In het project ‘Landbouw in Klimaatrobuuste Beeklandschappen’ (SIA PVG.DZ21.03.004) zijn het bodem- en watersysteem, het agrarisch perspectief, de verdienmogelijkheden binnen dit landschap en de rol van governance uitgewerkt. De methodieken zijn aan de hand van drie verschillende casusgebieden opgesteld, getest en repliceerbaar gemaakt en hebben verschillende producten en rapportages opgeleverd. De gebruikte casusgebieden zijn het Koningsdiep (FR), de Buulder Aa (NB) en het Vechtdal (OV), drie verschillende maar wel vergelijkbare gebieden op zandgronden waar de aanwezigheid van lokale laagtes en hoogtes voor complexe dynamiek zorgen op het gebied van droogte en wateroverlast. Dit deelbestand is onderdeel van het grotere geheel.Houd er rekening mee dat deze informatie is gepubliceerd op 28-02-2025 en onderhevig kan zijn aan wijzigingen.
MULTIFILE
Het project “In twee stappen naar een aardgasvrije en comfortabele Nederlandse woonomgeving” ontwikkelt een manier om de overstap naar aardgasvrije woningverwarming eenvoudiger, minder spannend, betrouwbaarder en beter te maken. Dat doen we door een “hybride” tussenstap, die een behoorlijke aardgasreductie en financiële besparing geeft, eenvoudig en relatief goedkoop te realiseren is, zonder onzekerheid over comfort.Eerst stond het ontwikkelen en testen van een lucht-water warmtepomp met volledige binnenopstelling centraal. Als deze ook efficiënt is bij hogere watertemperatuur, kan dezelfde warmtepomp eerst hybride worden ingezet en later volledig de warmtevraag en tapwatervraag overnemen. Bij tests bleek het vermogen echter te beperkt voor doorsnee rijtjeswoningen. Daarom zouden er voor een gasvrije woning 2 warmtepompen nodig zijn. Door eerst een airco (lucht-lucht warmtepomp) te installeren in de hoofdruimte en later de ketel te vervangen door een goed gedimensioneerde lucht-water warmtepomp met buffer, kan de overstap naar gasvrij worden gemaakt op een manier die ons in dit project voor ogen stond.Dit rapport beschrijft dit “airco hybride” concept en vergelijkt dit met een hybride lucht-water warmtepomp en met in één keer de overstap maken met één warmtepomp. De airco is veel goedkoper in aanschaf en installatie, is snel te leveren en installeren, kan koelen, en verwarmt relatief snel. Doordat de al aanwezige radiatoren minder warmte hoeven te leveren, kunnen die werken bij een lagere temperatuur. Dat maakt de lucht-water warmtepomp efficiënter, terwijl aanpassingen in het afgiftesysteem minder noodzakelijk zijn. Omdat de overstap naar een lucht-water warmtepomp pas later komt, kan men de tussentijdse ontwikkelingen benutten.Een integrale regeling is een essentieel onderdeel van het concept. In stap één (airco toevoegen) worden temperaturen en vermogens gemonitord, waardoor in stap twee (vervangen ketel door gasvrije warmtebron) de juiste configuratie kan worden gekozen, de noodzakelijke aanpassingen aan isolatie en afgiftesysteem in beeld worden gebracht, en de energiekosten en netbelasting kunnen worden berekend. Tijdens beide stappen stuurt de regeling de airco en ketel (en later de lucht-water warmtepomp) zodanig aan dat beide efficiënt draaien.Van een 3,5 kW airco is de COP gemeten bij 1,5 – 4,0 kW warmtevraag en buitentemperaturen van -10 tot +12°C. Als de airco niet hoeft te ontdooien is de COP maximaal bij 2 à 2,5 kW warmtevraag. De prestaties zijn dan vergelijkbaar met een monoblock lucht-water warmtepomp die water van 35°C levert voor vloerverwarming. Bij buitentemperatuur onder 3°C daalt de COP en wordt maximaal 2,5 kW vermogen geleverd. Bij 3,5 à 4 kW is de COP 1 à 1,3 lager dan bij 2 kW warmtevraag. De laagste COP werd gemeten bij 1,0 kW warmtevraag. Ontwikkeling van vermogenssturing in combinatie met het cv-systeem is dus de moeite waard. De lagere COP bij hoge vermogens hangt samen met de hoge temperatuur van koudemiddel en uitblaaslucht in de binnenunit. Dit hing samen met de relatief lage luchtstroom en de warmteoverdracht in meestroom. Als airco’s vooral worden ingezet voor verwarming is het de moeite waard om de mogelijke COP verhoging door grotere binnenunits met tegenstroom te onderzoeken. Het regelgedrag is onderzocht bij constante warmtevraag, zowel van een airco alleen als in combinatie met een aan-uit geschakelde ketel die dezelfde ruimte verwarmt via radiatoren. Ook is het regelgedrag van een airco en ketel onderzocht bij een variabele warmtevraag, waarbij de ketel afzonderlijk werd geregeld door een ruimtethermostaat. De trage reactie van de cv-afgifte leidde tot een variabele ruimtetemperatuur, en maakt dat het airco- vermogen niet goed kan worden gestuurd door de ketel aan/uit te schakelen. In hoofdstuk 5 wordt voorgesteld hoe dit beter zou kunnen, en wat de mogelijke vervolgstappen in het ontwikkelingstraject zouden kunnen zijn.
“KITT, activate super pursuit mode!” Actiefilms zijn kenmerkend vanwege de hoeveelheid stunts die erin voorkomen. Auto’s die crashen of elkaar net missen ontbreken hierin niet. Momenteel worden de stunts nog gedaan door getrainde stuntprofessionals wat de nodige risico’s met zich meebrengt. Naast de veiligheidsrisico’s spelen inschattingsfouten en menselijke communicatie een grote rol. Daarom is vanuit het mkb actief in de filmindustrie de vraag ontstaan hoe (gevaarlijke) stunts met voertuigen & beweegbare objecten veiliger, accurater en nauwkeuriger uitgevoerd kunnen worden. In deze KIEM worden de mogelijkheden van technologische toepassingen vanuit de Mobiliteit / Automotive Branche, zoals teleoperatie (het op afstand besturen van een voertuig) en autonome applicaties voor het mkb actief in de filmindustrie onderzocht. De vraag die centraal staat luidt daarom: “Wat is de potentie van technologieën als teleoperatie en autonomie binnen de Nederlandse Filmindustrie voor het uitvoeren van gevaarlijke en nauwkeurige voertuigstunts?” De vraag wordt beantwoord door zowel op schaal als op 1:1 voertuigen teleoperatie & autonome applicaties te ontwikkelen voor een specifieke stunt. Door te werken aan 1 scenario, te weten het net missen van twee voertuigen die op een kruispunt afrijden, bouwen we kennis op over de geschiktheid van teleoperatie en autonomie voor het mkb in de stuntindustrie. De resultaten van deze KIEM zullen worden vastgelegd en gepubliceerd en kunnen de basis vormen voor vervolg onderzoeken zoals een RAAK-mkb onderzoek.
Veel bedrijven zijn bezig om de planning en besturing van hun productie steeds meer data-gedreven te ondersteunen. Hiervoor beginnen ze met hoge verwachtingen aan digital twin-projecten. Ze zijn echter vervolgens onvoldoende in staat deze nieuwe technologie waarde toevoegend in te zetten. Dit onderzoek onderzoekt hoe bedrijven DT-technologie kunnen inzetten om hun planning en besturing te ondersteunen. Productieplanning en -besturing wordt steeds complexer. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door meer klantspecifieke vraag én grote volumefluctuaties door geopolitieke omstandigheden. Anderzijds kampen productiesystemen met beperkingen én gebrek aan flow. Het reactievermogen is hierdoor onvoldoende om genoemde externe factoren op te vangen. Productiebedrijven worstelen dan ook met hun leverbetrouwbaarheid. Bedrijven elimineren verspillingen en verminderen de invloed van beperkingen met behulp van verbeterprincipes als Lean of Six Sigma. Deze verbeterprincipes helpen de flow te verbeteren. Echter de toenemende variaties in externe factoren(6) maken de beheersing van de interne procesbeperkingen complexer. Snelle procesbijsturing, gevoed door (near-)real-time procesgegevens, is een vereiste om het reactievermogen van het productiesysteem verder te verbeteren. Digital twin technology (DT) helpt bij het ontsluiten en analyseren van real-time gegevens. DT’s ondersteunen de beheersing van het productiesysteem waardoor het reactievermogen verbeterd.
Vezelversterkte kunststoffen (composieten) worden in veeleisende toepassingen gebruikt, zoals in tanks voor chemicaliën of als lichtgewicht constructie-delen in vliegtuigen. Voor deze toepassingen zijn de composieten optimaal ontworpen en getest, maar ze worden met het oog op veiligheid gedurende het gebruik ook regelmatig geïnspecteerd, vaak met ultrasone analyse. Het permanent kunnen monitoren van het vervormingsgedrag van het materiaal levert een voordeel op voor zowel de veiligheid als de kosten. Zo kunnen onregelmatigheden die optreden direct worden gesignaleerd. Een intensief inspectieprogramma wordt zo verlaagd in frequentie. Met high-performance rek-sensoren op een composietproduct wordt het vervormingsgedrag gemeten en met datacommunicatie kunnen dan gegevens continue worden doorgestuurd voor beoordeling elders. Zo ontstaat een ‘smart composite structure’ waarbij permanente monitoring van composiet mogelijk is. Echter kennis ontbreekt nog over de correlatie tussen vervormingsgedrag en resultaten van een ultrasone analyse. Verder is nog niet bekend hoe de high-performance rek-sensoren functioneren over een langere tijd bij heersende bedrijfsinvloeden zoals vochtinwerking, temperatuurfluctuaties en lokale belastingen. Het project richt zich op het onderzoeken van de haalbaarheid van rek-sensortechniek die geschikt is voor het langdurig continu monitoren van het vervormingsgedrag van composieten in bedrijfssituaties. Daarbij moet binnen dit project een antwoord komen wat de voorspellende waarde is van deze monitoring t.b.v. optimaliseren van in-situ preventieve inspecties met ultrasone analyses. Daarnaast moet het onderzoek tijdens dit 1-jarige onderzoek een eerste inzicht geven op het functioneren van de high-performance rek-sensoren en de elektronica in de heersende omstandigheden over langere tijd. Het Lectoraat Kunststoftechnologie verzorgt de projectleiding en het onderzoek. Het lectoraat heeft expertise op het gebied van high-performance rek-sensoren voor vervormingsmeting op composieten. De deelnemende partners hebben belang bij de resultaten van het project. Daarnaast brengen zij specifieke expertise in die met de kennis bij het lectoraat kan leiden tot succesvolle resultaten in het onderzoek.