De personeelspsychologie richt zich op het voorspellen van situationeel bepaalde succescriteria voor specifieke functies, maar wordt daarin beperkt door de relatief lage validiteit van traditionele persoonlijkheidsvragenlijsten. Gedrag varieert over situaties heen en traditionele persoonlijkheidsvragenlijsten trachten deze verschillen uit te middelen. Omdat een praktische oplossing voor de situationele kant van dit validiteitsprobleem nog ontbreekt, presenteert deze studie het concept ‘ecologische persoonlijkheidsschalen’. Ecologische persoonlijkheidsschalen zijn gecontextualiseerde schalen met een hoge ecologische validiteit. Ecologische validiteit verwijst hier naar de mate waarin de testresultaten een goede voorspeller zijn voor gedrag in een specifieke context of situatie. Ter illustratie wordt de ontwikkeling van een ecologische consciëntieusheidschaal voor promovendi besproken. Deze schaal blijkt significant gerelateerd aan promotiesucces en heeft incrementele validiteit ten opzichte van de traditionele Big Five schalen. De bevindingen tonen dat een ecologische aanpak kan bijdragen aan het verder verbeteren van de criteriumvaliditeit van persoonlijkheidsvragenlijsten.
DOCUMENT
De Utrechtse master- en bacheloropleiding (ecologische) pedagogiek is een gezamenlijke activiteit van de Faculteit Maatschappij en Recht (voorheen Faculteit Sociaal Agogische Opleidingen) en de Faculteit Educatie (voorheen Faculteit Educatieve Opleidingen) van de Hogeschool Utrecht (voorheen Hogeschool van Utrecht). De Hogeschool Utrecht wil met het aanbieden van deze opleidingen bereiken dat voldaan wordt aan de kwantitatieve en de kwalitatieve vraag naar pedagogische beroepskrachten op de regionale en landelijke arbeidsmarkt. Zij wil dat doen door studenten praktijknabij en leef- en werkkwaliteitengericht op te leiden vanuit een integraal concept van pedagogische hulp- en dienstverlening. Zij wil ook meer specifiek bijdragen aan het versterken van de pedagogische infrastructuur binnen de regio. Daartoe wordt nauwe samenwerking gerealiseerd tussen de Faculteiten en het pedagogisch werkveld. Hiertoe wordt betreffende het opleidingsconcept filosofie, het leerlandschap, de studenten en de coaches, de onderwijseenheden en de inhoudelijke domeinen intensief samengewerkt met het lectoraat Vernieuwende opleidingsmethodiek- en didactiek van de Faculteit Educatie onder leiding van de lector Hans Jansen.
DOCUMENT
Op basis van een literatuurstudie biedt dit rapport een overzicht van sleutelvariabelen voor de transitie naar Natuur-inclusieve Landbouw (NIL) vanuit een multi-level en multi-dimensionaal systeemperspectief. Het doel van de literatuurstudie is om te analyseren welke succes- en faalfactoren in de literatuur genoemd worden om de transitie naar een natuurinclusieve landbouw mogelijk te maken dan wel te versnellen. Deze studie geeft daarmee handen en voeten aan een handelingsperspectief voor NIL. Dit handelingsperspectief vergt maatwerk per gebied, en kan verschillen afhankelijk van het schaalniveau waarop geacteerd wordt, en is afhankelijk van de mate waarin sleutelfactoren en betrokken actoren elkaar versterken of beperken.
DOCUMENT
Op basis van een uitgebreide literatuurstudie, 25 interviews met gebiedspartijen in Midden-Delfland en een aantal multi-stakeholders workshops is in kaart gebracht hoe een gebiedsgerichte aanpak gericht op landschapinclusieve kringlooplandbouw in Midden-Delfland vorm krijgt dan wel versterkt kan worden. Hiervoor is de Transitiebloem-aanpak (TBA) gebruikt als holistische, transdisciplinaire en praktijkgerichte transitiebenadering. Deze benadering helpt gebiedspartijen bij het realiseren van een integrale systeemaanpak en collectief handelingsperspectief gericht op de samenhang van verschillende gebiedsopgaven met betrekking tot landbouw, water, voedsel, bodem, biodiversiteit, energie, klimaat, erfgoed, stadplattelandrelaties en economie.
DOCUMENT
De personeelspsychologie richt zich op het voorspellen van situationeel bepaalde succescriteria voor specifieke functies, maar wordt daarin beperkt door de relatief lage validiteit van traditionele persoonlijkheidsvragenlijsten. Gedrag varieert over situaties heen en traditionele persoonlijkheidsvragenlijsten trachten deze verschillen uit te middelen. Omdat een praktische oplossing voor de situationele kant van dit validiteitsprobleem nog ontbreekt, presenteert deze studie het concept ‘ecologi‐ sche persoonlijkheidsschalen’. Ecologische persoonlijkheidsschalen zijn gecontex tualiseerde schalen met een hoge ecologische validiteit. Ecologische validiteit verwijst hier naar de mate waarin de testresultaten een goede voorspeller zijn voor gedrag in een specifieke context of situatie. Ter illustratie wordt de ontwikkeling van een ecologische consciëntieusheidschaal voor promovendi besproken. Deze schaal blijkt significant gerelateerd aan promotiesucces en heeft incrementele validiteit ten opzichte van de traditionele Big Five schalen. De bevindingen tonen dat een ecologische aanpak kan bijdragen aan het verder verbeteren van de criteriumvaliditeit van persoonlijkheidsvragenlijsten
LINK
Een meertalige aanpak – die ruimte biedt aan alle thuistalen – kan ons onderwijs toegankelijker, rijker en eerlijker maken. Toegankelijker, omdat zo’n aanpak meertalige leerlingen in staat stelt om volledig mee te doen in ons onderwijs, en gebruik te maken van kennis en vaardigheden die zij in andere talen dan het Nederlands hebben ontwikkeld. Daarnaast zullen ouders-verzorgers makkelijker hun weg vinden naar het Nederlandse onderwijs, net zoals het onderwijs naar hen, en zullen ouders-verzorgers hun kinderen beter kunnen ondersteunen. Rijker, in de eerste plaats, omdat meertaligen zich meer gezien en gehoord voelen wanneer hun thuistaal welkom is in ons onderwijs en omdat we daarmee allemaal meer te zien en te horen krijgen van de diverse wereld om ons heen. Rijker, in de tweede plaats, wanneer thuistalen een plek krijgen in betekenisvol, interactief en taalondersteunend onderwijs, waarin deeltaalvaardigheden (zoals lezen, spreken en schrijven) én vakinhoudelijke kennis (van primair tot hoger onderwijs) niet afzonderlijk maar in samenhang met elkaar worden ontwikkeld. Eerlijker, tot slot, omdat ruimte voor thuistalen bijdraagt aan gelijkere onderwijskansen en uiteindelijk dus ook bevorderlijk is voor passende doorstroom tussen onderwijssectoren en van school naar werk.
DOCUMENT
“Hoe kunnen partners een gezamenlijk businessmodel maken voor een gebied door met elkaar samen te werken” was het vraagstuk waar WP3 zich op richtte. Het Nationaal Plan Landelijk Gebied (Ministerie LNV, 2023) schetst als doel om een duurzame toekomst voor het landelijk gebied te realiseren, waarbij water, natuur en klimaat leidend zijn bij de inrichting en het beheer. Volgens het plan hoort bij deze duurzame inrichting ook ruimte voor agrarisch ondernemen met duurzame verdienmodellen. Verder kiest het plan voor een gebiedsgerichte aanpak en samenwerking met de regio voor de uitwerking van deze beleidsambities.
DOCUMENT
Het doel van SteenGoed is om beleidsmakers, eigenaren en beheerders rondom de Gelderse hoogwatervrije terreinen handelingsperspectieven te bieden om afgewogen keuzes te maken omtrent (her)ontwikkeling van deze terreinen op korte, middellange en lange termijn. Hierbij wordt een integrale aanpak gehanteerd voor hoogwaterveiligheid, natuurwaarde, economische perspectieven en cultuurhistorie, met als resultaat een breed gedragen ontwikkelstrategie, versterkt met representatieve pilotstudies inclusief business cases die als voorbeeld en inspiratie dienen voor de overige terreinen. Daarnaast heeft dit project als doel om toegevoegde waarde en beperkingen van verschillende beslistools (serious games, interactieve dashboards) in verschillende fasen van strategievorming en planning voor een dergelijke integrale aanpak te evalueren. Hiermee wordt duidelijk hoe dergelijke tools op effectieve wijze toegepast kunnen worden bij andere complexe besluitvormingstrajecten in het rivierbeheer. Ook zullen we de toepasbaarheid in het onderwijs testen en verder ontwikkelen.
DOCUMENT
Door een opeenstapeling van maatschappelijke, ecologische en politieke crisissen nemen de wensen en eisen die aan de tuinbouwsector gesteld worden hand over hand toe. Aan de andere kant nemen ook de kansen en mogelijkheden door toegenomen kennis en voortdenderende technologische ontwikkelingen rap toe. De tuinbouw verkeert hierdoor in dermate wild vaarwater dat, gezien de veelvoud aan transities, gerust gesproken kan worden van een systeemtransitie. Een systeemtransitie naar een ecologisch en economisch duurzame tuinbouw door productiesystemen die zowel stabiel als hoogproductief zijn, vraagt niet om een vlucht in het verleden, maar om een sprong de toekomst in. Een sprong naar een productiesysteem gebaseerd op kennis van de plant en de interactie met zijn (ecologische) omgeving, ondersteund door hoogwaardige technologie met een hernieuwde vorm van procescontrole. In dit essay onderzoek ik hoe ik als associate lector levende teeltsystemen voor Inholland bij wil dragen aan onderzoek en onderwijs op de actuele transitiepaden van de glastuinbouw. Hoe ik kan bijdragen aan kennis ontwikkeling, nieuwe methoden ontwerpen in onderzoek en deze vertalen naar praktijkgerichte oplossingen. Zo wil ik door samenwerking met collega-onderzoekers en studenten van binnen en buiten Inholland verder invulling geven aan de realisatie van mijn missie. “In onderzoek en onderwijs bijdragen aan een tuinbouwproductiesysteem dat functioneert als een ecosysteem, waarin het samenspel van een grote diversiteit aan levende organismen bijdraagt aan de gezondheid van het productiesysteem en het product dat het produceert. Waarin onze gezamenlijke kennis tot de kunde leidt om levende teeltsystemen als evenwichtige ecosystemen te ontwerpen en te beheren. Waarin telers de biodiversiteit versterken en verzorgen, zodat deze bijdraagt aan de kwaliteitsproductie, in een samenspel van technologie, ecologie en menselijk vernuft. Tuinbouw dus die de wereld van gezonde producten voorziet en in balans is met zichzelf en haar omgeving.”
DOCUMENT
Ten behoeve van praktijkgericht onderzoek naar en kwaliteitsverbetering van co-creatieprocessen stellen we een aanpak voor waarmee opbrengsten van co-creatie worden geëxpliciteerd. Participanten reflecteren eerst individueel op de gepercipieerde opbrengsten met behulp van kernvragen en competentie-doel reflectiematrices. Deze geleide reflecties geven vervolgens richting aan een gezamenlijke dialoog en onderlinge afspraken met betrekking tot doelmatigheid van de samenwerking. Zowel individuele reflecties als (samenvattingen van) de daaropvolgende dialoog leveren gegevens voor onderzoek naar een specifiek samenwerkingsverband en maken ook vergelijkingen tussen cases mogelijk. De voorgestelde aanpak past in een pragmatisch onderzoeksparadigma en draagt bij aan ecologische en katalyserende validiteit. We verhelderen de aanpak, illustreren deze met praktijkvoorbeelden en reflecteren op de bruikbaarheid.
DOCUMENT