Het begrip Ernstige Psychische Aandoening (EPA) is veelomvattend. In de wijk Overvecht, waar gezondheid laag scoort in vergelijking met andere delen van Utrecht, komt EPA veel voor. Overvecht is een wijk die op meer terreinen niet gunstig afsteekt tegen de rest van Utrecht. De sociale cohesie is laag, en ook de hoge graad van mensen met een Turkse of Marokkaanse afkomst is van invloed op de mate waarin mensen gezondheidsrisico lopen. Aanzienlijk minder mensen dan in de rest van Utrecht hebben een baan. Daarmee hangt samen dat veel meer mensen in Overvecht rond moeten komen van een bijstandsuitkering, meer schulden hebben, of moeite hebben om rond te komen met hun inkomen. De eenzaamheid is groter en de tevredenheid over de woonomgeving geringer. Er zijn ook positieve ontwikkelingen en er zijn veel initiatieven in de wijk om de leefbaarheid en gezondheid te verbeteren. Het percentage van mensen met een verslaving is lager, dan in de rest van Utrecht. Een onderzoek uitgevoerd door Vektis bij verschillende instellingen in Utrecht, de zogeheten EPA-vignettenstudie, heeft in kaart gebracht waar mensen met EPA hun behandeling moeten krijgen en waar de regie ligt voor de behandeling.
DOCUMENT
Deze bundel met Topartikelen 2019 is de negende in de succesvolle reeks met winnende artikelen van de jaarlijkse artikelwedstrijd van vierdejaarsstudenten van de sociale opleidingen van Hogeschool Utrecht (HU). De winnaars van de artikelwedstrijd zijn voor SPH: • Melissa Pereboom, ‘Detentie zonder tralies’ • Esther Uittenboogaard, ’Wet zorg en dwang’ Voor MWD zijn de winnaars: • Lisanne de Rooij, ‘#ZijOok: Doorbreek de onwetendheid omtrent seksueel grensoverschrijdend gedrag bij mensen met een verstandelijke beperking’ • Fien van Mierlo, ‘Een gesprek over zingeving, kunnen we dat nog?’
DOCUMENT
In het werkveld van Life Sciences & Chemistry heeft Innovative testing te maken met het testen van stoffen op hun werking en veiligheid. Met stoffen wordt hier bedoeld alle mogelijke chemicaliën waar aan we blootgesteld worden, zoals chemicaliën in onze leef- en werkomgeving, medicijnen (inclusief biologicals), maar ook stoffen in de voeding (inclusief voedselbestanddelen en natuurlijke stoffen). Mijn les zal echter voornamelijk gaan over de laatste twee categorieën, medicijnen en stoffen in de voeding. Ik wil in mijn openbare les eerst uiteenzetten waarom het zo belangrijk is om vast te stellen wat de werking en veiligheid van stoffen is. Vervolgens wil ik beschrijven welke innovaties op dit moment al plaatsvinden, in de toxicologie en de farmacologie. Dit wil ik doen om aan te geven waar de parallellen en mogelijkheden voor synergie liggen. Daarna zal ik aan de hand van een aantal voorbeelden aangeven tegen welke grenzen men zoal aanloopt bij het testen van werking en veiligheid van stoffen, om daarbij ook aan te geven dat er duidelijk aanwijzingen zijn voor het vervagen van grenzen tussen farmacologie en toxicologie. Tot slot zal ik aangeven welke rol het Kenniscentrum Life Sciences & Chemistry van Hogeschool Utrecht op het gebied van onderzoek én onderwijs in het werkveld van Innovative testing in Life Sciences & Chemistry wil gaan spelen.
DOCUMENT
In de openbare les van mijn collega lector Raymond Pieters, is het domein van het lectoraat ‘Innovative Testing in Life Sciences & Chemistry’ toegelicht. Kort samengevat richt dit lectoraat zich op de ontwikkeling en toepassing van innovatieve teststrategieën om geneesmiddelen, voedingsmiddelen of chemicaliën (stoffen) te beoordelen op hun werkzaamheid (effectiviteit) en veiligheid. De nadruk ligt op de ontwikkeling van snelle, kosteneffectieve testmethoden die een relevante voorspelling van effecten op de gezondheid van de mens en het milieu opleveren én waarbij geen of minder proefdieren worden gebruikt. In mijn les zal ik u laten zien waar proefdieren voor gebruikt worden. Hierbij zal ik mij voornamelijk richten op de Nederlandse situatie. Ik zal ingaan op de wetenschappelijke en maatschappelijke wens om minder proefdieren te gebruiken en op de vraag wat we verstaan onder ‘alternatieven voor dierproeven’. Daarna zal ik bespreken waarom er in Nederland en Europa recentelijk meer aandacht is voor dit onderwerp. Het overzicht zal niet uitputtend zijn, maar zal u een goede indruk geven van het landschap. Ook zal ik stil staan bij de vraag: Waarom zijn we tot nog toe zo weinig succesvol geweest op het gebied van alternatieven voor dierproeven? Wat zijn de obstakels en wat kunnen we hier van leren? Hoe zouden we in de praktijk de toepassing van alternatieven kunnen stimuleren? Wat moet er beter, en hoe gaan we dat doen? Als we slimmer willen testen moeten we de huidige grenzen verleggen, of beter over de grenzen van ons vakgebied heen kijken. Ik zal aangeven waar prioriteiten liggen en hoe we de meeste ‘winst’ kunnen behalen in termen van proefdiervermindering in relatie tot productinnovatie. Tot slot zal ik aangeven welke bruggen we moeten bouwen en wat de rol is van de Hogeschool Utrecht
DOCUMENT
Op dit moment is 13% van de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder en is 3% 85 jaar of ouder. De gemiddelde levensverwachting voor mannen ligt op 77 jaar en voor vrouwen op 81 jaar. Voorspeld wordt dat de zogeheten vergrijzing rond 2040 zijn hoogtepunt bereikt. In dat jaar hoop ik mijn vijfenzeventigste verjaardag te vieren en zullen velen van u misschien wel tot de 85-plussers behoren. In dat jaar zal naar verwachting 23,5% van de bevolking 65-plus zijn. Daarvan zal het percentage 85-plussers een groter aandeel uitmaken dan nu. Al vanaf de oudheid bestaat er een tweeslachtige houding ten opzichte van ouderen: De ogen van de geest zien pas scherp als de ogen van het lichaam hun scherpte verliezen, schreef Cicero in de vierde eeuw voor Christus. Wanneer de rozen zijn afgevallen, veracht men de doornen, schreef Ovidius rond het begin van de christelijke jaartelling. Is de ouderdom nu een periode van achteruitgang, aftakeling, ziekte en verval? Of is het toch een periode van plezier, inzicht, macht en wijsheid? Hoe in een bepaalde periode naar ouderen wordt gekeken, is ook bepalend voor het Nederlandse overheidsbeleid. Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw was dit beleid gericht op bescherming. Ouderen waren bejaarden voor wie gezorgd moest worden. Met het oog op meer samenhang in het zorgstelsel en op kostenbeheersing verschoof de aandacht vervolgens naar preventie en stimulering van zorg in eigen kring. Sinds de jaren negentig staat het beleid in het teken van het bevorderen van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van ouderen. Het beeld van ouderen is nu dat van een kritische consument die zelf keuzes en kostenafwegingen kan maken (Huijsman & De Klerk, 1997). De vraag is of dat ook aansluit bij de realiteit van mensen met een chronische ziekte. Binnen het Lectoraat Verpleegkundige en paramedische zorg voor mensen met een chronische aandoening richten we ons op oudere chronisch zieken. Niet alleen omdat deze groep, zoals we u zullen laten zien, in kwantitatieve zin het grootste is maar ook omdat de zorg voor deze groep in kwalitatieve zin vaak ernstige hiaten vertoont. In deze openbare les willen wij pleiten voor een herbezinning op de professionele zorg voor chronisch zieke ouderen.
DOCUMENT
Berno van Meijel, lector bij Hogeschool Inholland, is per 1 oktober 2015 benoemd tot bijzonder hoogleraar GGZ-verpleegkunde bij de afdeling Psychiatrie van het VUmc te Amsterdam. Tevens is hij als lector/hoogleraar werkzaam bij de Parnassia Groep. De leerstoel is ingesteld om interventies te ontwikkelen en de effectiviteit ervan te onderzoeken voor de beroepspraktijk van de ggz-verpleegkundigen. Op 8 april hield hij zijn inaugurele rede ‘Kleurrijke perspectieven. Notities over de GGZ-verpleegkunde
DOCUMENT
Dit is een korte versie van de Multidisciplinaire richtlijn diagnostieken behandeling van suïcidaal gedrag. Deze samenvatting heeft als doel om de richtlijn en de belangrijkste aanbevelingen toegankelijk te maken voor de praktijk. De volledige tekst van de richtlijn (hoofdstuk 1-10) bevat de wetenschappelijke onderbouwing voor de vele vraagstukken over diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Die wetenschappelijke onderbouwing heeft met de overige overwegingen geleid tot de aanbevelingen (zie hoofdstuk 3 tot en met 10 en bijlage 1). De werkgroep realiseert zich dat er behoefte is aan een handzame, praktisch te gebruiken samenvatting. Het is onvermijdelijk dat bij het samenvatten nuanceringen verloren zijn gegaan. Voor toelichting en achtergrondinformatie verwijzen wij dan ook met nadruk naar de integrale tekst van de richtlijn (hoofdstuk 1 tot en met 10).
DOCUMENT
De publicatielijst bevat alle publicaties waar Berno van Meijel aan bijgedragen heeft
DOCUMENT
PowerPointpresentatie gebruikt bij een presentatie van Hans Hopster, lector Diergedrag, Diergezondheid en Dierenwelzijn, op 3 maart 2020 aan de Provinciale Staten van Friesland te Leeuwarden.
DOCUMENT