Nederlandse tuinbouwsector heeft een prominente positie. Om deze positie te behouden en te verstevigen, is human capital nodig én moeten publieke en private partijen samenwerken om tot innovatieve oplossingen te komen. Daarom voert het lectoraat HRM van Inholland in samenwerking met het lectoraat Duurzame Talentontwikkeling van de Haagse Hogeschool twee onderzoeken uit in de Greenport West-Holland op het thema “De mens in Innovatie”. De publiek-private krachten worden gebundeld in fieldlabs of learning communities. Deze samenwerkingen kunnen allerlei namen hebben en ook diverse innovatieve oplossingen bieden. In dit project gaan we op zoek naar hoe je ervoor kunt zorgen dat deze oplossingen uit dergelijke samenwerkingen kunnen worden verduurzaamd. We hebben twaalf factoren geïdentificeerd en deze in een tool verwerkt. De bijlagen zijn te vinden op: https://www.dehaagsehogeschool.nl/onderzoek/kenniscentra/projectdetails/groensector-in-verandering-greenport-west-holland
DOCUMENT
Onderzoeker Philip Marcel Karré bespreekt twee recente rapporten die sociale innovatie in de stadslandbouw belichten. De auteurs beschrijven en analyseren Rotterdamse projecten vanuit twee resp. invalshoeken: als burgerinitiatief in de buitenruimte en als sociale onderneming, en schetsen zo een beeld van de stand van zaken in de praktijk.
LINK
An energy harvesting device for obtaining instantaneous energy from drops without needing of moving the drops along the device, in a reduced scale and combinable with other types of harvesting devices, the energy harvesting device comprising one or more triboelectric generators comprising a bottom electrode, a friction or triboelectric element placed over the bottom electrode, and at least two top exposed electrodes electrically connected placed over the triboelectric element and defining at least one gap between them, exposing the triboelectric element to the external environment so that on contacting a drop of liquid makes an electrical connection between the top electrodes varying instantaneously (microseconds range) the capacitance of the triboelectric generators.
LINK
Biochar was tien jaar geleden een onbekend materiaal voor verbetering van de bodem. Het heeft bovendien de eigenschap dat het CO2 opslaat. Biochar producten worden in Nederland hoegenaamd niet geproduceerd en hoogstens als halffabricaat voor organische meststof toegepast. Er zijn aanwijzingen dat Biochar niet alleen leidt tot verhoogde gewasopbrengsten maar dat er bij de productie van Biochar ook bio-energie vrijkomt. De bedrijven in dit project willen de potentie van Biochar onderzoeken en hebben behoefte aan Nederlandse pilots waarbij de toepassings-, productie- en afzetmogelijkheden van Biochar aantoonbaar gemaakt worden. Door middel van een haalbaarheidsonderzoek/pilot worden verschillende toepassingsmogelijkheden van Biochar verkend specifiek ter verbetering van de boomteeltgronden. Het haalbaarheidsonderzoek zal in kaart brengen welke afzetmogelijkheden er zijn van Biochar als basis voor meststof voor bodemverbetering in de boomteelt. Ook zal het onderzoek in beeld brengen hoeveel warmte er bij de productie vrij komt en hoe die opnieuw ingezet kan worden. Het project stelt de volgende vragen centraal: 1) Wat zijn de (verdere) mogelijkheden van Biochar als bodemverbeteraar in de landbouw en de boomteelt in het bijzonder? 2) Hoe is de vergelijking van Biochar als bodemverbeteraar in de energie/milieu balans ten opzichte van alternatieven (kunstmest, dierlijke mest, compost)? In het project worden deze vragen onderzocht en de resultaten bewerkstelligd. Avans werkt daarin samen met VAPPR, een jong bedrijf dat zich richt op de introductie van Biochar, FME (Fresh Mushroom Europ) en de Baaij advies. Vanuit Avans is het project een samenwerking tussen het Centre of Expertise Biobased Economy en het Expertisecentrum Sustainable Business. Laatstgenoemde heeft de lead in het onderzoek.
Het Digitale Productpaspoort (DPP) is een instrument dat binnen verschillende Europese verordeningen (CPR, ESPR) wordt ingezet om duurzaamheid, transparantie en een circulaire economie te bevorderen door uitgebreide productinformatie beschikbaar te stellen. De nadruk ligt vooral op nieuwe producten en de restwaarde na de end-of-use-fase. DPP geldt echter ook voor producten die na een eerste gebruiksfase opnieuw op de markt komen. In dit kader onderzoeken we de use-case ‘kanaalplaatvloerdelen’, die vrijkomen bij de demontage (oogsten) van (kantoor)gebouwen en vervolgens worden ingezet voor nieuwbouw of renovatie. We analyseren de informatiebehoefte en -waarde, de geschikte go-to-data-carrier die het (openbare deel van) het DPP koppelt aan een kanaalplaat, evenals de data-repository en governance rondom dit DPP. Met deze use-case realiseren we directe milieubesparingen en bevorderen we actieve circulariteit door de inzet van nieuwe bouwmaterialen te verminderen. Dit leidt tot een reductie van grondstofgebruik, schadelijke emissies (zoals CO₂, fijnstof en stikstofverbindingen) en energieverbruik. Circulariteit wint terrein in de bouwsector, een van de meest vervuilende industrieën. Helaas richt het zich dan vaak op het ontwerpen van de eerste toepassing, met alleen de optie op demontage. Voor dit project is demontage juist het uitgangspunt. Ons DPP registreert niet alleen de productstatus, maar faciliteert actief hergebruik door de verzamelde data via een bouwwerkinformatiemodel (BIM) beschikbaar te maken voor het ontwerp van een volgende gebruikscyclus. Saxion en Windesheim werken in dit onderzoek samen met de circulaire sloop- en bouwketen, bouw- en DPP-adviseurs en de branchevereniging voor sloopbedrijven. Het doel is een gevalideerde Proof of Concept, bestaande uit een (concept) DPP-datasheet, een pilotversie van een digitale DPP-omgeving, een prototype van een go-to-data-carrier en een waardebepaling van het DPP binnen circulair oogsten. Daarnaast presenteren we een roadmap voor de ontwikkeling van DPP’s in de hergebruikfase, waarmee we andere sectoren inzicht geven in de potentie van DPP binnen recycling.
In Nederland is grond beschikbaar waar meer mogelijk is dan wat het huidige bestemmingsplan aangeeft. Ondergewaardeerde grond definiëren wij als grond die niet (of niet meer) geschikt is voor vollegrondsteelten. Huidige trends en ontwikkelingen bieden steeds meer mogelijkheden om landbouw op ondergewaardeerde grond te realiseren. Tegelijkertijd bieden deze gronden kansen voor het aanleggen van zonnepanelen en -weides voor het realiseren van de klimaatdoelen. Het is al langer bekend dat er verschillende teelten mogelijk zijn onder zonnepanelen en dat dit win-win situaties oplevert voor zowel de zonnepanelen als de teelten. Daarnaast heeft een zogenoemd Agrivoltaic systeem zowel ecologische, financiële alsook maatschappelijke voordelen. Over vollegrondsteelten onder zonnepanelen is veel bekend. Over bovengrondse teelten onder PV-panelen mist kennis. In dit onderzoek wordt onderzocht wat de randvoorwaarden zijn van bovengrondse teelten onder zonnepanelen. Om toe te werken naar testoptellingen in de praktijk wordt middels literatuur- en expertonderzoek onder andere uitgezocht welke stukken grond in aanmerking komen, wat belemmeringen in huidige wet- en regelgeving zijn en welke teelten geschikt zijn om bovengronds onder zonnepanelen te telen. Een kleine praktijkopstelling zal een eerste indruk geven van operabiliteit. In het consortium, welke partijen uit de agro-food en energiesector beslaat, wordt actief kennis en kunde gedeeld en geïntegreerd met betrekking tot zonnepanelen, teelten en ziektebestrijding, afzetmogelijkheden en het circulair inrichten van de keten, met als doel om bovengrondse teelten onder zonnepanelen grootschalig in de praktijk te gaan realiseren.