is gericht op het keuzegedrag en de bevindingen van de ondervraagde bewoners van een duurzame wijk in Nederland. De bewoners, hun motieven en hun ervaringen zijn in vier wijken met duurzaamheid als insteek onderzocht, namelijk Morrapark in Drachten, Drielanden in Groningen, de Kersentuin in Utrecht en de Meanderhof in Zwolle. Alle bewoners van de vier geselecteerde wijken hebben een schriftelijkeenquete ontvangen.De resultaten laten zien dat de ene duurzame wijk de andere niet is en dat dit te herleiden is naar verschillen in wat bewoners belangrijk vinden en hoe de wijk daar in hun ogen bij aansluit. Dit mondt uit in twee verschillende bewonersconcepties ten aanzien van de wijk, namelijk een technisch-duurzame of een meer sociaal-duurzame wijk. Bij de conceptie van de technisch-duurzame wijk richt de waardering van de geinteresseerde bewoners (volggroep) zich primair op fysieke kenmerken en ecologische prestaties. Bij de sociaal-duurzame wijk is de conceptie het delen van een gezamenlijke manier van leven vanuit gezamenlijke doelstellingen, namelijk bewust omgaan met elkaar en met het ecosysteem.
DOCUMENT
De gemeente Deventer is bezig met de voorbereiding van de besluitvorming over de energieambities van de wijk Steenbrugge. Ten behoeve van de besluitvorming wil het college van B&W graag inzicht in de kosten en baten van verschillende varianten, en in zicht in de ambities die elders in Nederland worden gerealiseerd op het gebied van energiezuinig bouwen. Er zijn diverse woonwijken in Nederland gerealiseerd of in voorbereiding die (vrijwel) energieneutraal ontwikkeld worden: er is geen netto input van fossiele brandstoffen, door een combinatie van energiebesparing in de woningen, duurzame collectieve systemen voor warmte en / of koeling en duurzame opwekking van elektriciteit in of nabij de wijk. Aansprekende voorbeelden zijn onder meer Etten Leur, Breda, Heerhugowaard, Leeuwarden en Apeldoorn. De ‘EPL Monitor 2006’ van SenterNovem zet de belangrijkste wijken op een rijtje, maar daarnaast zijn er inmiddels meer wijken die een zeer hoge energieambitie hebben vastgelegd in Bestemmingsplan en / of Programma van Eisen, of in convenanten en afspraken op hoofdlijnen. Naast de grote woonwijken zijn op diverse plaatsen woningen gerealiseerd die op zichzelf vrijwel of geheel energieneutraal zijn. Gerealiseerde voorbeelden zijn onder meer beschreven in de ‘Quick Scan zeer energiezuinige woningen’ in opdracht van PEGO. Recentelijk zijn enkele tientallen zeer energiezuinige projecten in gang gezet met ondersteuning van de UKRregeling (Unieke Kansen Regeling) van Senternovem.
MULTIFILE
Dit onderzoek schetst het dagelijks werk van de nieuwe functie 'community builder' bij de gemeente Den Haag. Daarbij brengen we hun werkterrein en aanpak in beeld. Daarnaast belichten we de positie van de community builders binnen de dynamiek van de wijk en van de gemeentelijke organisatie. Tot slot formuleren we aanbevelingen om de conceptuele, institutionele en professionele positie van de community builders te versterken.
DOCUMENT
We zijn allemaal - meer of minder - bezig met verduurzaming. Elk op onze eigen manier. Maar: samen weten we veel meer dan alleen. De slimste aanpak is om als ondernemers, private en publieke partijen samen op te trekken. Dat was de centrale boodschap van het seminar Verduurzaming bedrijventerreinen dat Fontys op maandag 8 mei samen met VNO-NCW, PVB Nederland en provincie Utrecht organiseerde.
DOCUMENT
Dit is een evaluatieonderzoek naar de Pilot ”Jeugd- en gezinswerker naast de huisarts in Zwolle.” De gemeente Zwolle heeft als transformatiethema “Samenhang in de toegang (tot de jeugdhulp),” waarin gewerkt wordt aan het versterken van de samenwerking tussen sociale wijkteams, huisartsen, jeugdgezondheidszorg en onderwijs rondom de toegang tot specialistische jeugdhulp. De bedoeling hiervan is dat kinderen en ouders een sneller en beter passend antwoord krijgen op hun ondersteuningsvraag. Onderdeel hiervan is de pilot ‘jeugd- en gezinswerker naast de huisarts’: in een aantal huisartsenpraktijken zijn jeugd- en gezinswerkers uit de sociale wijkteams gepositioneerd ten behoeve van een betere samenwerking. Specifiek aan de werkwijze is bovendien dat de jeugd- en gezinswerkers een contextgerichte werkwijze hanteren. In dit onderzoek wordt inzicht gegeven in de bijdrage van deze vorm van samenwerking met de huisartsen, in vergelijking met de oude situatie. Ook wordt antwoord gegeven op de vraag wat het hanteren van een contextgericht model betekent voor gezinnen, in de samenwerking tussen jeugden gezinswerkers naast de huisarts, en wat helpend kan zijn in de samenwerking. Ten slotte wordt een beknopte vergelijking gemaakt met hoe andere gemeenten de toegang tot specialistische hulp regelen. De hoofdvraag is: Wat betekent de bijdrage van een contextgerichte jeugd- en gezinswerker naast een huisarts voor de gezinnen, voor de huisarts en voor het werk van de jeugd- en gezinswerker? Dit is onderzocht door middel van diepte-interviews en focusgroepen met ouders, huisartsen en jeugd- en gezinswerkers. Uit de resultaten blijkt dat de ouders, huisartsen en jeugden gezinswerkers positief zijn over de positie en hulp van de jeugd- en gezinswerker naast de huisarts. De jeugd- en gezinswerker: - is een nieuw jeugdberoep met specifiek vakmanschap; - heeft met de positionering naast de huisarts nieuwe mogelijkheden om te helpen bij opvoedproblemen; - is snel, laagdrempelig, persoonlijk en dichtbij; - heeft de school in de schijnwerper als verwijzer en vindplaats van jeugd; - is een schakel naar de ggz en draagt bij aan cultuurverandering; - geeft ouders ondersteuning bij alledaagse pedagogische vragen met een passend verklarings- en handelingskader; - is primair gericht op een klik, een goede relatie met jeugdigen en gezinnen, waarbij een brede blik en de dialoog centraal staan. Het is zinvol om de positieve ontwikkeling van het nieuwe jeugdberoep te onderstrepen door voorlichting aan huisartsen over de manier van werken van de jeugd- en gezinswerker. Ook met het geven van terugkoppelingen naar aanleiding van casuïstiek kan aan huisartsen inzage in de inhoud van het werk gegeven worden. Een constante kwaliteit kan gewaarborgd worden met opleiding, supervisie en tijd voor reflectie. Verder is het nodig om hulpverleningsnetwerken te faciliteren, waarin tijdig en afgestemd gespecialiseerde hulp ingezet kan worden. In die netwerken kan de jeugd- en gezinswerker vanuit de eigen context- en relatiegerichtheid bijdragen aan cultuurverandering en nieuwe taal voor gemeenschappelijke hulpverlening.
DOCUMENT
In het ZonMW-project ‘Samenwerken aan preventie en normalisatie rond het jonge kind’ zijn ouders, professionals en onderzoekers in leergemeenschappen samen aan de slag gegaan in drie Zwolse wijken. Dit onderzoeksrapport presenteert de resultaten van het samen onderzoeken wat voor ouders bijdraagt aan het versterken van het gewone leven. In elke wijk hebben ouders, professionals en onderzoekers samengewerkt in een leergemeenschap aan het ontwikkelen van een laagdrempelig ontmoetingsnetwerk. De professionals waren afkomstig uit het Sociaal wijkteam, Travers Welzijn en GGD. De onderzoekers waren afkomstig uit verschillende lectoraten van Viaa. De ouders werden gevraagd aan te sluiten door bemiddeling van de Participatieraad Zwolle. De hoofdvraag van het onderzoek is: Hoe kan voor ouders met jonge kinderen het gewone leven versterkt worden zodat kinderen zich positief ontwikkelen? Deelvragen: 1. Hoe kan hiervoor de samenwerking tussen ouders onderling en met alle relevante professionele partijen verbeteren? 2. Welke gedeelde (pedagogische) visie is daarvoor nodig en welke rol van professionals past daarbij? 3. Welke veelbelovende activiteiten kunnen uitgebouwd worden die voor ouders met jonge kinderen het gewone leven inderdaad versterken? De uitkomsten zijn gebaseerd op procesgericht onderzoek met behulp van Appreciative Inquiry en leergemeenschappen. Daarnaast is een theoretische verkenning gedaan ten ondersteuning van de gezamenlijk geformuleerde pedagogische visie. Ook is evaluatief onderzoek uitgevoerd met behulp van participerende observaties, vragenlijsten (internetenquêtes) en diepte-interviews. Het onderzoek is afgerond met een focusgroep.
DOCUMENT
Den Haag heeft duinen en paleizen, heeft een hofvijver en een tribunaal. Maar naast dit alles is er meer. Er staat zo'n kwart miljoen woningen, er zijn winkels en er zijn bedrijventerreinen. Over het grootste bedrijventerrein van Den Haag, de Binckhorst, gaat dit rapport. Het is een centraal gelegen gebied in Den Haag, zo'n 130 hectare groot. Het gebied mag zich de laatste jaren verheugen in veel aandacht van stedelijke beleidsmakers. De Binckhorst is een grote toekomst toegedicht met een groot aantal nieuwe woningen, een park, kantoren, winkels, verbetering van de verkeersverbindingen en nog veel meer. Ook is er reden om bij vernieuwing van het gebied te zoeken naar verbetering van duurzaamheid (waaronder CO2-uitstoot en energievoorziening). Met een groot accent op binnenstedelijke woningbouw kan ook de druk op verdere stadsuitleg worden verzacht. In het lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling van De Haagse Hogeschool willen we meer weten hoe in Den Haag de maatschappelijke vraagstukken leven en aangepakt worden. Eerder (2000) was het lectoraat betrokken bij de vraag hoe de Binckhorst zich zou kunnen ontwikkelen tot een duurzaam bedrijventerrein. In de publicatie 'Zeker in de stad'(2008) keken we naar de vernieuwing van Den Haag Zuidwest. In de aanpak van Haagse krachtwijken (zoals de Schilderswijk en Transvaal) speelt de vraag wat de lokale overheid in het samenspel met andere partijen vermag om vraagstukken in de wijk op te lossen. In dit rapport wordt de maakbaarheid van de stad nader onderzocht aan de hand van de Binckhorst. Louis Kanneworff, lid van de kenniskring van het lectoraat, gaat in op de planontwikkeling van de Binckhorst. In tweede instantie levert hij in dit rapport ideeën en suggesties hoe de Binckhorst, 'het best bewaarde geheim van Den Haag', een duurzame stadswijk kan worden. Met dit rapport wil het lectoraat bijdragen aan het debat over de ontwikkeling van de stad in het algemeen en van Den Haag in het bijzonder. Reacties zijn welkom.
DOCUMENT