Presentatie aan directeuren, Vereniging Hogescholen, HEO Sector 6 maart 2015.
DOCUMENT
Beide hogescholen hebben twee praktijkvoorbeelden van samenwerking met de sociale dienst uitgewerkt. Beide verschillen van insteek. Het voorbeeld van Fontys Hogeschool start vanuit vernieuwingen in het werkveld, in het bijzonder het werken met de zelfredzaamheidsmatrix. Er is vanuit de hogeschool in samenwerking het werkveld een implementatieplan uitgewerkt hoe de ZRM een integraal onderdeel kan worden van het hele dienstverleningsproces. De Hanzehogeschool Groningen heeft gekozen om in te steken bij het onderwijs en vandaaruit de samenwerking te zoeken met de sociale dienst. Vier SJD-studenten van de specialisatie Recht & Multi-problem kregen als junior-medewerkers de opdracht een intake op locatie voor Groningse dak- en thuislozen te ontwerpen. Samen met een docent/onderzoeker en vijf teamleiders afkomstig van de sociale dienst en opvangvoorzieningen gingen zij in een werkleeratelier aan de slag, met als uitkomst een adviesrapport.
DOCUMENT
Hoewel de meeste hogescholen expliciet aangeven zich te richten op het realiseren van maatschappelijke waarde, vaak onder de noemer van Bildung of responsiviteit, krijgt dit onvoldoende uitwerking in jaarverslagen in termen van prestatie-indicatoren en andere verantwoordingselementen.
LINK
Full text via link. Binnen Hogeschool Utrecht, Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Inholland en Hogeschool Saxion is onderzocht hoe studenten worden uitgedaagd tot studieprestaties en hoe zij hun opleidingsprogramma’s ervaren. De onderzoeksresultaten geven inzicht in de ontwikkeling van interventies voor de invoering van een talentgericht programma. In dit artikel de resultaten van de nulmeting en een discussie over de invoering.
DOCUMENT
Uit het rapport: "Hogescholen verrichten praktijkgericht onderzoek. Dit onderzoek is gericht op het verhogen van de kwaliteit van de hbo-afgestudeerden, op het responsief houden van het onderwijs én op het innoveren van de beroepspraktijk. Hogescholen worden dan ook al geruime tijd betrokken bij het nationaal en regionaal beleid dat zich richt op de maatschappelijke waardecreatie vanuit kennis ofwel valorisatie. Zo zijn zij sinds het ontstaan actief betrokken bij het Valorisatieprogramma (2010) en wordt in het Hoofdlijnenakkoord (2011) gesproken over het ontwikkelen van een eigen set valorisatieindicatoren voor hogescholen. De brief ‘Wetenschap met Impact’ van staatssecretaris Dekker van 19 januari 2017 richt zich echter voornamelijk op de universiteiten. Dit is mede aanleiding voor de Vereniging Hogescholen om een eigen visie te ontwikkelen op de maatschappelijke waardecreatie vanuit kennis in het hbo en hier uitwerking aan te geven. Daarvoor is een Ad hoc commissie opgericht bestaande uit bestuurders en lectoren. In dit rapport presenteren zij hun visie en de uitwerking daarvan."
DOCUMENT
Presentatie en Handout tijdens landelijke Studiekeuze123 conferentie, Jaarbeurs Utrecht
DOCUMENT
Het verslag betreft een experiment, met een looptijd van vijf maanden, om dekennisbank van een kenniscentrum van de Hanzehogeschool Groningen teoptimaliseren, dat wil zeggen 1) de erin opgeslagen kennisproducten op kwaliteit te toetsen, 2) deze zodanig te typeren dat ze qua aard en inhoud herkenbaar worden voor kennis-zoekers, en 3) ze zodanig op een website te etaleren dat ze vindbaar worden voor kenniszoekers. Een redactie-procedure werd hiertoe ontwikkeld en bepoefd. Drie lessen konden uit het experiment geleerd worden. De eerste is dat het met de redactieprocedure doenlijk bleek om met beperkte middelen en met een beperkte inzet van mensen te komen tot een adequate schifting van kennisproducten met en zonder voldoende kwaliteit (dus kennisproducten die wel en die niet in aanmerking kwamen om op de website geëtaleerd te worden). Kwaliteit werd daarbij mede gedefinieerd als ‘van belang voor praktijkbeoefenaren en/of voor een breed publiek’. De tweede is dat heteveneens mogelijk bleek om, met de redactie-procedure, tot een adequate typering van de kennisproducten te komen. De derde les is dat er bij de technische vormgeving van de website, zodanig dat de kennisproducten herkenbaar en vindbaar geëtaleerd worden, veel komt kijken. De kunst is daar een manier voor te vinden die geen irrealistisch beslag op tijd en middelen legt.
DOCUMENT
In Nederland worden steeds vaker onderwaterdrones ingezet voor aquatische monitoring van ecologie en waterkwaliteit. Het eerste grootschalige nationale onderzoek met aquatische drones werd in 2013 uitgevoerd in het kader van het programma ‘Collaboratorium Klimaat en Weer’ [1] naar de waterkwaliteit onder drijvende woningen door Tauw, DeltaSync en Deltares en de hogescholen van Rotterdam en Groningen, waaruit bleek dat de effecten op o.a. zuurstofgehalte klein waren en het goede ecologische vestigingsplaatsen (o.a. mosselen en schuilplaatsen zijn voor kleine vissen) [2]. Na dit onderzoek hebben twee betrokken lectoren in 2015 het bedrijf INovatieve DYnamische MOnitoring (INDYMO) opgericht om de toepassing van aquatische drones in waterbeheer verder te onderzoeken in nauwe samenwerking met diverse overheden en kennisinstituten. INDYMO verbindt onderzoek, ondernemerschap en onderwijs en heeft vestigingen in YES!Delft en de watercampus in Leeuwarden, die nauw samenwerken met o.a. TU Delft en de hogescholen Groningen, Rotterdam en hogeschool Van Hall Larenstein.
MULTIFILE
Projectrapport doel 6, Project Je Ogen Uitkijken. Het blijvend ontwikkelen van toetsbekwaamheid is belangrijk gebleken binnen het hoger beroepsonderwijs. De invoering van de BKE- en SKE-trajecten en het ontwikkelen van het Protocol Afstuderen zijn recente ontwikkelingen die deze ontwikkeling verder aanjagen. Hogescholen werken daarin veelvuldig samen en dat heeft zijn vruchten afgeworpen, onder andere in het netwerk toetsbekwaamheid. In het kader van het project Je Ogen Uitkijken zijn interviews afgenomen binnen de hogescholen van de kerngroepleden en het netwerk, met sleutelfiguren die inhoudelijk betrokken zijn bij de uitvoering van professionaliseringstrajecten voor toetsbekwamheid, om te onderzoeken hoe het proces van de implementatie van de kwaliteiten BKE en SKE en eventueel de tools, is ervaren. Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in het proces en de ervaringen van de implementatie van de kwaliteiten. In dit rapport worden de resultaten daarvan beschreven.
DOCUMENT
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat er zorgen zijn over het welzijn van studenten. Hogescholen hebben de maatschappelijke opdracht gekregen bij te dragen aan het bevorderen van ‘studentenwelzijn’. Dit onderzoek gaat over de manier waarop hogescholen in Nederland dit aanpakken en welke ervaringen zij hiermee hebben met als doel lessen te trekken die hogescholen kunnen gebruiken bij het versterken van hun aanpak van studentenwelzijn. Hiervoor hebben wij gesproken met vertegenwoordigers van 22 verschillende hogescholen in Nederland. In de interviews is onder andere gevraagd naar het aanbod voor studenten, professionalisering van docenten, hoe beleid tot stand komt en keuzes worden gemaakt ten aanzien van studentenwelzijn, en onderzoek en samenwerking op het gebied van studentenwelzijn. De thema’s zijn gebaseerd op het StepChange model (De Pury & Dicks, z.d.). Daarnaast is gevraagd naar waar hogescholen tevreden over zijn, maar ook naar waar zij (nog) mee worstelen en welke vragen er leven over de aanpak van studentenwelzijn. Het rapport biedt een uitgebreid beeld in de ervaringen van hogescholen. Hieronder volgt heel kort een samenvatting van de belangrijkste resultaten.Uit de gesprekken blijkt dat op alle hogescholen hard wordt gewerkt aan het bevorderen van studentenwelzijn. Mede door de vrijgekomen NPO-gelden is er de afgelopen periode heel veel aanbod ontwikkeld. Hogescholen voelen zich trots over het rijke aanbod dat zij onder hoge druk hebben kunnen neerzetten. Dit aanbod laat zien dat studentenwelzijn vanuit een brede blik wordt benaderd, met aandacht voor onder andere leefstijl, financiën, sociale binding en inclusie, mentale gezondheidsvaardigheden, en zingeving. In dit rapport worden een aantal voorbeelden uitgelicht en kan een overzicht worden gevonden in Bijlage 2. Een aantal tendensen en verschuivingen zijn zichtbaar. Zo is de aandacht van hogescholen verschoven van het genereren van aanbod naar het structureren en in lijn brengen van dit aanbod. Ook wordt er nagedacht over de borging op lange termijn van het aanbod. Daarnaast zetten hogescholen steeds meer in op preventie. Een andere beweging is het organiseren van aanbod dichter bij de student, bijvoorbeeld op het niveau van de faculteit.Er is grote overlap in de dilemma’s waar hogescholen nog mee worstelen, en – redenerend vanuit het StepChange model – signaleren we een aantal kansen voor het versterken van de aanpak van studentenwelzijn. Dit leidt tot een reeks conclusies en aanbevelingen, die hieronder zeer kort worden samengevat.1.Hogescholen hebben het idee dat hun aanbod nog niet voldoende gebruikt en gevonden wordt. Om aanbod beter te laten aansluiten op de behoeftes van studenten, kunnen studenten zelf sterker betrokken worden bij het samenstellen van het aanbod. Daarnaast kunnen hogescholen de zichtbaarheid van het aanbod vergroten door het aanbod dichter bij de student te organiseren en aanbod digitaal op 1 plek samen te brengen. Daarnaast kan de communicatie over het aanbod versterkt worden, bijvoorbeeld door de inzet van communicatieprofessionals met kennis van de doelgroep of door het betrekken van de doelgroep zelf.2.Hogescholen zoeken naar de onderbouwing voor het genereren, behouden, of juist schrappen van bepaald aanbod. Dit komt omdat aanbod niet altijd op gestructureerde wijze tot stand komt en er maar beperkt gebruik wordt gemaakt van gegevens en inzichten uit (eigen) onderzoek. Hogescholen zouden aanbod meer systematisch kunnen monitoren en evalueren. Hierin kan worden samengewerkt met lectoraten en onderzoekers en kunnen hogescholen ook onderling samenwerken. Er zijn positieve ervaringen met het betrekken van studenten bij keuzes met betrekking tot studentenwelzijn.3.Hogescholen wijzen erop dat de opleiding zelf de eerste plek is voor het bevorderen en behouden van studentenwelzijn, met een hoofdrol voor de SB’er. Maar de diensten die verantwoordelijkheid hebben of dragen voor studentenwelzijn hebben weinig zicht op wat het onderwijs doet en werken maar beperkt samen met het onderwijs, onder andere ook omdat zij niet expliciet de opdracht hebben om samen te werken. Dit vormt een belemmering in het systematisch en in gezamenlijkheid bouwen aan kennis en expertise over studentenwelzijn. De professionalisering van de SB’er wordt verder als zeer belangrijk gezien. Beleidsvorming hierop ligt echter bij andere afdelingen, dat maakt het moeilijk hier invloed op uit te oefenen.4.De differentiatie in aanbod en specialismes verschilt tussen hogescholen waarbij grote hogescholen vaak een groter en meer gedifferentieerd aanbod hebben waardoor aansluiting op verschillende behoeftes van studenten in het aanbod expliciet is gemaakt. Denk hierbij aan netwerken voor specifieke groepen studenten of functionarissen zoals loopbaancoaches. Dat wil niet per se zeggen dat grote hogescholen daarin een betere aanpak van studentenwelzijn hebben. Juist zij worstelen met het bereiken en vinden van studenten en geven aan dat het creëren van netwerken voor specifieke groepen studenten niet altijd de weg naar een inclusieve hogeschool is – of in ieder geval niet de enige. Kleine hogescholen genieten van hun informele sfeer en het elkaar van naam kennen. Maar misschien dat sommige studenten zich ongezien voelen. Daarom zou het bieden van een plek waar studenten zich thuisvoelen, zich welkom voelen en zich gezien voelen iets moeten zijn dat steeds de aandacht heeft en waarvan hogescholen zouden moeten weten hoe zij op dat vlak presteren.5.Tenslotte. De aanpak van studentenwelzijn die hogescholen bieden, vindt plaats in de context van een aantal maatschappelijke problemen waar de hogeschool maar beperkt invloed op heeft, maar die wel grote impact hebben op studentenwelzijn en studentsucces. Denk bijvoorbeeld aan huisvestingsproblemen en financiële problemen bij studenten. ‘Hoe kun je je niet somber voelen als je geen veilige woonplek hebt? Daar kan geen cursus tegenop.’ Het wordt als onterecht gezien dat de student zelf in grote mate hiervan de lasten ondervindt. Hogescholen kunnen proberen om problematiek waar zij zelf minder invloed op hebben sterker te agenderen, bijvoorbeeld bij de gemeente. Ook kunnen zij het perspectief van studenten op studentenwelzijn en hun eigen perspectief sterker naar voren brengen in het publieke debat.Studentenwelzijn is een breed begrip. Het is onmogelijk compleet te zijn in de weergave van wat er gebeurt op hogescholen in Nederland en dat pretenderen we dan ook niet. Wel hopen we met dit onderzoek bij te dragen aan het gesprek over de aanpak van studentenwelzijn en met de opgedane inzichten en opgehaalde praktijken en ervaringen hogescholen te inspireren om hun aanpak van studentenwelzijn verder te brengen.
MULTIFILE