Onderzoeken laten zien dat hechtingsstijlen veranderbaar zijn als gevolg van psychologische behandeling. Doel was om na te gaan of hechting ook binnen een psychologische behandeling van verslaving kan veranderen. Daartoe is bij 49 cliënten in de ambulante verslavingszorg gekeken of de therapeutische relatie invloed had op de hechting van een cliënt. Op groepsniveau werd gevonden dat de hechtingsstijl niet veranderde, maar op individueel niveau werd verband gevonden tussen de therapeutische relatie en de vermijdende component van hechting na de behandeling. Ook werd, in overeenstemming met ander onderzoek, verband gevonden tussen veranderingen in de angstige component maar niet de vermijdende component van hechting met veranderingen in sociaal steunende interacties en klachten. Binnen de groep mensen met een verslaving werden geen significante veranderingen van hechting (vermijding en angst) gevonden, terwijl dit in andere populaties wel werd gevonden. Wel werd, zoals verwacht, een relatie gevonden tussen een hechtingscomponent en uitkomstmaten.
DOCUMENT
Discussiepaper over klanthechting en informatieverificatie in taxeren. Dit artikel gaat in op de relatie tussen hechting aan de klant enerzijds en de controle van klantgerelateerde informatie anderzijds. Klanthechting (Engels: client attachment), is een relevant thema in sectoren waarin oordeelsvorming en klantbelangen centraal staan. Het is immers niet ondenkbaar dat dienstverleners zich minder kritisch opstellen bij (belangrijke) klanten vanuit het oogpunt van klant- en omzetbehoud. In de volgende paragraaf is literatuur verkend over mogelijke risico’s bij onderzoeksinspanning in professionele dienstverlening. Vervolgens is in een enquête onder registertaxateurs in Nederland het effect van twee potentiële risicofactoren op de kwaliteit van informatiecontrole onderzocht. De bevindingen zijn aan het eind van dit artikel verwoord.
DOCUMENT
In de zomer van 2005 drongen Amerikaanse wetenschappers aan op de ontwikkeling van een nationale strategie op het terrein van materials science & engineering (MSE). De National Research Council (NRC) van de National Academy of Sciences (NAS) had kort aarvoor het rapport ’Globalization of Materials R&D: Time for a National Strategy’ uitgebracht. In dit rapport ging het om een antwoord op de vraag ‘Waar staan de VS in vergelijking met de rest van wereld?’, ofwel ‘Zijn de VS nog steeds leidend op de verschillende materiaalgebieden of nemen andere landen deze positie over?’ De snelle opkomst van het materialenonderzoek in landen, zoals China en het groeiend onderzoek in Europa vormen immers voor de VS een geduchtere concurrentie dan ooit. Volgens dit rapport is de positie in composieten en superlegeringen dan ook zodanig afgenomen dat Amerika nog nauwelijks de vruchten kan plukken van de elbelovende ontwikkelingen op dit terrein. Ook de positie op het gebied van katalysatoren is vrijwel geheel verdwenen. Vaak is de kennis nog wel aanwezig maar de kracht om die kennis commercieel te benutten ontbreekt. Bedrijven kunnen dan de academische kennis niet meer omzetten in een winstgevende toepassing. Hoewel het vakgebied materials science & engineering in de VS niet meer over de hele linie aan de top van de wereld staat, is de Amerikaanse positie op de meeste terreinen van de materiaalwetenschappen onbetwist. Recente hoogtepunten zijn ruimschoots voorhanden, zoals het maken van grafeen, de verschillende toepassingen van anokoolstofbuisjes, de ontdekking van metamaterialen en het nabootsen van verschijnselen uit de natuur zoals de hechting van de poten van de gekko aan de ondergrond. De National Science Foundation speelt een belangrijke bij de financiering en valorisatie van onderzoek. Verschillende programma’s, waaronder het Materials Science Research and Engineering Centers programma, spelen een grote rol in kennisoverdracht naar bedrijfsleven en maatschappij. Michiel Scheffer is, tijdens zijn vijf maanden verblijf, in de Verenigde Staten zelf op zoek gegaan naar de Amerikaanse positie en heeft met veel onderzoekers gesproken. Ook hij heeft ontdekt dat er nog vele hoogtepunten en sterkten in het Amerikaanse materialenonderzoek te vinden zijn, waarvan hij in deze bundel enthousiast en gedetailleerd verslag doet.
MULTIFILE
Nederland kent 75.000 tot 116.000 gezinnen met meervoudige en complexe problemen (GMCP). Deze problemen verslechteren de kwaliteit van leven van ouders en kinderen, vergroten de kans op uithuisplaatsing van kinderen en psychische problemen van kinderen in de volwassenheid. De jaarlijkse maatschappelijke kosten bedragen circa 10 miljard euro. De behandelnoodzaak is daarom groot. In GMCP staat de gezinsdynamiek onder druk. Ouders ervaren intense opvoedstress wat de ouder-kindinteractie negatief beïnvloedt en leidt tot hechtings- en gedragsproblemen bij kinderen. Bevordering van intrapersoonlijke empowerment van ouders kan opvoedstress verminderen, samen met het streven naar ‘goed genoeg ouderschap’, de opvoedstrategieën ‘vertragen’ en ’verdragen’ en versterking van het sociaal netwerk. Huidige gezinsgerichte interventies in de kinder- en jeugdzorg zijn niet altijd passend als intense opvoedstress samengaat met trauma, persoonlijkheidsproblematiek, angst, depressie én als ouders emotionele geremdheid of beperkte taalvaardigheid hebben. Dit vermindert de effectiviteit en duurzaamheid van de behandeling. Vaktherapie (beeldende, dans-, drama-, muziek-, psychomotorische therapie en speltherapie) is ervaringsgericht en sluit daardoor mogelijk beter aan. Vaktherapie vermindert stress en verbetert emotieregulatie en waargenomen zelfeffectiviteit. Vaktherapie is echter nog meer gericht op persoonlijke problemen van ouders dan op uitdagingen in het ouderschap en sluit nog onvoldoende aan bij de gezinsdynamiek van GCMP en geboden hulp. Vaktherapeuten en gezinsbegeleiders vragen om de ontwikkeling van vaktherapeutische gezinsinterventies om opvoedstress van ouders van GMCP te verminderen. In het ‘Bouwen in Vertrouwen’ project wordt een gezinsgerichte vaktherapeutische behandelmodule ontwikkeld en geëvalueerd gericht op het verminderen van opvoedstress in GMCP. Dit gebeurt in een leernetwerk van zorgprofessionals, praktijkonderzoekers, docenten en studenten. Het leernetwerk gebruikt daarbij een systematische aanpak voor interventieontwerp (Intervention Mapping) en state-of-the-art technologieën (Key Enabling Methodologies) die ondersteunen bij het ontwikkelen en structureren van de behandelmodule. De ontwikkelde behandelmodule wordt vervolgens met een multiple-baseline studie op effectiviteit onderzocht en, middels het leernetwerk, duurzaam geïmplementeerd.
Vezelversterkte kunststoffen (composieten) zijn lichtgewicht, sterk en hebben een uitstekende (buiten)duurzaamheid. Composieten worden in vele uiteenlopende constructies toegepast, variërend van loopplanken voor bruggen of steigers, constructies voor machines tot wieken voor windmolens. Daarbij is de verbinding tussen het composiet en de rest van de constructie tot op heden altijd de zwakste schakel. Bij hoge mechanische belastingen vragen verbindingen al gauw ook kostbare oplossingen. Beide factoren begrenzen de toepassingsmogelijkheden. Een mogelijk veelbelovende technologie dient zich aan vanuit een geheel ander toepassingsgebied. Coldspray (CS) is een technologie die het mogelijk maakt om metaallagen aan te brengen. CS wordt onder meer toegepast bij reparatie van (beschadigde of versleten) metalen onderdelen (remanufacturing). Het biedt echter ook mogelijkheden om sterk hechtende metaallagen aan te brengen op andere materialen. Het toepassen van Coldspray als alternatieve technologie bij Additive Manufacturing (CSAM) is in opkomst bij 3D metaalprinten. Of CSAM een oplossing gaat bieden voor het realiseren van sterke verbindingen tussen composieten en andere in de regel metalen constructiedelen vormt de kernvraag voor dit verkennend onderzoek. De focus zal daarbij liggen op de hechting tussen het composiet en de daar met CSAM op aangebrachte metaallagen. Voor dit onderzoek bundelen Prince Fibre Tech (leverancier van composiet profielen), Titomic (leverancier van CS-technologie), innovatiewerkplaats Perron 038 (AM-lab met CS-3Dprinter) en lectoraat Kunststoftechnologie van Windesheim hun expertises, faciliteiten en materialen.
Klimaatverandering heeft aanzienlijke gevolgen voor de leefomgeving, volksgezondheid en economie. Om de impact hiervan te beperken/verminderen is reductie van emissies essentieel. In de bouwsector, waar veel beton en staal worden gebruikt is nog veel winst te behalen. Deze materialen hebben een hoge CO2-uitstoot bij de productie, terwijl hout als biobased bouwmateriaal een duurzamer alternatief biedt. Hout heeft echter beperkingen door de gevoeligheid voor vocht, degradatie door micro-organismen, UV-straling, insecten en brand. Behandelingen met houtbescherming methodes en coatings worden toegepast, maar veel hiervan zijn toxisch en milieubelastend. Een veelbelovende alternatieve behandelingsmethode zou kunnen worden gerealiseerd door het gebruik van ijzeroxiden in combinatie met een bindmiddel voor de hechting van ijzeroxiden aan hout. Sol-silicaat lijkt hiervoor een veelbelovend middel dat ook andere gunstige eigenschappen bevat. Het wordt al voornamelijk toegepast op mineraalrijke ondergronden zoals beton en baksteen. Sol-silicaat is damp-open maar waterafstotend, UV-bestendig, schimmelwerend, is niet brandbaar en kan de levensduur van houten elementen verlengen. Hoewel hout in vergelijking met beton en kalksteen een mineraalarm is, kan door gebruik te maken van de eerste stap in het silicificatieproces (verstening), waarbij silica zich bindt aan cellulose, in potentie een geschikte basis worden gecreëerd voor de hechting van sol-silicaat aan hout. Dit kan resulteren in een verkiezelend effect, waardoor de levensduur en brandveiligheid van hout worden verbeterd. IJzeroxiden dat wordt beschouwd als een mineraal zou een geschikt additief zijn dat samen met het sol-silicaat kan verkiezelen aan het hout. Via deze route kan de hechting van ijzeroxiden aan hout worden gerealiseerd. De combinatie van ijzeroxiden en sol-silicaat kan de brandwerendheid verder verhogen en esthetische voordelen bieden. Sol-silicaat biedt daarom niet alleen een milieuvriendelijke maar ook een niet-toxische oplossing om de prestaties van het gebruik van hout te vergoten. Het gecreëerde eindproduct sluit hierbij aan bij de behoefte aan duurzame en circulaire producten.