De handreiking begint in hoofdstuk 1 met de waarde en betekenis die excellentieheeft voor de betrokkenen binnen de school. Op welke punten wil jeexcellent zijn, hoge eisen stellen, sluit dit aan bij het werkveld, en hoe pak jedat gezamenlijk aan?In hoofdstuk 2 komt aan de orde, of en hoe excellentie en ambities binnende school gewaardeerd worden. Immers, als excellentie en ambities belangrijkworden gevonden, is het ook belangrijk dat deze kenmerken worden herkend,erkend en gewaardeerd. Zijn er rituelen en symbolen die daarvoor wordentoegepast?Hoofdstuk 3 betreft de “manier van doen” binnen de school. Iedereen heeft zijnhelden, d.w.z. rolmodellen die bepaalde werkwijzen of een manier van doensymboliseren. Wat zijn onze helden, rolmodellen, manieren van doen?Hoofdstuk 4 gaat over de stimulans van honoursprogramma’s. Deze programma’szijn in de eerste plaats bedoeld om de uitdaging te vergroten voorstudenten die meer willen en meer kunnen. Ze zijn echter ook een middel omde cultuur van excellentie “in den brede” en een ambitieuze studiecultuur testimuleren. Gebeurt dat voldoende?Hoofdstuk 5 geeft een model met vier dimensies die als kenmerkend kunnenworden beschouwd voor een cultuur van excellentie en een ambitieuze studiecultuur.Herkent iedereen zich in dat beeld? Is dit kenmerkend voor het team?Wat kunnen we nog meer doen om die cultuur te benaderen?In het laatste deel is meer achtergrondinformatie te vinden over cultuur,schoolcultuur en studiecultuur en hoe die zich tot elkaar verhouden.
Het onderzoek “Excellentie, communities en cultuur” is gericht op kenmerken van de cultuur van honoursstudenten en de wijze waarop deze in relatie staat tot de docent en de omgeving buiten honours: medestudenten, docenten, werkveld, vrienden, familie. In de politiek-maatschappelijke discussie over de kenniseconomie en excellentie speelt het begrip cultuur een belangrijke rol. Het tegengaan van de “zesjescultuur”, het streven naar een “ambitieuze studiecultuur “ en een “cultuur van excellentie” wordt vaak genoemd als een belangrijk doel van het landelijk onderwijsbeleid. Zie bijvoorbeeld de Strategische Agenda’s voor het hoger onderwijsbeleid en onderzoek (Ministerie van OCW, 2007 en 2011). Onderwijskundige literatuur is vaak gericht op de rol en invloed van de docent. De rol van de docent komt ook in dit onderzoek aan bod. Het begrip “cultuur” plaatst de interactie tussen student en docent echter in een bredere context. Immers niet alleen de docent speelt een rol, ook bijvoorbeeld ouders, vrienden en studiegenoten spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van de student.
De belangrijkste opdracht voor leerkrachten bewegings-onderwijs in het primair onderwijs is kinderen leren bewegen. Het HAN Centre of Expertise Sport & Talent krijgt vanuit het werkveld bewegingsonderwijs continu vragen hoe het beweegniveau van kinderen vast te stellen en met welke programma?s excellente bewegers geholpen kunnen worden om zich verder te ontwikkelen. Om alle kinderen goed te leren bewegen moeten leerkrachten bewegingsonderwijs kinderen onderwijs op maat kunnen aanbieden. Onderwijs op maat betekent een programma dat aansluit bij het niveau van een kind. Een valide, betrouwbaar en eenvoudig toepasbaar instrument om het beweegniveau te meten ontbreekt echter. Op basis van de praktijkvragen zijn voor dit project de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: Hoe kan de docent bewegingsonderwijs het beweegniveau van elk kind op een valide, betrouwbare en eenvoudige wijze (h)erkennen? En hoe ziet een programma eruit om excellente bewegers verder te helpen ontwikkelen? Opbrengsten: 1. een instrument om het beweegniveau in kaart te brengen en 2. beweegprogramma?s voor excellente bewegers. Om het beweegniveau van kinderen vast te stellen worden drie meetinstrumenten (KTK, ooghandcoördinatietest, Scale for Identification of Sport Potential) gebruikt. Deze meetinstrumenten worden gezien als middelen om het sportief talent van kinderen vast te stellen. In deze studie wordt onderzocht of met de gezamenlijke scores van de drie testen een beweegquotiënt kan worden berekend waarmee het beweegniveau van een kind kan worden uitgedrukt. Met experts uit de vakwereld bewegingsonderwijs zal een programma worden ontwikkeld voor excellente bewegers in de leeftijd van 6 tot 9 jaar. Dit programma zal vervolgens op 10 scholen worden uitgevoerd en geanalyseerd en resultaten worden vergeleken met vergelijkbare controlegroepen. In de laatste fase van het project staat valorisatie centraal. Via een online medium, artikelen, symposium en cursussen zullen leerkrachten bewegingsonderwijs kennismaken met het instrument om beweegniveau te meten en programma?s om excellente bewegers te helpen in hun ontwikkeling.
Het HAN Centre of Expertise Sport & Talent krijgt vanuit het werkveld bewegingsonderwijs continu vragen hoe het beweegniveau van kinderen vast te stellen en met welke programma’s excellente bewegers geholpen kunnen worden om zich verder te ontwikkelen. Om alle kinderen goed te leren bewegen moeten leerkrachten bewegingsonderwijs kinderen onderwijs op maat kunnen aanbieden. Onderwijs op maat betekent een programma dat aansluit bij het niveau van een kind. Een valide, betrouwbaar en eenvoudig toepasbaar instrument om het beweegniveau te meten ontbreekt echter. Op basis van de praktijkvragen zijn voor het project Beweegniveau herkend de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: Hoe kan de docent bewegingsonderwijs het beweegniveau van elk kind op een valide, betrouwbare en eenvoudige wijze (h)erkennen? En hoe ziet een programma eruit om excellente bewegers verder te helpen ontwikkelen? Opbrengsten: 1. een instrument om het beweegniveau in kaart te brengen en 2. beweegprogramma’s voor excellente bewegers. Om het beweegniveau van kinderen vast te stellen worden drie meetinstrumenten (KTK, ooghandcoördinatietest, Scale for Identification of Sport Potential) gebruikt. In deze studie wordt onderzocht of met de gezamenlijke scores van de drie testen een beweegquotiënt kan worden berekend waarmee het beweegniveau van een kind kan worden uitgedrukt. Met experts uit de vakwereld bewegingsonderwijs is een programma ontwikkeld voor excellente bewegers in de leeftijd van 6 tot 9 jaar. Dit programma is op 10 scholen uitgevoerd en geanalyseerd en resultaten zijn vergeleken met vergelijkbare controlegroepen. In de laatste fase van het project stond valorisatie centraal. In de praktijk is veel enthousiasme voor het instrument. Echter een belangrijke beperking blijkt de beschikbaarheid en de kosten van de materialen voor één van de onderdelen in de test (de balansbalkjes). Het doel van deze Top Up aanvraag is om een prototype te ontwikkelen die scholen / gemeenten in staat stelt dit instrument optimaal te gebruiken.
Dit onderzoek naar de impact van de coronacrisis op het onderwijs wordt uitgevoerd door het Lectoraat Excellentie in Hoger Onderwijs en Samenleving in samenwerking met de diensten Informatisering, O&O en HR. De coronapandemie heeft een grote impact gehad op het hoger onderwijs. Plotseling moest alles online. Dit heeft veel gevraagd van de flexibiliteit en inventiviteit van docenten, die vaak niet of maar beperkt getraind waren in online onderwijs. Dit leidde voor veel docenten tot een hoge werkdruk en veel stress. Nu we zicht lijken te hebben op het einde van de pandemie is het belangrijk om vooruit te kijken: Hoe gaat het met docenten en wat hebben ze nodig? Wat willen we meenemen van het afgelopen jaar op het gebied van online onderwijs en wat moet zo snel mogelijk weer met fysiek onderwijs? Met dit onderzoek proberen we dat in kaart te brengen, zodat we meer inzicht krijgen in het docentenwelzijn en hun behoeftes in deze transitie. Om dit te onderzoeken nemen we vragenlijsten af en organiseren we focusgroepen met collega’s.