Point of Care Testing is een innovative stroming binnen de geneeskunde. Aan de hand van een voorbeeld, waarbij het doel is flebitis in een vroeg stadium te kunnen onderkennen, wordt in dit artikel het belang van deze methode toegelicht.
DOCUMENT
Deze voorlichtingspublicatie is bedoeld voor allen die te maken hebben of te maken krijgen met de selectie, toepassing en uitvoering van warmtebehandelingen. Daarbij moet gedacht worden aan constructeurs, lastechnici, werkvoorbereiders, enzovoorts. Deze voorlichtingspublicatie is een update van de bestaande NIL-voorlichtingspublicatie V990906 (september 1999) "Warmtebehandeling van metalen in relatie tot de lastechniek". De updating was noodzakelijk omdat er enerzijds geen document beschikbaar was met een duidelijk overzicht van de (belangrijkste) warmtebehandelingen en anderzijds omdat de ontwikkelingen in onder andere de nieuwe staalsoorten beperkingen (kunnen) stellen aan de uitvoering van warmtebehandelingen. De in deze voorlichtingspublicatie genoemde warmtebehandelingen zijn die, welke veel voorkomen in de staalverwerkende industrie en dus ook in de lastechniek. De meest belangrijke warmtebehandelingen worden in beknopte vorm behandeld. Doel van deze publicatie is voornamelijk basisinformatie te verschaffen over de warmtebehandelingen. Warmtebehandelingen hebben effecten op de metaalkundige aspecten, zoals de structuur en de daaraan gerelateerde mechanische eigenschappen. Daarom wordt in een aantal hoofdstukken aandacht besteed aan de opbouw (kristalstructuur) van de metalen, alsmede de invloed van het opwarmen naar en (snel) afkoelen vanaf een bepaalde warmtebehandelingstemperatuur. Daarnaast wordt ook beknopt ingegaan op de uitvoering van warmtebehandelingen. Het is echter geenszins de bedoeling met deze publicatie volledig te zijn.
DOCUMENT
Er hebben de eerste meting 161 cliënten deelgenomen aan MOVE. Deze cliënten hebben een ZZP 3 C indicatie. Toch wijken ze qua socio-demografische kenmerken niet af van de totale BW-cliëntenpopulatie van de RIBW, zoals tijdens het UTOPIA-onderzoek in kaart is gebracht.
DOCUMENT
In deze rapportage worden de eerste resultaten van het MOVE‐project beschreven. MOVE staat voor Mensen Ondersteunen bij Vermaatschappelijking en Extramuralisering. Dit project wordt uitgevoerd door het lectoraat Rehabilitatie van de Hanzehogeschool Groningen, in samenwerking met het Rob Giel Onderzoekcentrum te Groningen, in opdracht van zes Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen (RIBWs), te weten Pameijer, Stichting Anton Constandse, RIBW Nijmegen & Rivierenland, RIBW Arnhem & Veluwevallei, RIBW Brabant en RIBW Heuvelland & Maasvallei. Deze rapportage doet verslag van de resultaten van de eerste meting van MOVE, uitgevoerd tussen mei en augustus van 2013. Tijdens deze meting zijn cliënten in het beschermd wonen bevraagd over hun kwaliteit van leven, zorgbehoeften, maatschappelijke participatie, hun herstelproces en hoe zij staan tegenover ambulantisering. Deze resultaten geven een overzicht van de deelnemende cliënten en de motivatie ten aanzien van zelfstandig gaan wonnen. De deelnemers worden twee jaar gevolgd. Gedurende die periode zal worden onderzocht wie wel en niet gaat ambulantiseren, wat het effect van ambulantisering is op maatschappelijke participatie en herstel, en welke factoren bijdragen aan succes en falen. Daarnaast wordt een kosteneffectiviteitstudie uitgevoerd. De tweede meting, een half jaar na de eerste meting, is inmiddels van start gegaan in december 2013 en zal plaatsvinden tot en met februari 2014. De informatie van de tweede meting zal een eerste inzicht geven in het verloop van het ambulantiseringsproces. Het rapport dat voor u ligt is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 1 worden de sociodemografische en zorgkenmerken van de cliënt‐deelnemers beschreven. Hoofdstuk 2 is gericht op de sociale inclusie van cliënten en de samenhang tussen sociale inclusie en de wens om wel of niet zelfstandig te willen wonen. In hoofdstuk 3 komt het cliëntperspectief op kwaliteit van leven, zorgbehoeften, herstel en ambulantisering aan de orde. Ook hier zal weer worden onderzocht of e.e.a. samenhangt met de wens om wel of niet zelfstandig te willen wonen. Hoofdstuk 4 bestaat uit de samenvattende discussie en conclusie naar aanleiding van de eerste bevindingen.
DOCUMENT
Na een lange aanloop zijn in 2015 een aantal wijzigingen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van kracht geworden. Parallel hieraan zijn ook veranderingen doorgevoerd in de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ).
DOCUMENT
Dit is de vijfde en vooralsnog laatste meting van de maatschappelijke impact van COVID-19 in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Nederland.1 De eerste meting vond plaats in april 2020 in het begin van de coronapandemie. Vanaf deze eerste meting hebben we de impact van de coronapandemie op verschillende momenten in kaart gebracht. Daarbij ging de aandacht uit naar: (1) werk en inkomen; (2) zorggebruik, men-taal welbevinden en risicomijdend gedrag; (3) onderlinge solidariteit en buurtrelaties; (4) en maatschappelijk en institutioneel vertrouwen. Daarbij is zowel een landelijk beeld geschetst als de stand van zaken in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam. De titels van de rapporten weerspiegelen de gemoedstoestand van de Nederlandse bevolking op een specifiek moment gedurende de coronapandemie. • De eerste rapporten De bedreigde stad en De stille stad documenteerden de onzekerheid en angst van bewoners van Rotterdam en Den Haag (en van de Nederlandse bevolking) rond april en mei 2020 toen het sociale leven en sommige economische sectoren volledig stil kwamen te liggen. • Het rapport De heropening van de samenleving wees uit dat er in juli 2020 sprake was van optimisme over het einde van de coronapandemie. De gevolgen voor verlies van werk en inkomen worden dan ook minder ernstig ingeschat. • Vrij snel wordt echter duidelijk dat het optimisme om snel ‘terug naar normaal’ te gaan ongegrond is. In de nazomer van 2020 wordt een hernieuwde lockdown ingesteld en wordt steeds meer duidelijk dat de maatschappelijke impact van de coronapandemie ongelijk verdeeld is over de Nederlandse bevolking. Het rapport De verdeelde samenleving laat opnieuw zien dat in november 2020 vooral traditio-neel kwetsbare groepen worden getroffen, naast nieuwe kwetsbare groepen zoals jongeren en zzp’ers. • Er ontstaat een besef dat voor het beheersen van het coronavirus een lange adem vereist is, en dat gedragsbeperkende maatregelen nodig blijven. Het leidt niettemin tot ongeduld in de Nederlandse samenleving. Het rapport De ongeduldige samenle-ving wijst in maart 2021 op een verder afnemend vertrouwen in overheid en publieke gezondheidsinstellingen – deels vanwege de uitvoering van het vaccinatiebeleid en door de toenemende kritiek op diverse coronamaatregelen – en op een verlangen naar een nieuw toekomstperspectief. In maart 2021 heeft bijna de helft van de Nederlandse bevolking het gevoel dat zij niets heeft om naar uit te kijken. • Eind september 2021 is dat laatste afgenomen: niettemin heeft nog een kwart van de Nederlandse bevolking het gevoel dat zij niets heeft om naar uit te kijken. Inmiddels is dan ruim 82 procent van de Nederlandse bevolking gevaccineerd en worden allerlei coronamaatregelen opgeheven en afgeschaald. 2 Wel is sprake van een verder afnemend vertrouwen in de overheid. Dit laatste rapport laat zien dat Nederland nu kenmerken vertoont van een laag-vertrouwensamenleving. Uitgever: Kenniswerkplaats Leefbare Wijken & Erasmus School of Social and Behavioural Sciences
MULTIFILE
In het voorjaar van 2015 vond de eerste meting van de monitor vensterscholen 2.0 plaats, met als doel: zicht krijgen op de resultaten en processen van de Nieuw Impuls Vensterscholen 2.0 en de vensterschoolontwikkeling in het algemeen. De vensterschooldirecteuren en hun kernpartners beoordelen hierbij de pijlers: het pedagogisch fundament, de ouderbetrokkenheid, doorgaande ontwikkelingslijn en ondersteuning en zorg. Daarnaast is er gekeken naar de randvoorwaarden en de interprofessionele samenwerking.
DOCUMENT
Een van de onderdelen van het TSDCE project, WP3, betreft het meten en een veldtest op locatie. Hierbij wordt in Amsterdam op locatie gemeten, waarbij het vooral gaat om de dynamiek van veranderingen in belasting (bij remmen en optrekken). Het is gelukt om het verloop van de spanning van de bovenleiding en de minus in kaart te brengen. Meten in praktijksituatie is wat anders dan meten onder lab-omstandigheden. Aarding is een cruciaal aspect. De Deltavoeding was instabiel door een rimpel op de bovenleidingspanning. Met de solar converter is wel stroom geleverd aan het tractienet.
DOCUMENT
Aandeel van buitenlandse bedrijven in de economie van Oost-Nederland. Short paper voor het congres Vitale Regio’s. Deze short paper geeft de resultaten weer van een eerste meting naar het effect van buitenlandse ondernemingen op de economie van Oost-Nederland. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van een vraag van de ontwikkelingsmaatschappij voor Oost-Nederland, Oost NV. Voor het onderzoek is een database van 811 buitenlandse ondernemingen samengesteld op basis van het regionaliseren, corrigeren en aanvullen van een landelijke beschikbare gegevens. De impact is onderzocht op basis van een vergelijking op basis van 5 beschikbare indicatoren. Daaruit blijkt dat de economische betekenis van buitenlandse bedrijven in Oost-Nederland relatief klein is. Op basis van een ‘fair share’ berekening is het aandeel van buitenlandse bedrijven in Oost-Nederland ongeveer 45% te laag en het aantal arbeidsplaatsen van buitenlandse bedrijven zelfs 61%.
MULTIFILE
Deze rapportage maakt deel uit van het professionalervaringsonderzoek (PEO), dat periodiek de ervaringen van jeugdhulpprofessionals in de regio Haaglanden meet, specifiek op het gebied van professionele ruimte. Eerdere metingen hadden betrekking op: professional zijn tijdens de eerste maanden van de Covid-pandemie, professionele ruimte en de invloed van regels en eisen en professionele ruimte en werkdruk. Meer informatie over het PEO Professional-ervaringsonderzoek meting eind 2022/begin 2023 vind je op de website. Daar zijn ook rapportages van eerdere metingen te vinden.
MULTIFILE