Urban densification is a key strategy to accommodate rapid urban population growth, but emerging evidence suggests serious risks of urban densification for individuals’ mental health. To better understand the complex pathways from urban densification to mental health, we integrated interdisciplinary expert knowledge in a causal loop diagram via group model building techniques. Six subsystems were identified: five subsystems describing mechanisms on how changes in the urban system caused by urban densification may impact mental health, and one showing how changes in mental health may alter urban densification. The new insights can help to develop resilient, healthier cities for all.
LINK
Van het enkelvoudig coachen van groepen moeten we eigenlijk af. Want wie bijvoorbeeld alleen maar kijkt naar de communicatieprocessen in een groep, zonder oog voor de context waarin groepsactiviteiten plaatsvinden, mist wezenlijke informatie. In plaats van de enkelvoudige aanpak kiezen we voor de Integrale Procesbegeleiding van Groepen, het IPG-model. Met dit groepsdynamisch model kunt u complexe groepsdynamieken, -fenomenen en –processen in hun onderlinge samenhang doorgronden en begeleiden.
DOCUMENT
De Groep Wilders heeft bij de laatste Eurpese verkiezingen een grote zetelwinst behaald. Ze zijn nu bijna even groot als het CDA. Feitelijk is de groepering Wilders geen democratische partij waar mensen lid van kunnen worden en hun leider kiezen en partijprogramma mee kunnen vaststelen. Dat allemaal niet. Feitelijk is Wilders een alleenheerser en onze huidige kieswet legt dergelijke groepen geen strobreed in de weg. Ze mogen vrijelijk meedoen met verkiezingen. Het kiesstelsel moet veranderen om onze democratie te beschermen.
DOCUMENT
De aansluiting tussen kinderopvang in de voorschoolse periode en de start van de basisschool is verschillend vorm gegeven in diverse landen. Nederland kent een ‘split system’, maar op enkele plekken is er sprake van structurele toenadering tussen de voorschoolse en schoolse sector. De peuter-kleuter-groep, die maar op enkele plaatsen in Nederland bestaat, beoogt de inhoudelijke samenwerking tussen opvang en onderwijs te versterken en de overgang voor kinderen soepel te laten verlopen. In een observatiestudie onder 9 random geselecteerde locaties (N= 13 leerkrachten en 14 pedagogisch medewerkers, 85 geobserveerde kinderen) is de proceskwaliteit van deze groep geëvalueerd (CLASS Toddler & CLASS Pre-K: Productiviteit, Educatieve werkvormen en Conceptontwikkeling) en de betrokkenheid(inCLASS) en het welbevinden van de kinderen (NCKO-instrument), aangevuld met een interview en vragenlijst voor de betrokken professionals uit kinderopvang en basisonderwijs. De resultaten laten zien dat de proceskwaliteit goed is voor emotionele kwaliteit en middelmatig voor kwaliteit van de instructie, aansluitend op uitkomsten uit peilingen van reguliere peutergroepen en kleutergroepen. Het welbevinden van zowel de peuters als kleuters is goed evenals de betrokkenheid. Voor de interacties met leeftijdsgenoten en het gedrag in de groep blijken er geen significante verschillen tussen peuters en kleuters. Wel hebben de kleuters op de peuter-kleuter-groep meer interacties met de medewerker, een betere speelwerkhouding en een iets hoger welbevinden dan peuters.De betrokken pedagogisch medewerkers, leerkrachten en directeuren geven aan met de peuter-kleuter-groep de overgang van kinderopvang naar het basisonderwijs soepeler te willen laten verlopen en de interprofessionele samenwerking te willen stimuleren in een integrale aanpak. Pedagogisch medewerkers en leerkrachten werken nauw samen aaninnovaties op de groep, waarbij de leerkrachten vaker de leiding nemen in de planning, het curriculum en groepsinstructie. Een belangrijk knelpunt is de onzekere positie van de groep in de relatie tussen school, inspectie en de wethouder als formele handhaver van wet- en regelgeving.Een conclusie uit dit eerste, kleinschalige onderzoek is dat pedagogische kwaliteit van de peuter-kleuter-groep vergelijkbaar is met de uitkomsten uit peilingen van (afzonderlijke) peutergroepen en het kleuteronderwijs. De verschillen tussen de kleuters ten opzichte van peuters en de taakverdeling tussen pedagogisch medewerkers en leerkrachten verdienen wel nadere aandacht in vervolgonderzoek. Op basis van deze eerste empirische evaluatie van de peuter-kleuter-groep bespreken we ten slotte mogelijke verbeterpunten voor de structurele kwaliteit, de proceskwaliteit, en welbevinden en betrokkenheid van de kinderen, in relatie tot de innovatieve samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs met nieuwe rollen voor pedagogisch-didactische professionals
DOCUMENT
In groep 7 en 8 schrijven leerlingen in schriften, maken ze opdrachten in werkboeken en aantekeningen tijdens de les. Daarnaast maken ze werkstukken, vullen formulieren in en gaan steeds meer de computer gebruiken. Al deze manieren van schrijven vereisen verschillende vaardigheden. Bij het maken van een werkstuk gebrui- ken leerlingen sierletters. Bij het invullen van een formulier wordt blokschrift gebruikt en bij het maken van aantekeningen is schrijfsnelheid belangrijk. Om snel te kunnen werken met de computer moeten kinderen bij voorkeur leren blind te typen. Het leren van deze vaardigheden vraagt een lesaanbod in groep 7 en 8 met vol- doende instructie- en oefentijd.
DOCUMENT
Leren lezen gaat bij de meeste kinderen niet vanzelf. Mirjam Snel, hoofddocent aan de Hogeschool Utrecht, promoveerde vorig jaar op een onderzoek naar het leesonderwijs en de leesontwikkeling van kinderen in groep 3. In haar dissertatie richt ze zich op de relatie tussen de ontwikkeling van de snelheid van woordherkenning en twee verschillende instructiebenaderingen. Daarnaast onderzoekt ze op wat voor manier leesproblemen al vroeg opgespoord kunnen worden. Het onderzoek levert interessante inzichten op voor het handelen van de leerkrachten in groep 1-2 en in groep 3.
LINK
Recensie van Dekeyser,L & Baert,H. (1999) Projectonderwijs: leren en werken in groepen
DOCUMENT
Een kwetsbare groep burgers onder wie schuldenproblematiek in hoge mate voorkomt zijn delinquenten. Schuldenproblematiek onder deze doelgroep is sterk verweven met problemen op andere levensdomeinen en verhoogt bovendien het risico op terugval in criminaliteit. Reclasseringswerkers missen veelal handvatten om cliënten met schuldenproblematiek te begeleiden. Structurele vroegtijdige samenwerking met onder meer schuldhulpverlening is dan ook nodig om delinquenten met schuldenproblematiek adequaat te begeleiden.
DOCUMENT
In het voorjaar van 2017 startten SKSG en obs De Feniks in Groningen het project Taalatelier, dat een vervolg kreeg in schooljaar 2017-2018. Pedagogisch medewerkers (verder: pm’ers) Rene Liet en Manon Jongsma van SKSG ontvingen op woensdag- en vrijdagmiddag een groep kinderen uit groep 4-5 om motiverende activiteiten te ondernemen met een focus op taalontwikkeling. De reden hiervoor was de achterblijvende taalprestatie van een deel van de kinderen in deze groepen. Het doel van het Taalatelier was om het taal- en leesplezier van kinderen te verhogen. De pm’ers bedachten en gaven vorm aan betekenisvolle activiteiten. Vanuit het Lectoraat Integraal Jeugdbeleid van de Hanzehogeschool Groningen werden zij begeleid door ons, docent-onderzoekers die ondersteuning boden op het gebied van taalstimulering. In deze publicatie zijn de door de pm’ers ontwikkelde activiteiten opgenomen, zodat in de toekomst ook andere pm’ers een taalatelier kunnen vormgeven en uitvoeren. De beschrijving van de activiteiten wordt vooraf gegaan door een inleiding waarin we de belangrijkste zaken met betrekking tot de taalstimulering van kinderen bespreken.
MULTIFILE
In haar proefschrift beschrijft Jacqueline Rothfusz een lokale casus, die voor haar exemplarisch is voor situaties waar door allerhande betrokken actoren gewerkt wordt aan het laten participeren van marginale groepen aan de normale orde. Puntje wat niet onvermeld mag blijven is de prachtige illustratie van Jan Hamstra die aan de hoofdstukken voorafgaat. Wellicht had een aparte illustratie per hoofdstuk, in plaats van hergebruik van hetzelfde beeld, naast de geschreven tekst nog verder uitdrukking kunnen geven aan haar betoog (Leavy, 2015). Voor haar onderzoek heeft Rothfusz gekozen voor diverse locaties in Groningen waar grote groepen Caribische Nederlanders wonen. Op deze locaties werd op verschillende wijze “overlast” geconstateerd. Daarbij was ze geïnteresseerd in hoe de verhalen van sociale professionals zich verhouden tot de verhalen van de doelgroep zelf. Wat is de rol van macht in de relaties tussen professionals en cliënten? Hoe verhouden deze zich tot elkaar? Gaat het om de macht van de doelgroep zelf of de macht van de professionals om mensen die zich afwijkend gedragen om te vormen tot “normale” burgers? Wat is dan empowerment en participatie?
MULTIFILE