De onafhankelijke commissie ‘positionering hoger beroepsonderwijs’ heeft het rapport ‘Focus op professie’ aangeboden aan het bestuur van de Vereniging Hogescholen. Het rapport vormt belangrijke input voor de standpuntbepaling van de Vereniging Hogescholen ten aanzien van de toekomst van het hoger beroepsonderwijs, mede in het licht van de toekomstverkenning van het hoger onderwijs die minister Dijkgraaf van OCW in gang heeft gezet.
LINK
Background: Nutrition and nutritional care are essential for optimal outcomes, and, therefore of importance for patients with chronic limb threatening ischemia (CLTI) given their high risk of complications. However, insight is lacking in how healthcare professionals directly involved in the care of patients with CLTI perceive nutritional care, as well as in the perceived barriers and facilitators regarding optimal nutritional care. Methods: In this qualitative study with a phenomenological approach, 3 online focus groups were conducted with various healthcare professionals directly involved in the care of patients with CLTI. Sample size was guided by information power. Focus group recordings were transcribed verbatim, and reflexive thematic analysis was performed. Results: Seventeen healthcare professionals participated, including vascular surgeons, fellows in vascular surgery, a medical doctor and researcher, nurse specialized in wound care, general nurse, physical therapists, dietitians, and nutrition assistants. Four themes were generated: (1) nutritional care is crucial for optimal clinical outcomes and a healthy life, (2) insufficient attention to undernutrition and nutritional care by healthcare professionals, (3) patient-related factors challenge healthcare professionals in providing nutritional care, and (4) need for optimizing the organizational process related to nutritional care. Perceived barriers regarding nutritional care included knowledge deficits, nutritional care not being part of the healthcare professionals’ routine, missing tools to identify undernutrition, patient-related factors, and time constraints. Facilitators regarding nutritional care included more scientific evidence regarding the effect of nutritional care on clinical outcomes and optimization of organizational processes related to nutritional care. Conclusions: Healthcare professionals perceive nutritional care as important for optimal outcomes, but nutritional care is not routinely implemented in the care of patients with CLTI. This lack of implementation of nutritional care may be due to the barriers perceived in various domains. The findings of this study stress the need to optimize nutritional care, with the aim of improving outcomes in the CLTI population.
DOCUMENT
In het voorjaar van 2017 startten SKSG en obs De Feniks in Groningen het project Taalatelier, dat een vervolg kreeg in schooljaar 2017-2018. Pedagogisch medewerkers (verder: pm’ers) Rene Liet en Manon Jongsma van SKSG ontvingen op woensdag- en vrijdagmiddag een groep kinderen uit groep 4-5 om motiverende activiteiten te ondernemen met een focus op taalontwikkeling. De reden hiervoor was de achterblijvende taalprestatie van een deel van de kinderen in deze groepen. Het doel van het Taalatelier was om het taal- en leesplezier van kinderen te verhogen. De pm’ers bedachten en gaven vorm aan betekenisvolle activiteiten. Vanuit het Lectoraat Integraal Jeugdbeleid van de Hanzehogeschool Groningen werden zij begeleid door ons, docent-onderzoekers die ondersteuning boden op het gebied van taalstimulering. In deze publicatie zijn de door de pm’ers ontwikkelde activiteiten opgenomen, zodat in de toekomst ook andere pm’ers een taalatelier kunnen vormgeven en uitvoeren. De beschrijving van de activiteiten wordt vooraf gegaan door een inleiding waarin we de belangrijkste zaken met betrekking tot de taalstimulering van kinderen bespreken.
MULTIFILE
Binnen de nieuwe opleiding Social Work van de Hogeschool Utrecht is gehoor gegeven aan de toenemende wens van studenten om meer te doen met eigen ervaringen met psychische kwetsbaarheid. Deze wens is onder meer vertaald in een peersupportgroep voor studenten, die in de periode maart t/m juni in 2018 en 2019 liep. Veel studenten beschikken over een behoorlijk potentieel aan ervaringskennis wat door middel van peer support in een veilige setting kan worden verkend. Deelnemers worden zich bewust van dit potentieel door hierop met elkaar reflecteren en (verder) te ontwikkelen. Een peer support groep werkt taboedoorbrekend en biedt ondersteuning aan studenten met een psychische kwetsbaarheid. Peer support ondersteunt ook aankomend professionals gebruik te maken van eigen kwetsbaarheid. Voor veel (aankomend) hulpverleners was het tot voor kort ongebruikelijk om dit te doen. Intussen worden de verhoudingen tussen cliënt en hulpverlener anders gedefinieerd en richt de (herstelgerichte) zorg zich steeds nadrukkelijker op destigmatisering, de inzet van ervaringsdeskundigheid, gelijkwaardigheid en openheid in de begeleidingsrelatie. Peer support-programma’s worden steeds vaker geïmplementeerd in (zorg)organisaties om mensen te helpen omgaan met problemen, maar spelen ook in de beroepsontwikkeling van aankomend sociaal werkers een belangrijke rol. Deze rapportage is een samenvoeging van een eerdere interne rapportage van de peer supportgroep uit 2018 (Leunen; Lamers & Van Slagmaat, 2018) en een evaluatie van de peer supportgroep in 2019.
DOCUMENT
Jongeren op de fiets: geen optimale combi wanneer ze gebruik maken van hun smartphone en zich al bellend, facebookend, append, muziek luisterend of filmpjes kijkend door het verkeer manoeuvreren. Minister Schultz bereidt zelfs een wettelijk verbod voor, voor deze ‘relatief nieuwe en belangrijke risicofactor in het verkeer’. In opdracht van de Provincie Utrecht rondde PubLab samen met twee creatieve partijen een onderzoek af naar dit complexe vraagstuk. Binnen het gegeven advies uit dit onderzoek vormt een meerjarige interventiestrategie voor deze jonge doelgroep en haar belevingswereld het uitgangspunt.
DOCUMENT
Little is known about the effects of different instructional approaches on learner affect in oral interaction in the foreign language classroom. In a randomized experiment with Dutch pre-vocational learners (N = 147), we evaluated the effects of 3 newly developed instructional programs for English as a foreign language (EFL). These programs differed in instructional focus (form-focused vs. interaction strategies- oriented) and type of task (pre-scripted language tasks vs. information gap tasks). Multilevel analyses revealed that learners’ enjoyment of EFL oral interaction was not affected by instruction, that willingness to communicate (WTC) decreased over time, and that self-confidence was positively affected by combining information gap tasks with interactional strategies instruction. In addition, regression analyses revealed that development in learners’ WTC and enjoyment did not have predictive value for achievement in EFL oral interaction, but that development in self-confidence did explain achievement in EFL oral interaction in trained interactional contexts.
DOCUMENT
In Nederland komen maandelijks mensen in vertelgroepen bij elkaar om samen de kunst van het verhalen vertellen te beoefenen. Tekla Slangen liep een half jaar als participerend onderzoeker mee met een lokale vertelgroep. In dit artikel geeft ze een inkijk in wat vertellers beweegt en waaraan ze hun waarde ontlenen.Lang voordat Netflix ons elke dag duizend en een verhalen kon vertellen via een beeldscherm, waren er mensen die de mooiste verhalen in geuren en kleuren uit de doeken deden en hun publiek van alles lieten beleven:verhalenvertellers.Heden ten dage zijn er in Nederland nog steeds tal van vertellers en vertelgroepen actief die voor groot en klein publiek optreden. Zij vertellen uit het hoofd allerlei soorten verhalen, van sprookjes, mythes en fabels tot fragmenten uit de geschiedenis en persoonlijke ervaringen. Wat is de aantrekkingskracht van het verhalen vertellen voor de individuele verteller? Wat voor activiteiten ondernemen zij? En wanneer vinden ze het vertellen van een verhaal echt geslaagd? Deze vragen zijn de aanleiding geweest voor een kleinschalig etnografisch onderzoek naar vertellers bij een vertelgroep. In dit artikel beschrijf ik de belangrijkste resultaten, met de Nederlandse vertelscene als kader.
DOCUMENT
Kinderen die niet zo actief zijn halen ongeveer de helft van hun beweging uit schooltijd (Stuij, Wisse, Mossel, Lucassen, & Dool, 2011). Extra beweegmomenten op school zijn daarom juist voor deze doelgroep een goede aanvulling op het dagelijks bewegen. De laatste jaren blijkt steeds vaker dat dit tevens veelal positieve gevolgen heeft voor de schoolprestaties van kinderen (Rasberry et al., 2011). Hoe kan dat? En is elke vorm van bewegen in de pauze even goed?
DOCUMENT
Meer dan 30 jaar onderzoek suggereert dat een sterk gevoel van verbondenheid met de klas en medestudenten kan bijdragen aan zowel het welzijn als de prestaties van studenten (bijv. Meeuwisse et al., 2010). Toch tonen zowel recente als oudere cijfers uit de Job Monitor (2024; CKMBO, 2023) aan dat er op dit gebied nog veel uitdagingen zijn. Zo voelt 20 procent van de studenten zich niet veilig op school, en geeft 50 procent aan niet met plezier naar school te gaan. Daarnaast vindt de helft van de studenten de begeleiding door hun docenten onvoldoende. Deze cijfers benadrukken de noodzaak van een sterkere focus op sfeer, sociale veiligheid en begeleiding in het mbo.
MULTIFILE