Artikel gepubliceerd in Nurse Academy O&T | nummer 3 | 2024: Steeds vaker meten patiënten hun eigen gezondheid. Deze metingen zijn voorbeelden van ‘point of care’-testen (POCT), een voorbeeld is de COVID-19-test. De ontwikkeling en inzet van POCT dragen bij aan betaalbare en toegankelijke gezondheidszorg. POCT kan een belangrijk instrument zijn voor het monitoren van veranderingen in de gezondheid. Het kan thuiswonende ouderen helpen bij het versterken van hun zelfmanagement LEERDOELEN Na het lezen van dit artikel: •weet u wat de kenmerken van ‘point of care’-testen (POCT) zijn en kent u een aantal voorbeelden van POCT; • heeft u inzicht in de voordelen van het gebruik van POCT in gezondheidsbevordering van oudere cliënten; • kent u een aantal uitdagingen die samenhangen met het gebruik van POCT in de praktijk; • heeft u inzicht in de betekenis van verpleegkundigen voor de inzet van POCT bij de ondersteuning van ouderen
DOCUMENT
Inleiding Het doel van dit vragenlijstonderzoek was om de attitude, kennis, informatiebehoefte en uitvoering van mondgezondheidsbevordering door jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen op het consultatiebureau in kaart te brengen. Methode Tien jeugdgezondheidszorginstanties hebben een digitale vragenlijst over kennis, attitude en uitvoering van mondgezondheidsbevordering binnen hun organisatie verspreid. Jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen werden gevraagd de vragenlijst in te vullen. Informatie werd verzameld over: 1) demografische kenmerken; 2) kennis over cariësrisicofactoren; 3) attitude ten opzichte van mondgezondheid; 4) uitvoering van mondgezondheidsbevordering tijdens consulten bij kinderen tot vier jaar; en 5) informatiebehoefte. De antwoorden van jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen worden apart gepresenteerd. Resultaten Er zijn 146 vragenlijsten van 61 verschillende consultatiebureaus geanalyseerd. Respondenten hadden een positieve attitude en een meerderheid heeft voldoende basale kennis over cariësrisicofactoren. Tijdens een consult verwijst een minderheid (45%) actief naar een mondzorgprofessional voor preventie; 62% kijkt wel eens in de mond van een kind en 36% vindt dat er onvoldoende aandacht is voor mondgezondheidsbevordering op het consultatiebureau. Als reden daarvoor worden tijdsdruk, prioritering van te bespreken onderwerpen en gebrek aan kennis het meest genoemd. Conclusie Ondanks een positieve attitude en basale kennis over cariësrisicofactoren krijgt mondgezondheidsbevordering onvoldoende aandacht op het consultatiebureau. Mondgezondheidsbevordering op consultatiebureaus vraagt om een hogere prioriteit.
DOCUMENT
Samenvatting:Bij het evalueren van gezondheidsbevordering is het van belang de beoogde doelgroep erbij te betrekken. In de praktijk wordt participatieve evaluatie echter nog onvoldoende ingezet. Om professionals te helpen de doelgroep bij de evaluatie te betrekken werd hiervoor in het kader van de JOGG-aanpak (Gezonde Jeugd, Gezonde Toekomst, voorheen: Jongeren Op Gezond Gewicht) een instrument ontwikkeld. Hoewel het samen met de JOGG-professionals is ontwikkeld, bleek dit instrument niet goed aan te sluiten bij hun behoeften. In dit artikel reflecteren we op hoe dit komt en delen we de geleerde lessen. Ongelijkwaardige samenwerking tussen onderzoekers en professionals heeft er aan bijgedragen dat praktijkbehoeften onvoldoende in het evaluatie-instrument zijn meegenomen. Daarnaast ervaren professionals zelf verschillende uitdagingen bij participatieve evaluatie, omdat de context waarin zij werken hen hierin onvoldoende faciliteert.Abstract: Participation of the target group is important in evaluating health promotion. However, in practice the use of participatory evaluation is still limited. To support professionals within the JOGG (Healthy Youth, Healthy Future, previously Youth At a Healthy Weight) rogramme with participatory evaluation a tool was developed. Although this tool was developed with professionals, it did not meet their needs. In this article we reflect on the development of the tool and share lessons learned. Unequal collaboration between researchers and professionals may have contributed to the needs of professionals being insufficiently taken into account. Additionally, professionals themselves experience challenges with participatory evaluation, because the context in which they work does not facilitate participatory evaluation.
DOCUMENT
The sports club is seen as a new relevant setting to promote health-enhancing physical activity (HEPA) among inactive population groups. Little is known about the effectiveness of strategies and activities implemented in the sports club setting on increasing HEPA levels. This study investigated the effects of Start2Bike, a six-week training program for inactive adults and adult novice cyclers, on HEPA levels of participants in the Netherlands. To measure physical activity, the Short QUestionnaire to ASsess Health-enhancing physical activity was used (SQUASH). Start2Bike participants were measured at baseline, six weeks and six months. A matched control group was measured at baseline and six months. The main outcome measure was whether participants met the Dutch Norm for Health-enhancing Physical Activity (DNHPA: 30 min of moderate-intensity activity on five days a week); Fit-norm (20 min of vigorous-intensity activity on three days a week); and Combi-norm (meeting the DNHPA and/or Fit-norm). Other outcome measures included: total minutes of physical activity per week; and minutes of physical activity per week per domain and intensity category. Statistical analyses consisted of McNemar tests and paired t-tests (within-group changes); and multiple logistic and linear regression analyses (between-group changes).
DOCUMENT
Lector Gezonde Stad Jeannette Nijkamp richt zich met haaronderzoeksprogramma op een gezonde stedelijke fysieke leefomgeving.Doel is het verkleinen van gezondheidsverschillen tussen bewoners meteen hoge en lage sociaaleconomische status. Deze laatste groep heeftnamelijk een kortere levensverwachting, een slechtere gezondheid en eenongezondere leefstijl.Het Nederlandse gezondheidsbeleid zette tot voor kort vooral in opleefstijlinterventies. Vanwege de hardnekkige gezondheidsverschillenis er nu echter ook aandacht voor een gezonde fysieke leefomgeving.De geschiedenis leert namelijk dat fysieke ingrepen, zoals bijvoorbeeldde aanleg van riolering, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aangezondheidsbevordering voor alle bewoners en het verkleinen vangezondheidsverschillen.Binnen het onderzoeksprogramma Gezonde Stad wordt onderzochthoe de fysieke leefomgeving zodanig kan worden ontworpen eningericht dat stadsbewoners zich hier prettig voelen en worden verleidtot gezond gedrag. Hiertoe worden interventies ontwikkeld, waarbijwordt samengewerkt met allerlei partijen zoals gemeenten, bedrijven,organisaties en kennisinstellingen en vooral ook met de bewoners. Ookwordt onderzocht hoe de verschillende partijen kunnen samenwerken bijhet gezonder maken van de leefomgeving.Docent-onderzoekers en studenten werken in hun onderzoek samen metgemeentelijke professionals uit zowel het fysieke als het sociale domein endragen zo bij aan de verbinding tussen beide domeinen. De praktijk heeftgrote behoefte aan deze verbinding, want een combinatie van fysieke ensociale interventies is vaak effectiever.
DOCUMENT
There is an increasing awareness that the landscape around cities can contribute significantly to the well-being of urban citizens. Various studies and experiences in the Netherlands and other countries show that the combination of agriculture with care and education has great potential. The number of care farms has increased from 75 in 1999 to 500 in 2005. In urban areas, a diversity of groups can benefit from care farms or other types of social services in the rural area. It concerns among others, people with mental problems, with (chronic) psychiatric demands, with addiction problems, elderly, children with behavior and/or psychological problems and long term unemployed. The city of Amsterdam recognizes the unique and valuable qualities of the rural area and its potential for the well-being of its citizens. In and around Amsterdam various organizations have initiated innovative projects that connect urban demands with agricultural entrepreneurs. A transition to a new kind of agriculture and landscape contributing to health and well-being of urban citizens is possible.
DOCUMENT
Doel Overzicht geven van de literatuur over het effect van smartphone-apps en activiteitsmeters op een gezonde leefstijl. Opzet Systematische review. Methode In PubMed, de Cochrane Library, Embase en CINAHL zochten we naar relevante artikelen. Inclusiecriteria waren: (a) de interventie was een mobiele app of activiteitsmeter; (b) die bewegen en gezonde voeding stimuleerde; (c) bij volwassen mensen met een ongezonde leefstijl die nog geen aandoening hadden; (d) gericht op preventieve gezondheidszorg, gezondheidsbevordering of gezond gedrag; en (e) waarin het effect op fysieke activiteit, voeding of gewicht werd gemeten. Resultaten We includeerden 17 onderzoeken, waarvan 13 met apps en 4 met activiteitsmeters. Het effect van de apps op fysieke activiteit bij mensen met overgewicht of obesitas was in 6 onderzoeken positief en in 3 afwezig. Er was een positief effect op voeding dat in 3 onderzoeken significant en in 2 niet-significant was. Het effect op gewicht was in 6 onderzoeken positief en in 5 afwezig. De bewijskracht van de onderzoeken met apps was matig tot laag. Activiteitsmeters leken fysieke activiteit te kunnen verhogen, maar de kwaliteit van deze onderzoeken was laag. De effecten op gewicht waren tegenstrijdig en de effecten op voeding zijn niet onderzocht. Conclusie Apps hebben een globaal positief effect op de fysieke activiteit. Het effect op voeding en gewicht is onduidelijk, maar de trend is dat ze het voedingspatroon verbeteren. Ook activiteitsmeters kunnen de fysieke activiteit verhogen. Om gebruik van apps en activiteitsmeters te kunnen aanbevelen is echter grootschaliger onderzoek nodig, met beter uitgebalanceerde controlegroepen en een langere follow-upduur.
DOCUMENT
Background: A consistent finding in the literature is the decline in physical activity during adolescence, resulting in activity levels below the recommended guidelines. Therefore, promotion of physical activity is recommended specifically for prevocational students.Objective: This protocol paper describes the background and design of a physical activity promotion intervention study in which prevocational students are invited to participate in the design and implementation of an intervention mix. The intervention is expected to prevent a decline in physical activity in the target group.Methods: The effectiveness of the intervention was evaluated in a two-group cluster randomized controlled trial with assessments at baseline and 2-year follow-up. A simple randomization was applied, allocating 11 schools to the intervention group and 11 schools to the control group, which followed the regular school curriculum. The research population consisted of 3003 prevocational students, aged 13-15 years. The primary outcome measures were self-reported physical activity levels (screen time, active commuting, and physical activity). As a secondary outcome, direct assessment of physical fitness (leg strength, arm strength, hip flexibility, hand speed, abdominal muscle strength, BMI, and body composition) was included. An intervention-control group comparison was presented for the baseline results. The 2-year interventions began by mapping the assets of the prevocational adolescents of each intervention school using motivational interviewing in the structured interview matrix and the photovoice method. In addition, during focus group sessions, students, school employees, and researchers cocreated and implemented an intervention plan that optimally met the students’ assets and opportunities in the school context. The degree of student participation was evaluated through interviews and questionnaires.Results: Data collection of the SALVO (stimulating an active lifestyle in prevocational students) study began in October 2015 and was completed in December 2017. Data analyses will be completed in 2021. Baseline comparisons between the intervention and control groups were not significant for age (P=.12), screen time behavior (P=.53), nonschool active commuting (P=.26), total time spent on sports activities (P=.32), total physical activities (P=.11), hip flexibility (P=.22), maximum handgrip (P=.47), BMI (P=.44), and sum of skinfolds (P=.29). Significant differences between the intervention and control groups were found in ethnicity, gender, active commuting to school (P=.03), standing broad jump (P=.02), bent arm hang (P=.01), 10× 5-m sprint (P=.01), plate tapping (P=.01), sit-ups (P=.01), and 20-m shuttle run (P=.01).Conclusions: The SALVO study assesses the effects of a participatory intervention on physical activity and fitness levels in prevocational students. The results of this study may lead to a new understanding of the effectiveness of school-based physical activity interventions when students are invited to participate and cocreate an intervention. This process would provide structured health promotion for future public health.
MULTIFILE
Het team van het Healthy Urban Living Lab heeft samen met veel studenten van de Hogeschool van Amsterdam een Health Impact Assessment (HIA) uitgevoerd op de plannen voor het Bajes Kwartier. Dat is een groene, gezonde, duurzameAmsterdamse stadswijk die wordt gebouwd op het terrein van de voormalige Bijlmerbajes, gelegen in Stadsdeel Oost nabij de Amstel. In deze nieuwe wijk komen ongeveer 1.350 koop- en huurwoningen, variërend van betaalbarestarterswoningen tot exclusieve huizen en zorgwoningen. De focus van de HIA lag op drie aspecten die an groot belang zijn voor de gezondheid van inwoners van Amsterdam: bewegen, gezonde voeding en ontmoeten. Daarmeesluit de HIA aan bij de grootste uitdagingen voor de gezondheid van de Amsterdammers, overgewicht en eenzaamheid. Een HIA is een kritische en systematische beschouwing van een project, met als doel de kansen voor gezondheid en onbedoelde aspecten (zoals gezondheidsrisico’s) in kaart te brengen. Om te onderzoeken hoe de ambitie ‘alle bewoners leven hier twee jaar langer en gezonder kan worden gerealiseerd, is het Behaviour Change Wheel van Susan Michie (2011) gebruikt als theoretisch kader. Dit wetenschappelijkonderbouwde gedragsveranderingsmodel wordt ingezet voor het systematisch ontwerpen en evalueren van interventies en voor beleid dat is gericht op gedragsverandering. Het wordt veelal toegepast in de gezondheidsbevordering. Daarbij spelen drie elementen de hoofdrol: Capabilities (fysieke en psychologische vaardigheden), Opportunities (aspecten in de fysieke of sociale leefomgeving) en Motivation (bewuste en onbewuste processen die tot gedrag leiden). Naast een scan van het masterplan voor het Bajes Kwartier – vanuit het oogpunt van gezondheid – is een doelgroepanalyse gemaakt door middelvan een vragenlijst die werd verspreid onder belangstellenden c.q. toekomstige bewoners, een groepsbijeenkomst en doelgroepenonderzoek door studenten. Er is ook een wetenschappelijke literatuurstudie verricht. Vanuit de volksgezondheid kent de gezonde leefomgeving een afwisseling van bebouwing met groen, aantrekkelijke, uitdagende en gevarieerde openbare ruimten die uitnodigen tot bewegen, spelen en sport, gezond eten, het ontmoeten vanbuurtgenoten, een breed voorzieningenaanbod (waaronder ook een openbare toiletten en een maximale bereikbaarheid en verkeersveiligheid met de fiets en het openbaar vervoer). Daarnaast is in de leefomgeving sociale steun en socialeveiligheid nodig. Het beschikbaar maken van een leefomgeving die deze elementen bevat, is op zich niet voldoende. Er zijn ook activiteiten en netwerkennodig die bevorderen dat deze wijkinfrastructuur daadwerkelijk wordt benut. Zowel uit de literatuur als uit het doelgroepenonderzoek kwam dit naar voren als een belangrijke sleutel tot het creëren van gezondheidswinst. De conclusies die volgen uit de resultaten van de HIA, resulteren in vijf basisaanbevelingen.1) Focus op de diverse groepen. Iedere bewoner heeft recht op een gezonde omgeving. De gezondheidswinst die te behalen valt is het grootst onder kwetsbare groepen zoals bewoners met een lage sociaal economische status, ouderen en kinderen. 2) Gezond gedrag vereist participatie van bewoners waarbij alle doelgroepen vertegenwoordigd zijn. 3) Verbind de hardware met de software, maak een koppeling tussen de inrichting van de fysieke en de sociale omgeving 4) Zet alle vormen en varianten van nudging in, het helpt bewoners een gezonde leefstijl aan te nemen. 5) Hanteer een integrale aanpak waarbij deverschillende verantwoordelijke stakeholders zoals ontwerpers, planologen, burgers, kennisinstellingen, private partijen (zoals startups), gemeentes, GGD’en, zorgverzekeraars en zorgverleners vanaf het begin in eenruimtelijk planproces samenwerken
LINK
Een gezonde leefstijl geeft voor mensen met een verstandelijke beperking grote potentiële gezondheidswinst en meer mogelijkheden tot participatie in de maatschappij. Mensen met een verstandelijke beperking hebben voor een gezonde leefstijl ondersteuning nodig van professionele begeleiders en een gezonde leefomgeving die gezond gedrag stimuleren.In het project De Krachten Gebundeld werkten vier Nederlandse onderzoeksgroepen samen met ervaringsdeskundigen, hun naasten en 19 zorgorganisaties. Het doel was het ontwikkelen van kennis en praktijkproducten die bijdragen aan een gezondheidsbevorderende omgeving voor mensen met een matige tot zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperking, waarin zij worden ondersteund bij en verleid tot een gezonde leefstijl, specifiek op het gebied van voldoende beweging en gezonde voeding.
DOCUMENT