Wereldwijd vergrijst de bevolking in een rap tempo. Wanneer we naar Nederland kijken, dan is de prognose dat binnen 25 jaar een kwart van de bevolking zal bestaan uit 65-plussers. Nieuwe technologie kan het leven van deze ouderen een stuk aangenamer maken, maar technologie kan ook ingewikkeld zijn, en zorgen voor ongemak. Tegenwoordig wordt er veel verwacht van technologie als hulpmiddel om ouderen te helpen bij het zelfstandig wonen. Maar wat zorgt er nu voor dat een ouder iemand technologie in huis neemt of krijgt? En wat zorgt ervoor dat hij of zij technologie wil en kan gebruiken? In dit document wordt de laatste wetenschappelijke kennis op dit vlak op een toegankelijke manier besproken.
Energiebesparing in de gebouwde omgeving is onderdeel van het nationale beleid om de emissie van broeikasgasende, de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen en het gebruik van duurzame energiebronnen te stimuleren. De energiezuinigheid van woningen en gebouwen komt tot uitdrukking in de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC), berekend volgens de Energie Prestatie Norm voor Gebouwen (EPG, NEN 7120). Hoe lager de EPC waarde, hoe energiezuiniger de woning of het gebouw. Volgens de huidige Nederlandse wetgeving geldt vanaf 1 januari 2011 voor de nieuwbouw van woonhuizen EPC=o,6. Vanaf 2015 wordt dit EPC=0,4 en vanaf 2020 geldt: EPC=0 Om energiezuinigheid en wooncomfort te bereiken is in Duitsland de zogenaamde Passief Huis methodiek ontwikkeld waarbij de gewenste energiezuinigheid met extreme isolatie en luchtdichtheid wordt bereikt. Om te bepalen of een huis een passief huis genoemd mag woden wordt de zogenaamde PHPP (Passiv Haus Projectierungs Paket) rekenmethodiek gebruikt.
MULTIFILE
Technische Bedrijfskunde student Noud Pouwels heeft zijn afstudeeronderzoek uitgevoerd bij copier-multinational Xerox uit Venray. Hij heeft zich bezig gehouden met de internationale retourstromen van copiers aan het einde van hun levenscyclus of leasetermijn. Na veel onderzoek heeft hij een beslissingsboom ontwikkeld om te bepalen wat de beste verwerkingsmogelijkheden zijn: herontwikkeling, hergebruik of ontmanteling. Deze strategie levert Xerox veel geld op.
LINK
Als geen andere grondstof is metaal oneindig herbruikbaar. De Koninklijke Metaalunie heeft daarom de ambitie uitgesproken om samen met de ketenpartners - onderwijs- en kennisinstellingen, de ministeries van Infrastructuur en Milieu (IenM) en Economische Zaken (EZ) en ondernemers - onderzoek en projecten uit te voeren om de circulariteit van de metaalketen te verbeteren. De sector sluit daarbij aan bij het stimuleringsbeleid van de Rijksoverheid gericht op de overgang naar een 100 procent circulaire economie. De Metaalunie wil geen volger zijn, maar een actieve rol vervullen om circulariteit binnen de metaalsector te bevorderen. Kennis is er weliswaar voldoende maar vindt nog onvoldoende zijn weg naar de sector. Wanneer meer bedrijven in de metaalketens de potentie van de circulariteit zien, zal dit leiden tot nieuwe en verbeterde producten. De verwachting is dat door het in kaart brengen en benoemen van de meerwaarde/toegevoegde waarde, meer bedrijven de circulaire economie als uitgangspunt zullen nemen bij productontwikkeling. En dit creëert dan weer afzetmogelijkheden, verbetert de concurrentie-positie en draagt bij aan groei en werkgelegenheid. De Metaal Recycling Federatie (MRF) stelt zich het bevorderen van de milieuvriendelijke en economisch verantwoorde recycling van alle gebruikte metalen in Nederland ten doel. De MRF vertegenwoordigt 160 van de 400 ondernemingen die actief zijn op de recycling van ferro en non-ferro. De federatie vertegenwoordigt daarmee 85 procent van het totale verhandelde volume van de gehele branche in Nederland. De MRF constateert dat gebruikt metaal weliswaar voor meer dan 90 procent wordt gerecycled, maar is van mening dat verdere optimalisatie kan worden bereikt door de producten (nog) beter geschikt te maken voor hergebruik. Dat stelt bijzondere eisen aan het ontwerp van die producten: design-for-recycling. Met dit KIEM-project wil de MRF een beter inzicht krijgen in de problemen die recyclers ondervinden bij de demontage en vervolgens recycling van producten waarin metaal is verwerkt. Uiteraard wil de MRF vervolgens bezien hoe de knelpunten kunnen worden weg genomen. Twee MRF-leden, die zich bezig houden met resp. de verwerking van elektronica en restmaterialen en met het inzamelen van accu?s en non ferro materialen, hebben concreet aangegeven hun keten meer circulair in te richten. Zij hebben behoefte aan praktisch toepasbare kennis hoe dit te realiseren. Het project legt de focus op het inzicht krijgen in de mogelijkheden (het HOE) van de elektrische huishoudelijke apparaten en de accuketens om de circulariteit van de ketens verder te verbeteren. Het slaat daarmee een brug tussen beschikbare kennis en de toepassing daarvan, met als uiteindelijk doel dat meer bedrijven in de metaalsector de circulaire economie als uitgangspunt hanteren in hun business model. De praktijkvragen van de bedrijven zijn vervat in drie clusters: 1. De wijze waarop hoogwaardig hergebruik en recycling van huishoudelijke apparaten en accu?s (verder) kan worden verbeterd; 2. Onderzoek naar de praktijk van ontmanteling, scheiding en recycling van producten: - Welke keten- c.q. netwerksamenwerkingen zijn opportuun? - Welke knelpunten (techniek, communicatie, anders) moeten opgelost worden? - Welke internationale kennis en ervaring is opportuun? 3. Wat betekent dit voor de, overwegend MKB-, bedrijven in de metaalrecycling sector? Er wordt samengewerkt met Avans Hogeschool en partners in de elektrische huishoudelijke apparaten en accu-recycling ketens. De uitkomsten van het project zijn: - een beschrijving van de circulaire keten met de verbeteringen daarvan in elk van de twee gekozen ketens, t.w. huishoudelijke elektrische apparaten en accu?s; - een voorstel voor oplossingsrichtingen naar verschillende aspecten: ontwerpmethodes, verdienmodellen, juridische en samenwerkingsaspecten, en tenslotte - ?best practices? vanuit de twee ketens.
Overheden willen de transitie naar een circulaire economie versnellen. Reductie van grondstoffen- en energieverbruik, levensduurverlenging, hoogwaardige verwerkingspraktijken en een groei van tweedehands markten zijn hierbij leidend. In het Nationale plan Circulaire Economie worden consumptiegoederen, waaronder (elektrische) huishoudelijke apparatuur, als een prioritaire productketen aangemerkt vanwege de negatieve impact op mens en milieu. De verkoop van (elektrische) huishoudelijke apparaten is de afgelopen decennia sterk toegenomen, maar worden door gebruikers op grote schaal ook weer vroegtijdig afgedankt. Gevolg is een omvangrijke afvalstromen (E-waste) en een vervangingsvraag die aanzet tot nieuwe productie. Professionals in de re-use sector vragen zich af hoe zij het tij kunnen keren. Praktijkgerichte observaties bij burgers, inzamelaars en reparateurs maken duidelijk dat de vroegtijdige afdanking van huishoudelijke apparaten veroorzaakt wordt door gebrekkig onderhoud. Eenvoudig onderhoud, zoals het ontkalken of verwisselen van filters, verlengt de levensduur van apparaten en voorkomt onnodige E-waste. Gebruikers weten vaak niet hoe zij het onderhoud moeten uitvoeren, beschikken niet over onderhoudsproducten, zijn onvoldoende geïnformeerd over benodigd onderhoud of vinden het ‘te veel gedoe’. Veel producenten voelen zich niet aangesproken voor het bieden van een oplossing en volstaan met hun informatieplicht. Professionals in de re-use zien meer zorg voor langdurig productgebruik (lees: levensduurverlenging), als oplossing; maar hoe bevorderen we dat gebruikers producten beter onderhouden? Met de ambitie om onderhoud door gebruikers aan huishoudelijke apparaten te vergroten werkt in dit project een consortium van een gemeente, afvalinzamelaar, RepairCafés, de ConsumentenBond, een producent en retailers samen. In het project wordt het onderhoud van huishoudelijke apparatuur door hun gebruikers geïdentificeerd. We onderzoeken welke onderhoudsactiviteiten gebruikers uitvoeren, welke onderhoud-mindset zij hebben en welke ondersteuning hierbij nodig is. Het project richt zich op het ontwikkelen van een gevalideerde interventiemethode die gebruikers aanzet en ondersteunt in het onderhouden van hun huishoudelijke apparatuur. Voor dit doel worden verschillende onderhoudsstimulerende interventies bij gebruikers getest.