De personeelspsychologie richt zich op het voorspellen van situationeel bepaalde succescriteria voor specifieke functies, maar wordt daarin beperkt door de relatief lage validiteit van traditionele persoonlijkheidsvragenlijsten. Gedrag varieert over situaties heen en traditionele persoonlijkheidsvragenlijsten trachten deze verschillen uit te middelen. Omdat een praktische oplossing voor de situationele kant van dit validiteitsprobleem nog ontbreekt, presenteert deze studie het concept ‘ecologi‐ sche persoonlijkheidsschalen’. Ecologische persoonlijkheidsschalen zijn gecontex tualiseerde schalen met een hoge ecologische validiteit. Ecologische validiteit verwijst hier naar de mate waarin de testresultaten een goede voorspeller zijn voor gedrag in een specifieke context of situatie. Ter illustratie wordt de ontwikkeling van een ecologische consciëntieusheidschaal voor promovendi besproken. Deze schaal blijkt significant gerelateerd aan promotiesucces en heeft incrementele validiteit ten opzichte van de traditionele Big Five schalen. De bevindingen tonen dat een ecologische aanpak kan bijdragen aan het verder verbeteren van de criteriumvaliditeit van persoonlijkheidsvragenlijsten
LINK
There is an increasing awareness that the landscape around cities can contribute significantly to the well-being of urban citizens. Various studies and experiences in the Netherlands and other countries show that the combination of agriculture with care and education has great potential. The number of care farms has increased from 75 in 1999 to 500 in 2005. In urban areas, a diversity of groups can benefit from care farms or other types of social services in the rural area. It concerns among others, people with mental problems, with (chronic) psychiatric demands, with addiction problems, elderly, children with behavior and/or psychological problems and long term unemployed. The city of Amsterdam recognizes the unique and valuable qualities of the rural area and its potential for the well-being of its citizens. In and around Amsterdam various organizations have initiated innovative projects that connect urban demands with agricultural entrepreneurs. A transition to a new kind of agriculture and landscape contributing to health and well-being of urban citizens is possible.
De ecologische handafdruk - het uitoefenen van je sociale invloed op anderen om hun voetafdruk te verlagen - heeft de potentie om de sociale norm te veranderen en de klimaattransitie te versnellen. Handafdrukgedrag is nog onderbelicht in onderzoek. Dat geldt al helemaal voor een groep die in potentie veel sociale invloed heeft, namelijk welvarenden. In dit onderzoek belichten we niet uitsluitend de rol van consument en hoe de ecologische voetafdruk te verkleinen, maar schenken we ook aandacht aan andere invloedrijke handafdruk-posities zoals die van investeerder, burger en deelnemer in organisatie. Vanwege de gedeelde ambitie om de klimaattransitie te versnellen onderzoeken De Hogeschool van Amsterdam en ASN Bank hoe klanten van ASN Bank begeleid kunnen worden in het vergroten van hun ecologische handafdruk. Op basis van de inzichten uit dit onderzoek kunnen gerichte interventies ontwikkeld en getest worden die een collectieve verschuiving richting duurzaam gedrag kunnen ondersteunen.
Dit onderzoek richt zich op de relatie tussen ‘collaborative foresight’, ‘anticipatory governance’ en stakeholderprocessen. Dit binnen de context van Sociaal Ecologische Systemen (SES) en met name Nationaal Park Alde Feanen, dat zich wil (door)ontwikkelen tot een zgn. 'Nationaal Park Nieuwe Stijl' in lijn met het recente nationale beleidsprogramma 'Nationale Parken 2024-2030'. Het overkoepelende doel van deze PD is: te identificeren hoe gezamenlijke foresight-praktijken effectief moeten worden ingericht en opgevolgd, zodat hiermee de governance van natuurtoeristische bestemmingen, zoals het Nationaal Park Alde Feanen, wordt versterkt. Hierbij rekening houdend met complexe multi-stakeholder processen waarin dit plaatsvindt. Deze PD sluit aan bij een aantal grote transitie vraagstukken waar landelijke gebieden in Nederland mee te maken hebben rondom natuur, water, landbouw, energie, wonen en het evenwichtig gebruik van schaars beschikbare ruimte. De opgaven vragen om een integrale en gezamenlijke aanpak naar de toekomst. Het Leisure, Tourism en Hospitality (LTH) domein kan hierin een sleutelrol spelen als overkoepelende drager voor ruimtelijke transities, zo ook binnen het ‘Nationaal Park Alde Feanen Nieuwe Stijl’. Door middel van een kwalitatieve onderzoeksaanpak zal deze PD de voorwaarden, belemmeringen en kansen identificeren om toekomstvisies om te zetten in collectieve actie richting de toekomst van het Nationaal Park. Ook wil deze PD een prototype ontwerp ontwikkelen voor een zgn. 'Anticipatory Futures Stakeholder Lab'. Een soort ‘infrastructuur’ gericht op continue en gezamenlijke anticiperende activiteiten, om opvolging en invulling te geven aan de trajecten naar de toekomst. De onderzoeksuitkomsten kunnen actoren in het LTH-domein ondersteunen in deze transitieprocessen, specifiek in het (omliggende) Alde Feanen gebied. Het sluit aan bij hun ambities om als voorbeeld te dienen voor andere Nederlandse nationale parken. Theoretisch wil het onderzoek bijdragen aan innovatie van bestaande foresight methoden en aan het huidige academische discours over hoe ‘Foresight’ en ‘Anticipation’ samenhangen met 'Good Governance' van sociaal-ecologische systemen.
Een groep samenwerkende bedrijven in de regio Zundert, verenigd in VICOE (Vitale Circulaire Economie) willen hun organische reststromen aan elkaar kunnen leveren, zodat organisch restmateriaal van het ene bedrijf grondstof is voor het andere bedrijf. Hoofddoel hiervan is het krijgen van een vitale bodem en het optimaal benutten van grondstoffen. Het plan is gedegen, de praktijk weerbarstig. Dit onderzoek moet ertoe leiden dat de MKB bedrijven concrete stappen kunnen zetten in het bereiken van een vitale regionale circulaire economie. De bedrijven willen doorgroeien naar een effectiever organische keten c.q. netwerk. Hoewel verschillende productgroepen zoals GFT, maaisel, mest, snoeiafval binnen VICOE zich goed lenen voor hergebruik, is het minder fragmentarisch en op grote schaal in praktijk brengen van hergebruik van ecologische reststromen nog lastig. Veelal door beperkte facilitering van de lokale en provinciale overheden, ook tegelijkertijd ook een van de grootste afnemers van ecologische reststromen, lukt dit nog niet optimaal. Het aanpakken van deze knelpunten vereist samenwerking tussen de samenwerkende partijen in VICOE en overheden. Het project focust op het inzicht krijgen in de mogelijkheden (het HOE) van een betere samenwerking tussen (provinciale en lokale) overheden en bedrijven om de circulariteit van de organische ketens en netwerken verder te verbeteren. De praktijkvragen van de bedrijven zijn vervat in drie deelvragen: 1. Welke verdienmodellen sluiten aan bij de diverse organische reststromen (biomassa) zoals GFT (groeten, fruit en tuinafval), maaisel, mest en snoeiafval? 2. Op welke wijze wordt het beleid bij overheden (lokale en provinciale) inzake ‘bio-based’ en een gezonde bodem en leefomgeving, vormgegeven? 3. Hoe kan de samenwerking tussen bedrijven en overheden praktisch worden vorm gegeven.
Dit voorstel getiteld ?Circulaire Rundermest? staat een integrale aanpak voor ogen van de mestproblematiek in de melkveehouderij. Een consortium van MKB bedrijven wil samen met de Vilentum Hogeschool de eerste stappen zetten om bij te dragen aan een duurzame oplossing voor de Nederlandse mestproblematiek en toekomstige fosfaatschaarste. Het oplossen van het Nederlandse mestoverschot is cruciaal voor de overleving van de veehouderijsector in Nederland. In combinatie daarbij tevens de (toekomstige) schaarste aan fosfaat oplossen is een kans voor de Nederlandse landbouw. Gezien de ervaringen uit het verleden rondom de mestproblematiek wordt de aanpak gericht op marktconforme producten maken uit het mestoverschot, in plaats van de afvalbenadering, waarbij uitgegaan wordt van het circulaire gedachtegoed. Andere unieke aspecten in dit traject zijn i) de applicatie van een nieuwe high-tech scheidingstechnologie en ii) gebruikmaking van nieuwe combinaties van bestaande bioraffinage-technieken. Er wordt gestreefd naar het produceren van minimaal twee eindproducten: i) een anorganische fosfaat rijke fractie en ii) een organische fosfaatarme fractie. Deze fracties voldoen aan alle kwaliteitseisen om in de markt toegepast te worden als fosfor/fosfaatmeststof en bodemverbeteraar. Om dit te bereiken wordt door middel van praktijkgericht onderzoek antwoord gegeven op de onderzoeksvraag: ?Welke combinaties van bioraffinage-technieken zijn duurzaam en effectief voor het synthetiseren marktconforme fosfor/fosfaatconcentraten en organische stof producten uit rundermest?? Op basis van ervaringen uit de praktijk en opgedane kennis bij de betrokken lectoraten en de projectpartners wordt een conceptueel raffinage proces ontworpen. Dit proces wordt vervolgens in deelstappen experimenteel getoetst zowel bij de deelnemend MKB als bij de aangesloten hogescholen. Het optimale design wordt tenslotte in de praktijk getoetst door samenwerking van de aangesloten MKB projectpartners. Dit totaal wordt gecomplementeerd met economische en ecologische analyses ter vergelijking met bestaande systemen van de gemaakte keuzes. Relevante uitkomsten voor de sector over marktconforme producten en best presterende scheidingstechnieken worden onder andere via (vak)publicaties en een symposia verspreid.