Het functioneren van binnensteden wordt vaak afgemeten aan de mate van winkelleegstand. Maar ze blijken veel bredere en grotere economische motoren dan gedacht. 'De binnensteden van Den Bosch en Eindhoven leveren elk twintigduizend banen op. Dat is beduidend meer dan waar ik zelf rekening mee hield. Maar ook in een willekeurige middelgrote gemeente praat je al snel over tweeduizend banen voor alle lagen van de bevolking.' Aldus reageert lector ondernemende regio Cees-Jan Pen van Fontys Hogescholen op het (vrijwel) eerste grote onderzoek naar het economisch functioneren van Nederlandse binnensteden. Daarvoor nam Bureau Louter 81 stadscentra onder de loep. In totaal blijkt bijna één op de vijf banen (18 procent) binnen stedelijke gebieden in de binnenstad gelokaliseerd. Binnensteden zijn goed voor 11 procent van het totale aantal banen in Nederland. Een 'eyeopener', volgens de bij het onderzoek betrokken Pen. 'Lokaal wordt nog weleens getwijfeld waarom er miljoenen worden geïnvesteerd in de binnenstad. Dat antwoord is simpel. Het gaat gewoon om veel banen.'
LINK
Gemeente Zandvoort en de organisatie van de Dutch Grand Prix (DGP) hebben Breda University of Applied Sciences (BUas) gevraagd om de economische, sociale en maatschappelijke impact van het evenement Dutch Grand Prix 2023 en haar side events (onder de noemer Zandvoort Racefestival) te onderzoeken.Het onderzoek is uitgevoerd middels online en/of face-to-face afgenomen gestructureerde vragenlijsten onder 726 bezoekers van het circuit, 286 bezoekers aan het dorp Zandvoort, 108 ondernemers van Zandvoort en 3418 bewoners van Zandvoort (736), Bloemendaal (37), Haarlem (2322), Haarlemmermeer (162), Heemstede (59) en Noordwijk (102). Daarnaast is aanvullende informatie opgevraagd bij de organisatie van de Dutch Grand Prix, Stichting Zandvoort Beyond, Zandvoort Marketing en Gemeente Zandvoort.Voor het berekenen van de economische impact is gebruik gemaakt van de richtlijnen zoals deze opgesteld zijn door de Werkgroep Evaluatie Sportevenementen (WESP). Er is inzicht verkregen in de additionele bestedingen van DGP-bezoekers en de DGP-organisatie.In de berekening van economische impact is niet gecorrigeerd voor verdringingseffecten. Sponsoractivaties (zoals afhuur van gelegenheden in Zandvoort, inhuur personeel, verzorgen eten en drinken voor genodigden) zijn niet in kaart gebracht. Bestedingen van bezoekers die niet het circuit maar wel het dorp hebben bezocht tijdens het raceweekend zijn eveneens niet meegenomen in de berekening van de economische impact. Het winstcijfer van de DGP-organisatie wordt niet gedeeld en is ook niet meegenomen in de berekening van de economische impact.
DOCUMENT
As labour is becoming more and more knowledge controlled, it also getting closer to the individual person. We sometimes seem to forget this. To an increasing extent it is becoming a part of oneself and therefore of the personal identity. The increasing humanization of labour asks for an HRM-policy and an organizational context in which the individual is able to identify with the organization, colleagues, customers/clients and product. Heterononimous or abstract organizations, organizations in which the employees and civilians have been reduced to numbers and in which there is no real consideration for the individual differences, have to make way for organizational structures in which the individual feels (self) responsible again. The future lies with personal, tribally inspired organizations in which managers will be leaders and where employees and managers can show social commitment. Images like that of: the egocentric boss who by making swift career moves avoids responsibility for employee/co-worker and customer/client; of colleagues taking the day off without consultation or who are putting their phone through to someone else without saying so beforehand, meeting rooms which are not being cleaned up after use and the image of a Xerox machine not being refilled up with paper by anyone, are all too frequently dismissed as not being part of productivity.
DOCUMENT
Mkb-bedrijven in de maakindustrie staan, net als andere sectoren van de Nederlandse economie, voor de opgave bij te dragen aan het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen. Tegelijkertijd staan deze bedrijven onder grote economische druk: van hen wordt verwacht dat ze elk jaar goedkoper, beter en sneller leveren aan hun klanten. Alleen op deze wijze kunnen ze concurreren met de lagelonenlanden. Om aan deze eisen te voldoen besteden ze veel aandacht aan (lean) procesverbetering, gericht op het reduceren van verspillingen in hun processen. De mkb-bedrijven geven aan dat ze daarnaast ook willen voldoen aan de gestelde maatschappelijke opgave. Daarvoor is niet alleen productinnovatie, maar ook procesinnovatie vereist. Mogelijkheden voor op duurzaamheid gerichte procesinnovatie zien ze in het integreren van duurzaamheidsgezichtspunten in de tools, technieken en proces- en outputcriteria(metrics)die al gebruikt worden in lean procesverbeteringsprojecten. Door het reduceren van groene verspillingen te integreren in bestaande methodieken voor het reduceren van lean verspillingen kan lean procesverbetering gebruikt worden als hefboom voor het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen. Mkb-bedrijven hebben daarom behoefte aan een systematische methodiek die hen helpt duurzaamheid op een structurele manier in hun processen te verankeren. Dat leidt bij hen tot de volgende praktijkvraagstelling: op welke wijze kan het lean verbeteringsproces en de daarin gehanteerde tools, technieken en metrics gebruikt worden: * Om duurzaamheidsdoelstellingen te integreren met procesverbetering? * Op een manier die zowel kosteneffectief als duurzaam is? * Met directe betrokkenheid van de werkvloer bij het continu analyseren en verbeteren van proces- en duurzaamheidsprestaties? Het consortium dat bestaat uit kennisinstellingen (Hanzehogeschool Groningen en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen), netwerkpartijen (MKB-Nederland Noord, Koninklijke Metaalunie, Lean Innovation Network en TechnologieCentrum Noord-Nederland) en de deelnemende mkb-bedrijven, heeft met dit project de ambitie mkb-bedrijven in de maakindustrie te ondersteunen bij het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen door lean procesverbetering te integreren met het reduceren van groene verspillingen. Doelstellingen: * Het verwerven van kennis en inzicht in lean en clean tools en de voorwaarden voor het succesvol gebruik ervan (startcondities en randvoorwaarden). * Het vertalen van deze kennis en inzichten in voor het mkb bruikbare producten(zoals een ?Handboek Duurzaam Duurzamer Produceren?). * Het verrijken van de opleidingen van de Hanzehogeschool Groningen en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen met modules en minoren waarin de verworven kennis en producten zijn geïntegreerd.
Windenergie speelt een sleutelrol in de transitie naar duurzame energie. Echter, rotorbladen van windmolens zijn niet te recyclen omdat deze uit thermoharde vezel-versterkte kunststof (composiet) zijn vervaardigd. Dit levert wereldwijd een groeiend probleem van End-of-Life (EoL) rotorbladen. Het Lectoraat Kunststoftechnologie (LKT) van Windesheim heeft een nieuwe methode van hergebruik ontwikkeld voor EoL producten van composiet. Deze methode levert een goede business case vanwege economische haalbaarheid en (milieu-) duurzaamheid en brengt daarmee composieten, zoals rotorbladen in de circulaire economie. Hierbij is een lange levensduur van deze producten belangrijk. De industrialisatie van deze nieuwe methode begint zich te ontwikkelen, vooral in de infra-bouw. Een knelpunt is dat producenten en gebruikers een onderbouwing nodig hebben van de lange-duur prestatie van EoL composiet producten. Vanuit de betrokken bedrijven komt daarom de volgende praktijkvraag naar voren: Wat is de lange-duur prestatie van producten vervaardigd met hergebruikt EoL composiet? Uit vooronderzoeken van LKT blijkt dat het mogelijk is om met simulaties van tijdsafhankelijke processen voorspellingen te doen over de prestatie van producten gemaakt van hergebruikt EoL composiet. Om de simulaties te valideren zijn versnelde tests nodig van het lange-duur gedrag. Prestaties die worden onderzocht zijn: de bestendigheid tegen inwerking van buitenklimaat, invloed van permanente- en wisselende belastingen. Dit project richt zich op de volgende onderzoeksvraag: Wat is de prestatie van producten vervaardigd met hergebruikt EoL composiet in Nederlandse infra-toepassingen over een periode van 100 jaar, welke is verkregen met simulaties van tijds-afhankelijke processen en gevalideerd met versnelde tests? Vanwege het toepassingsgebied zullen de omstandigheden waarbij de prestatie wordt onderzocht overeenkomen met Nederlandse infrabouw-omstandigheden, waarbij oeverbeschoeiing en brugdekken als onderzoeks-demonstrators dienen. Het beoogde projectresultaat is een onderbouwing middels simulaties en tests van de lange-duur prestatie van producten van hergebruikt EoL composiet in Nederlandse infra-bouw omstandigheden. Hiermee kan de markt voor hergebruikt EoL composiet ontsloten worden.
Boerenbedrijven met een (regionale) meerwaardestrategie missen een manier om hun meerwaarde in duurzaamheid voor de consument en burger concreet zichtbaar te maken. Keurmerken als PlanetProof passen onvoldoende omdat die gericht zijn op productniveau en niet het integrale bedrijfsniveau. Het Donut-economie model van Kate Raworth (2017) biedt een kans om dit wel mogelijk te maken. Daarmee kunnen duurzaamheidsprestaties van het bedrijf communiceerbaar worden naar burgers en consumenten. Het model heeft de eerste praktijktests doorstaan, het biedt potentie voor bedrijven die in korte ketens leveren aan consumenten en voor bedrijven waar burgers betrokken zijn bij de bedrijfsontwikkeling. Het model brengt op integrale wijze de sociale, circulaire, regeneratieve en maatschappelijke in beeld met relevante criteria en KPI's. Het model maakt het mogelijk de duurzaamheid van de bedrijfsontwikkeling in alle complexiteit te communiceren naar betrokken stakeholders inclusief ontwikkeling vanuit verleden naar toekomst. De bruikbaarheid van het model is in pilotstudie aangetoond, de verdere ontwikkelvragen worden in dit project uitgewerkt. Daarin werken we de thema’s en meetlatten concreet uit en testen we het model in een praktijkcasus. Bij het bepalen van thema’s en meetlatten leggen we verbinding met TKI project Regeneratieve landbouw. Het consortium werkt tevens aan de digitale inbedding van het model. Met een cirkel van betrokken bedrijven worden de ervaringen gedeeld zodat inbedding in de bredere praktijk geborgd is. Dit project is verbonden aan het lectoraat Omgevingsinclusief Ondernemen.
Lectorate, part of NHL Stenden Hogeschool