© 2025 SURF
Het aantal excellentieprogramma’s in het hoger onderwijs neemt toe. Zowel op universiteiten als op hogescholen is steeds meer aandacht voor gedifferentieerd onderwijs en onderwijs voor de excellente student. Om inzicht te krijgen in de stand van zaken omtrent het aanbod van excellentieprogramma’s in de bachelorfase van het hoger onderwijs is een inventarisatieonderzoek uitgevoerd.
LINK
Meer en beter onderwijs voor topstudenten in een land waarin het opleidingsniveau kan worden omschreven als een “hoogvlakte zonder pieken”.
DOCUMENT
Dit is een voorpublicatie van het volledige rapport over de inventarisatie van excellentieprogramma’s in 2009-2010. In deze voorpublicatie zal alleen worden ingegaan op het aantal programma’s en het aantal studenten. De inventarisatie is bedoeld om in kaart te brengen welke Honours programma’s en excellentieprogramma’s er in 2010 in het HBO in de bachelorfase zijn.
DOCUMENT
In het kader van het Sirius programma zijn er in Nederland een groot aantal excellentieprogramma’s ontwikkeld en geïmplementeerd in het hoger onderwijs. Deze ontwikkelde excellentieprogramma’s zijn divers en verschillen tussen en binnen instellingen. Centraal in deze studie stonden de vragen: 1) Welke typen excellentieprogramma’s heeft de Hogeschool van Amsterdam ontwikkeld en geïmplementeerd in het onderwijs in het kader van het Sirius programma?, en 2) Wat zijn volgens docenten de belangrijkste samenhangende kenmerken van de verschillende typen excellentieprogramma’s? Voor deze studie zijn 18 docenten geïnterviewd over de belangrijkste kenmerken van het door hen ontwikkelde en/of aangeboden excellentieprogramma. Op basis van de kenmerken ‘kerninhoud’, ‘zelfregulatie van de student’, ‘betrokkenheid van het werkveld’, ‘organisatie’ en ‘toegankelijkheid’ konden vijf typen excellentieprogramma’s worden onderscheiden: 1) wetenschappelijk onderzoek, 2) design-thinking, 3) specialisatie, 4) theorie, en 5) keuzevrijheid. Door middel van beschrijvendeportretten wordt dieper inzicht gegeven in de belangrijkste samenhangende kenmerken van elk type excellentieprogramma. De typologie biedt een handvat voor het evalueren, aanpassen en/of verbeteren van bestaande programma’s en biedt tevens een raamwerk voor het ontwikkelen van nieuwe excellentietrajecten.
LINK
Excellentieprogramma’s staan sinds de start van het Sirius Programma hoog op de nationale onderwijsagenda. Intrinsiek gemotiveerde honoursstudenten prefereren docenten die hun motivatie voeden door autonomie-ondersteuning, gecombineerd met het bieden van structuur en verbondenheid. Deze studie richt zich op de samenhang tussen hoe een docent bepaalde aspecten in zijn/haar sociale werkomgeving ervaart en welke invloed dat heeft op zijn/haar doceerstrategie, in het bijzonder de strategie die autonomie ondersteunt. Daarnaast is ook nagegaan of de soort instelling (met of zonder Sirius subsidie) van invloed is op de autonomie-ondersteunende doceerstijl. De onderzochte hypothese luidt: het bieden van een autonomie-ondersteunende doceerstijl aan studenten in extracurriculaire excellentieprogramma’s hangt positief samen met docenten die zelf vrijheid ervaren vanuit hun sociale werkomgeving, die zelf intrinsiek gemotiveerd zijn, en die zelf een growth mindset hebben. Honoursdocenten (N = 47) van zes hogescholen hebben een digitale vragenlijst ingevuld. Correlatieberekeningen laten zien dat een fixed mindset gepaard gaat met het bieden van meer structuur, en dat het ervaren van druk vanuit de sociale werkomgeving gepaard gaat met het bieden van minder autonomie en minder structuur. De balans tussen autonomie en structuur en ervaren werkomgevingsdruk blijft een belangrijk thema voor toekomstig beleid en scholing rondom excellentieprogramma’s.
DOCUMENT
Deze inventarisatie is uitgevoerd om inzicht te geven in de ontwikkelingen van het excellentieonderwijs in het Hoger Beroepsonderwijs (HBO). Doel is in beeld te krijgen hoe het excellentieonderwijs in het Nederlandse HBO er voor staat en wat mogelijke knelpunten en succesfactoren zijn. Nevendoelen zijn het vinden van manieren om het excellentieonderwijs meer handen en voeten te geven, het aantal deelnemende studenten en docenten te vergroten en de mogelijke wisselwerking tussen excellentieonderwijs en regulier onderwijs te vergroten. In de huidige inventarisatie wordt voortgebouwd op eerdere inventarisaties die zijn uitgevoerd in het HBO en het wetenschappelijk onderwijs (WO). In deze inventarisatie is de focus verlegd van aantallen programma’s naar inhoud, doelen en aantallen studenten. Onderzocht werd:1. welke positie de HBO-instellingen innemen wat betreft het aanbod van excellentieonderwijs;2. hoe de ontwikkeling van dit excellentieonderwijs inclusief aantallen studenten en programma’s in de tijd verloopt;3. wat de gevolgen voor het excellentieonderwijs zijn van interventies die door het ministerie van OCW zijn uitgevoerd, namelijk het Ruim Baan voor Talent programma en het Sirius Programma.Bovenstaande onderwerpen werden bekeken voor alle bekostigde HBO-instellingen in Nederland, en per instelling ook voor alle subdomeinen (schools/faculteiten) in het studiejaar 2009-2010. De resultaten van de inventarisatie laten zien dat het aanbod aan programma’s sterk is gegroeid deafgelopen jaren. In negentien van de in totaal 40 bekostigde hogescholen werden in het studiejaar 2009-2010 excellentieprogramma’s aangeboden. Uit de inventarisatie blijkt verder dat de instellingen een eigen visie op excellentie hebben. Inhoudelijk zijn er grote verschillen in omvang van programma’s, organisatie van het onderwijs, onderwijsvormen, selectie van excellente studenten en doelen die nagestreefd worden. Het aantal studenten dat deelnam aan een excellentieprogramma bleef laag met 0,2% van de HBO bachelorstudenten. Door recente overheidsstimulering vanuit het Sirius Programma wordt in de komende jaren een sterke toename verwacht in het aantal studenten dat deelneemt aan excellentieonderwijs. Er is ook een aantal hogescholen waar momenteel geen excellentieprogramma’s aangeboden worden. Nader onderzoek is nodig om te analyseren waarom sommige hogescholen geen excellentieprogramma’s aanbieden. Naar aanleiding van deze inventarisatie komt een groot aantal vragen naar boven over de doelenen de impact van het excellentieonderwijs bij de hogescholen. Het is nog onduidelijk of er een verband is tussen de doelstelling en de organisatie van de excellentieprogramma’s, en in hoeverre het excellentieonderwijs aansluit op de vraag vanuit het werkveld en de maatschappij naar de excellente studenten. Tevens is er reflectie nodig op de kenmerken en kwaliteit van het excellentieonderwijs en hoe hun resultaten in de toekomst gemeten kunnen worden.
DOCUMENT
In februari 2011 is binnen het domein Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam gestart met een honourstraject. Dit honourstraject is onderdeel van een breder excellentieprogramma voor studenten van de pabo, tweedegraads lerarenopleidingen en de opleiding pedagogiek. Doelstelling van het honourstraject is om talentvolle en ambitieuze studenten te stimuleren om hun excellentie verder te ontwikkelen. In het eerste semester van het honourstraject hebben de studenten zich verdiept in de vraag wat excellente leraren kenmerkt en onderscheidt van andere leraren. Zo ontstond een dubbele bodem: een onderzoek dat aansluit op actuele beleidsdiscussies met als doel om studenten te stimuleren in hun excellentie, wat hen gelijk perspectieven bood op de vraag wat excellentie voor hen zelf betekent.In dit praktijkartikel dat gepubliceerd is in het themanummer Excellentie van het Tijdschrift voor Lerarenopleiders schetsen de begeleidende docenten (Marco Snoek en Anne Wingerden) de uitgangspunten van het programma. Vervolgens beschrijven de studenten (Vincent Goosen, Tim Kornet en Floor de Nooij) het onderzoek dat ze in het kader van het honourstraject hebben uitgevoerd en reflecteren ze op de leerwinst die het hen heeft opgeleverd. Tenslotte reflecteren de docenten op de mate waarin het eerste semester voldeed aan de doelstellingen van het programma.
DOCUMENT
Honours studenten hebben behoefte aan een autonomie-ondersteunende doceerstijl (Núñez, Fernández, León, & Grijalvo, 2014). In het huidige onderzoek onder docenten (N = 54) van zes hogescholen is van persoonlijke (intrinsieke motivatie, overtuiging met betrekking tot ontwikkelbaarheid van intelligentie en ervaren druk) en organisatorische kenmerken (type instelling) nagegaan of zij samenhangen met het bieden van een autonomie-ondersteunende doceerstijl in extracurriculaire excellentieprogramma’s. Docenten scoren hoog op de autonomie-ondersteunende doceerstijl. Correlationele analyse laat zien dat docenten die meer overtuigd zijn dat intelligentie niet ontwikkelbaar is (mindset theorie van Dweck), meer structuur bieden. Docenten die meer druk ervaren bieden minder autonomie én minder structuur. Organisatorische kenmerken van hogescholen lijken niet direct van invloed te zijn op autonomie-ondersteuning. Onderwijs Research Dagen. Leiden. (2015, June).
DOCUMENT
In the Netherlands, and in many other countries, teacher policy and teacher education are strongly focused on ensuring that teachers meet certain minimum standards. As all student teachers need to meet these standards, teacher education programmes might put the main emphasis on the ‘average’ student and pay little attention to students who can perform better, which would lead to a middle-ofthe-road perspective on teachers and teacher education curricula. However, there is a growing awareness within higher education of the diversity of students with respect to their abilities and ambitions. In the Netherlands, there are initiatives to develop excellence programmes and honours programmes that recognize and accept student diversity. Such programmes offer ‘excellent’ students new challenges in the development of their excellence. But as ‘excellence’ is not centrally defined, higher education institutes can define the concept independently. Here, we present two examples of teacher education institutes that have developed honours programmes that emphasize excellent student teachers. While traditionally honours programmes in universities are focused on stimulating outstanding research performance of excellent students, in both examples a different focus is taken. The honours programmes in these universities for applied sciences do not focus on academic performance, but focus more directly on the roles of outstanding teachers in schools. One of these institutes focuses on primary teacher roles, the other on secondary teacher roles. Both use research in the content of the honours programmes and in the evaluation of the programmes. Here, an analysis of the two programmes is related to developments in teacher policy and the teaching profession with respect to teacher excellence, e.g. the recent recommendation from the Netherlands Education Council to nominate the top 5% of teachers as ‘excellent teachers’ – a recommendation that was received with mixed feelings by teachers, teachers’ unions and school leaders
DOCUMENT