Ter ere van twintig jaar NOVA – De Nederlandse Onderzoeksschool voor Astronomie – en 100 jaar Internationale Astronomische Unie organiseerde New Scientist in samenwerking met NOVA het Gala van de Sterrenkunde afgelopen december. De kosmische rariteitenquiz door Ans Hekkenberg en George van Hal over onder andere rondrazende zwarte gaten sprak enorm tot de verbeelding. Zij hebben onlangs een boek geschreven over een selectie van die weirdo’s in ons heelal. Ik mocht hen interviewen voor NVOX over hun passie voor sterrenkunde en het schrijven daarover.
LINK
Bewegen in de openbare ruimte krijgt steeds meer aandacht in onder andere gemeentelijk beleid mede door de Omgevingswet, GALA en de Landelijke nota gezondheidsbeleid 2020-2024. Tevens heeft bewegen in de openbare ruimte een boost gekregen gedurende de coronapandemie. Meer mensen zijn buiten gaan bewegen omdat het niet anders kon. Ze genieten van ‘ommetjes’ in de natuur. Fitness in de buitenlucht heeft met bootcampaanbieders een vlucht genomen en urban sports vormen al langer trendsporten (Prins, Hoekman,& van de Poel, 2021) . Bewegen in de openbare ruimte sluit daarnaast aan bij de trend om meer informeel en ook individueel te bewegen. Voor een succesvolle beweegvriendelijke omgeving is een samenspel van hardware, software en orgware noodzakelijk. Werken volgens het Beweegvriendelijke omgevingsmodel (BVO-model) van het Kenniscentrum Sport & Bewegen (Hoyng & Eck, 2021) is aan te bevelen. Echter, dat BVO-model toepassen in de praktijk lukt nog niet optimaal.
DOCUMENT
Het is alweer ruim een half jaar geleden dat Hervormingsagenda Jeugd eindelijk het levenslicht zag. Na heel veel en heel lang praten, zetten de betrokken partijen er in juni 2023 echt een handtekening onder. Met stevige implicaties voor gemeenten, aanbieders van jeugdhulp, professionals in de jeugdhulp én voor de rijksoverheid. Maar ook voor domeinen en sectoren die buiten de jeugdhulp liggen - denk aan het onderwijs. De ambities zijn hoog. Realisatie van de ambities heeft, zo zegt de Hervormingsagenda in ronkend ambtelijke taal, een besparingspotentieel van uiteindelijk € 1 mld. in 2027, met tot dat jaar een ingroeipad: de besparingen worden in de jaren tot 2027 lager ingeschat. Hoe dan ook, gemeenten moeten het de komende jaren met minder geld zien te redden. Gemeenten moeten het tij nu echt keren! Zij moeten het lef hebben om de komende jaren stevig te investeren in de basis, vanuit een stevige visie op integraal jeugdbeleid. De gelden van GALA en IZA kunnen benut worden voor langjarige investeringen in de pedagogische (en sociale) basis. Er is voldoende informatie voorhanden die hen daarbij kan ondersteunen. Zo is het faciliteren van ontmoeting belangrijk. Het inzetten op laagdrempelige inloopplekken voor jeugdigen en ouders. Of het inzetten op groepsgerichte vormen van preventie. Investeren gemeenten niet, dan voeren we over een aantal jaren opnieuw hetzelfde gesprek. Ja, het vraagt lef en het zal pijn doen. Het is de vraag of gemeenten daadwerkelijk hun nek uitsteken en kiezen voor dat waar het bij de Jeugdwet al om ging. Wie durft?
MULTIFILE
Ionica Smeets is hoogleraar wetenschapscommunicatie bij de Universiteit Leiden. Daarnaast schrijft ze columns voor de Volkskrant en maakt ze fotostrips met Ype Driessen voor New Scientist. In november was ze een van de sprekers op het Gala van de Wetenschap. Haar boodschap was luid en duidelijk: anekdotes winnen vaak van inhoud. Daarom greep ik de kans haar te interviewen voor NVOX.
DOCUMENT
The authors analyze the policy discourse on the utility of games for society at the level of the European Union, and for five EU countries, the Netherlands, the United Kingdom, Germany, Italy and Norway. The ongoing study is part of a Research Roadmap developed within the GALA Network of Excellence on Serious Games (2010-2014, EU FP7). The authors identify four policy discourses on the utility of serious games that they label as Technology Enhanced Learning; Creative Innovation; Social Inclusion and Empowerment and Complex Systems. The polcies applicable to SGs in the five European countries are briely described and compared. It was seen that some countries have explicit policies for SGs (the Netherlands, Germany); whereas most of the countries only have implicit policies not directly addressing SGs but which can be used to support SGs development and use.
DOCUMENT
AP legt op onjuiste gronden een boete van € 600.000 op aan de gemeente Enschede
DOCUMENT
Muziek kan een drager zijn van herinneringen en emoties. In onze jeugd en vroege volwassenheid ontwikkelen we onze persoonlijke muzieksmaak. Voor mensen met dementie, meestal 80-plussers, is dat ruim zestig jaar geleden. Voor hen is er nu een online muziekstation dat muziek uit die periode draait: Radio Remember.
DOCUMENT
In Haarlem hebben de gemeente en Stichting SportSupport Kennemerland, de organisatie die het lokaal sportbeleid uitvoert, de ambitie om zoveel mogelijk inwoners aan het wandelen te krijgen en de overtuiging is dat een beweegvriendelijke omgeving dat stimuleert. Om het succes te vergroten van de wandelinterventies die in de Haarlemse openbare ruimte worden aangeboden zijn in dit onderzoeksproject twee wandelinterventies geëvalueerd: de KWIEK-beweegroute en de Nationale Diabetes Challenge. In deze evaluatie is gekeken naar: 1) het gebruik van deze interventies; 2) succes- en faalfactoren voor het gebruik door professionals en bewoners; en 3) werkzame elementen in de integrale samenwerking bij het werken aan een beweegvriendelijke openbare ruimte. Het gebruik van de interventies en bijbehorende faal- en succesfactoren zijn onderzocht met behulp van observaties, interviews en een focusgroep. De integrale samenwerking bij het stimuleren en behouden van een beweegvriendelijke omgeving is onderzocht met behulp van interviews en een focusgroep. De conclusie uit het onderzoek is dat de twee wandelinterventies verschillend worden gebruikt. De KWIEK-beweegroute wordt nauwelijks gebruikt en lijkt geen passende interventie op de gekozen locatie voor de breed gekozen doelgroep. Het blijkt noodzakelijk om activiteiten en begeleiding (‘software’ uit het Model Beweegvriendelijke Omgeving [BVO-model] van het Kenniscentrum Sport en Bewegen) aan te bieden bij een beweegroute in de openbare ruimte. Een dragend netwerk is nodig voor het promoten, gebruiken en onderhouden van de interventie. De Nationale Diabetes Challenge (NDC) werd wel gebruikt. In 2022 begonnen in Haarlem meer dan 30 deelnemers aan deze interventie, waarvan 26 deelnemers de NDC hebben afgerond. Zij waren positief over deze wandelchallenge en scoorden de interventie gemiddeld met het cijfer 8,6 (op een schaal van 1 tot 10). De invloed van een aantrekkelijke, groene en afwisselende openbare ruimte, een goede wandelbegeleider en differentiëren op individueel niveau werden gerapporteerd als doorslaggevende factoren voor succes. Wat betreft het integraal werken aan een beweegvriendelijke omgeving blijkt dat dit een ingewikkeld proces is. Het is een thema dat veel beleidsterreinen raakt, en het is dus zoeken naar de juiste professional bij de betreffende vraag of actie en het snappen van andermans belang en beleid. Politiek draagvlak, elkaar ontmoeten en begrijpen, een gezamenlijk beeld en visie op het onderwerp, genoeg tijd en capaciteit bevorderen de integrale samenwerking. Op basis van deze conclusies worden in dit rapport aanbevelingen gedaan aan de gemeente en betrokken sport-, zorg- en welzijnsorganisaties ter verbetering van de onderzochte beweeginterventies en de integrale samenwerking bij het realiseren en onderhouden van een beweegvriendelijke openbare ruimte.
MULTIFILE
Openbare les Els Overkamp De opbouw van deze publicatie ontvouwt zich aan de hand van de volgende thema’s. In hoofdstuk 2 licht ik toe wat wij als lectoraat onder een goed leven verstaan en in hoofdstuk 3 waarom mensen met cognitieve en psychische aandoeningen meer kans hebben dat hun kwaliteit van leven onder druk komt te staan. In hoofdstuk 4 duik ik in de geschiedenis van community care tot het moment waar we nu staan. Wat kunnen we leren van eerdere pogingen om het informele netwerk en de samenleving te verbinden aan zorg en ondersteuning? Aan de hand van het viervenstermodel (Binkhorst e.a., 2019; Wilken e.a., 2021) zoals dat binnen het lectoraat PZO is ontwikkeld (hoofdstuk 5), benoem ik vervolgens vanuit vier verschillende perspectieven wat aandachtspunten zijn (hoofdstuk 6 tot en met hoofdstuk 9). Bij de keuze van deze aandachtspunten heb ik mij mede laten leiden door de relevante kennis en inzichten die we als lectoraat in de afgelopen twintig jaar hebben opgedaan. In hoofdstuk 10 eindig ik met de bijdrage die wij als lectoraat PZO de komende jaren willen leveren aan de kwaliteit van leven van mensen in kwetsbare posities.
DOCUMENT
Introduction: A trauma resuscitation is dynamic and complex process in which failures could lead to serious adverse events. In several trauma centers, evaluation of trauma resuscitation is part of a hospital's quality assessment program. While video analysis is commonly used, some hospitals use live observations, mainly due to ethical and medicolegal concerns. The aim of this study was to compare the validity and reliability of video analysis and live observations to evaluate trauma resuscitations. Methods: In this prospective observational study, validity was assessed by comparing the observed adherence to 28 advanced trauma life support (ATLS) guideline related tasks by video analysis to life observations. Interobserver reliability was assessed by calculating the intra class coefficient of observed ATLS related tasks by live observations and video analysis. Results: Eleven simulated and thirteen real-life resuscitations were assessed. Overall, the percentage of observed ATLS related tasks performed during simulated resuscitations was 10.4% (P < 0.001) higher when the same resuscitations were analysed using video compared to live observations. During real-life resuscitations, 8.7% (p < 0.001) more ATLS related tasks were observed using video review compared to live observations. In absolute terms, a mean of 2.9 (during simulated resuscitations) respectively 2.5 (during actual resuscitations) ATLS-related tasks per resuscitation were not identified using live observers, that were observed through video analysis. The interobserver variability for observed ATLS related tasks was significantly higher using video analysis compared to live observations for both simulated (video analysis: ICC 0.97; 95% CI 0.97-0.98 vs. live observation: ICC 0.69; 95% CI 0.57-0.78) and real-life witnessed resuscitations (video analyse 0.99; 95% CI 0.99-1.00 vs live observers 0.86; 95% CI 0.83-0.89). Conclusion: Video analysis of trauma resuscitations may be more valid and reliable compared to evaluation by live observers. These outcomes may guide the debate to justify video review instead of live observations.
DOCUMENT