Artificial intelligence (AI) is a technology which is increasingly being utilised in society and the economy worldwide, but there is much disquiet over problematic and dangerous implementations of AI, or indeed even AI itself deciding to do dangerous and problematic actions. These developments have led to concerns about whether and how AI systems currently adhere to and will adhere to ethical standards, stimulating a global and multistakeholder conversation on AI ethics and the production of AI governance initiatives. Such developments form the basis for this chapter, where we give an insight into what is happening in Australia, China, the European Union, India and the United States. We commence with some background to the AI ethics and regulation debates, before proceedings to give an overview of what is happening in different countries and regions, namely Australia, China, the European Union (including national level activities in Germany), India and the United States. We provide an analysis of these country profiles, with particular emphasis on the relationship between ethics and law in each location. Overall we find that AI governance and ethics initiatives are most developed in China and the European Union, but the United States has been catching up in the last eighteen months.
DOCUMENT
Our approach is multi-actor and solution driven: • We study global problems with the people directly involved in those problems. • We study what those people do, how they do it, and how their practices can be improved. • This allows us to unpack global governance into more local practices of new and underrepresented actors, and • to develop new collaborative solutions to global problems through communities of practice • using research methods such as interviews, surveys, focus discussion groups, archival work, and citizen science
DOCUMENT
De versnippering van de internationale samenleving vermindert de kans op een overkoepelend model van global governance. Meer waarschijnlijk is het ontstaan van bepaalde processen van bestuur die zich ontwikkelen als reactie op specifieke mondiale vraagstukken. Dit artikel beschrijft het proces van implementatie van de US Foreign Corrupt Practices Act (FCPA) als een voorbeeld van een dergelijk bijzonder proces. Het FCPA 'model' wordt gekenmerkt door samenwerking en onderhandeling tussen de publieke en private sector. In dit model is het samenwerken voor het bieden van maatschappelijke veiligheid gebaseerd op wederzijds belang. De mogelijkheid van onderhandelde regelingen heeft een positief effect op het management van corruptie door bedrijven, dat zich verspreidt over de hele invloedsfeer van de onderneming. Tegelijkertijd biedt het de overheid toegang tot de informatie die nodig is om corruptie op te sporen, te onderzoeken en te vervolgen. Het in kaart brengen van dergelijke processen biedt nuttige inzichten over nieuwe benaderingen die nodig kunnen zijn om goed bestuur voor een veilige wereld te bereiken. ABSTRACT The fragmentation of international society reduces the likelihood of a single overarching model of global governance. More likely, is the emergence of particular processes of governance that develop in response to specific global issues. The paper describes the process of implementing the US Foreign Corrupt Practices Act (FCPA) as an example of one such particular process. The FCPA 'model' is characterized by co-operation and negotiation between the public and private sector. In this model, partnering for the provision of security is based on mutual self- interest. The possibility of negotiated settlements has a positive effect on the management of corruption by corporations with a ripple effect throughout the corporations' sphere of influence. At the same time, it provides governments with access to the information necessary to detect, investigate and prosecute corruption. Mapping such processes provides useful insights about new approaches that may be needed to attain good governance for a safe world.
DOCUMENT
Due to the existing pressure for a more rational use of the water, many public managers and industries have to re-think/adapt their processes towards a more circular approach. Such pressure is even more critical in the Rio Doce region, Minas Gerais, due to the large environmental accident occurred in 2015. Cenibra (pulp mill) is an example of such industries due to the fact that it is situated in the river basin and that it has a water demanding process. The current proposal is meant as an academic and engineering study to propose possible solutions to decrease the total water consumption of the mill and, thus, decrease the total stress on the Rio Doce basin. The work will be divided in three working packages, namely: (i) evaluation (modelling) of the mill process and water balance (ii) application and operation of a pilot scale wastewater treatment plant (iii) analysis of the impacts caused by the improvement of the process. The second work package will also be conducted (in parallel) with a lab scale setup in The Netherlands to allow fast adjustments and broaden evaluation of the setup/process performance. The actions will focus on reducing the mill total water consumption in 20%.
Het postdoc-onderzoek Building Adaptive Tourism Areas beoogt om een bijdrage te leveren aan het vergroten van de adaptiviteit van toeristische bestemmingen. Adaptiviteit is een essentiële eigenschap in de huidige dynamische netwerk samenleving en globaliserende economie. Toeristisch-recreatieve bestemming moeten meebewegen met zaken als toenemende concurrentie en professionalisering, veranderend consumentengedrag, nieuwe technologieën die nieuwe kansen en uitdagingen met zich mee brengen, de maatschappelijke roep om duurzaamheid, kortere levenscycli van concepten, de vraag om bestemmingen in balans als gevolg van ‘overtourism’ en zo meer. In dit onderzoek nemen we het perspectief dat bestemmingen complexe, open systemen zijn die de potentie hebben om adaptief te zijn. Complexe systemen omdat een veelheid aan actoren en factoren de ontwikkelingsrichting van bestemmingen beïnvloeden. Open systemen omdat vele invloeden van buitenaf komen die op vrijwel autonome wijze ontwikkelingsrichtingen van bestemmingen beïnvloeden. Adaptiviteit is het vermogen om mee te bewegen met dergelijke dynamiek door middel van series van stapsgewijze aanpassingen. Het onderzoek Building Adaptive Tourism Areas focust specifiek op het beter begrijpen van wat de ambitie van het vergroten van het adaptieve vermogen in de praktijk betekent. De studie bestaat uit drie stappen: 1.) duiden van “key conditions” voor adaptiviteit: de elementen die noodzakelijk zijn voor adaptief vermogen, en deze vertalen naar de context van het toerisme; 2.) identificeren van ‘traps’: condities voor adaptiviteit komen met implicaties en daarmee samenhangende praktische beperkingen 3.) uiteenzetten van ‘practicable strategies: acties die helpen om te bouwen aan adaptieve bestemmingen. De output van het project zijn diverse artikelen en academische journals en professionele tijdschriften. De bevindingen worden (direct) ingebracht in de opleidingen van de Academy of Leisure & Tourism van NHL Stenden Hogeschool en verder ontplooid binnen het European Tourism Futures Institute (ETFI – www.etfi.eu).
In De Haagse Hogeschool werken de lectoraten vanuit faculteiten, dicht bij het onderwijs, nauw samen in zeven kenniscentra. Deze kenniscentra zijn de verbinding tussen de regio, met zijn actuele thema’s (vaak gelinkt aan het missiegedreven innovatiebeleid van de overheid) en het onderwijs en onderzoek van de Haagse Hogeschool. De zeven kenniscentra van De Haagse Hogeschool zijn: Cybersecurity, Digital Operations & Finance, Global & Inclusive Learning, Global Governance, Health Innovation, Governance of Urban Transitions & Mission Zero. Deze kenniscentra zijn in opstartende fase en worden ondersteund door centrale diensten. De Haagse Hogeschool kiest voor versterking van de onderzoeksinfrastructuur die centraal staat in de kenniscentra: ‘de Haagse Labs’. Praktijkgericht onderzoek vindt in deze omgevingen plaats als een vervlechting van onderwijs (studenten en docenten), onderzoek, het werkveld en maatschappelijke partners. Sommige labs hebben een tijdelijk karakter, andere, zoals de hogeschool zelf, zijn continu een omgeving waarbinnen onderzoek gedaan wordt. De Haagse Labs zijn bij uitstek de plek waarin nauw samengewerkt wordt met andere hogescholen of kennisinstellingen (veelal zijn ze ontstaan uit een samenwerking zoals The Green Village, of het Basalt SmartLab). De keuze voor de Haagse Labs geeft verdieping aan regionale samenwerkingen en bijbehorende speerpunten. De huidige, meer informele inrichting, kan met behulp van Impuls 2020, verder structuur krijgen, leiden tot een betere kennisdeling tussen de kenniscentra heen en de regionale netwerkvorming versterken. Naast het formaliseren van ‘de Haagse Labs’ zetten we in op zichtbaarheid van de Hogeschool in de regio door te investeren in communicatie (denk bijvoorbeeld aan het opzetten van podcasts, en digitale middelen in Corona-tijd). Die profilering van ons onderzoek wordt verder ondersteunt door een traject rond visievorming en strategische positionering. De kenniscentra zullen begeleid worden om einde 2021 een visie te ontwikkelen met bijbehorende acties om de rol van de hogeschool in de regio te versterken.