In de nieuwe definitie voor gezondheid wordt gezondheid niet meer als een statische conditie beschouwd, maar als het dynamische vermogen van mensen om zich met veerkracht aan veranderende omstandigheden aan te passen. Hierin past het zelf regie voeren en zelfmanagement. Met behulp van gezondheidstools zijn lichaamsfuncties, zoals bloeddruk, hartslag, bloedglucosespiegel, zuurstofsaturatie, cognitieve prestaties en welbevinden, te meten. Ook zijn er apps op mobiele telefoons die helpen de voedselinname te monitoren of de nutriënten in het lichaam meten. Gepersonaliseerde voeding en leefstijladviezen sluiten hierbij aan. Voor bedrijven biedt dit de mogelijkheid om op het individu afgestemde producten en diensten te ontwikkelen. Diëtisten (en andere professionals) kunnen met behulp van innovaties op het gebied van zelfmonitoring persoonlijke gegevens verzamelen om de behandeling op de individuele cliënt af te stemmen. Gepersonaliseerde interventies zijn mogelijk effectiever en kunnen de compliance verhogen.
LINK
In deze lectorale rede geeft Jan Jukema zijn visie op hoe hij, samen met de leden van de kenniskring van het lectoraat Verpleegkunde van Saxion, praktijkgericht onderzoek wil doen vanuit een benadering van co-creatie met zorgvragers, hun netwerk, verpleegkundigen en andere (zorg)professionals. Dit onderzoek is met name gericht op een bijdrage aan het ontwerpen, implementeren en evalueren van methodieken, interventies en tools die mensen als zorgvrager en verpleegkundige helpen bij het realiseren van gepersonaliseerde zorg, en aan het bewerkstelligen van een context waarin deze hoogwaardige zorg kan gedijen. Zij zijn daarbij ook geïnteresseerd in de plaats die technologie hierin heeft. Vragen die aan bod komen zijn: Wat is gepersonaliseerde zorg? Wat is co-creatie in de gezondheidszorg? Wat is haar belofte? Hoe kan co-creatie zorgvragers en (zorg)professionals helpen om te komen tot gepersonaliseerde zorg? Welke weloverwogen en methodische aanpak helpt hen daarbij? Deze lectorale rede schetst de inbedding en reikwijdte van deze vragen, en verkent de aanpak van het lectoraat om op deze en andere vragen een antwoord te geven.
MULTIFILE
Het Instituut voor Social Work (ISW) van de Hogeschool Utrecht (HU) ziet sinds de onderwijsinnovatie het leerteam als het kloppend hart van de opleiding. Hoe het leerteam in de onderbouw als hart van de opleiding gedurende een periode van vijf jaar daadwerkelijk is gerealiseerd is in het studiejaar van 2021-2022 onderzocht. Met behulp van de onderzoeksinstrumenten literatuuronderzoek, documentenonderzoek, enquêtes en diepte-interviews is beschreven wat de uitgangspunten van het leerteam als hart van de opleiding waren, hoe leerteambegeleiders bijdragen aan de realisatie ervan en wat studenten ervaren. Het antwoord op de eerste deelvraag bestaat uit de vijf uitgangspunten thuishaven, gepersonaliseerd leren, persoonlijke ontwikkeling, beroepsidentiteitsvorming en kwalificatie. In antwoord op de tweede deelvraag wordt duidelijk dat leerteambegeleiders op verschillende manieren bijdragen aan het leerteam als hart van de opleiding. Zij geven duidelijk een invulling aan alle vijf de uitgangspunten om het leerteam het hart van de opleiding te laten zijn, maar er zijn ook accentverschillen. Het antwoord op de derde deelvraag is dat studenten VT en DT uiteenlopende ervaringen hebben met het leerteam als hart van de opleiding. Zij herkennen wel de vijf uitgangspunten, maar niet elke student ervaart het leerteam expliciet als het hart van de opleiding. De opleiding is erin geslaagd om het leerteam als hart van de opleiding te realiseren. In hoeverre dit gedachtegoed ook altijd zichtbaar en merkbaar is voor de studenten vraagt om verdere evaluatie door vaker in gesprek te gaan met studenten. De plaat Hier staan we met de leerteams in bijlage 1 kan hiertoe een belangrijke bijdrage leveren. Het verdient ten slotte aanbeveling om de rol van de leerteambegeleider nader te onderzoeken.
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
Aandoeningen die te maken hebben met slijtage, zoals degeneratieve kraakbeen defecten, zullen steeds meer voorkomen vanwege de ouder wordende generatie. Momenteel zijn alleen al in Nederland 1,5 miljoen mensen die lijden aan een dergelijke aandoening. Kraakbeen is van zichzelf niet in staat om te genezen. Met dit project werken we naar een mogelijkheid om defecten te verhelpen met 3D-bioprinten.
Mediabedrijven en -organisaties maken steeds meer gebruik van algoritmes om hun gebruikers gepersonaliseerde aanbevelingen aan te bieden voor artikelen, muziek, series, films en video’s. Dergelijke aanbevelingsalgoritmes maken gebruik van technieken uit kunstmatige intelligentie om te voorspellen in welke inhoud een gebruiker geïnteresseerd is, bijvoorbeeld op basis van wat de gebruiker eerder heeft bekeken of beluisterd of op basis van wat andere gebruikers hebben bekeken of beluisterd. Publieke omroepen, die programma’s maken voor kijkers en luisteraars, en de Nederlandse Publieke Omroep (NPO), die in Nederland zorgt voor de distributie en uitzending van die programma’s, zien potentie in deze technologie. De NPO maakt nog slechts beperkt gebruik van automatische aanbevelingen om inhoud aan kijkers en luisteraars aan te bieden, maar zij verkent samen met een aantal partners uit het publieke omroepbestel de mogelijkheden om de technologie breder in te zetten. Anders dan de meeste mediabedrijven wordt de NPO wordt bekostigd door overheidsbudget en heeft het als expliciete missie om het Nederlandse publiek te verbinden en te verrijken met programma’s die informeren, inspireren en amuseren. Dit stelt andere eisen aan een aanbevelingsalgoritme. Waar het doel van commerciële partijen veelal bestaat uit het optimaliseren van winst en/of engagement, beoogt de NPO aanbevelingen te bieden op transparante en inzichtelijke wijze, en staat pluriformiteit (diversiteit in perspectieven) in aanbevelingen centraal. Op dit moment speelt bij de NPO de vraag welke principes (pluriformiteit, personalisatie, etc.) leidend moeten zijn in aanbevelingen en hoe deze principes geoperationaliseerd kunnen worden. Het doel van dit project is daarom om, middels literatuuronderzoek, interviews met experts en gebruikers, en prototyping, een aantal principes te identificeren en operationaliseren die geschikt zijn voor aanbevelingsalgoritmes van publieke omroepen.