Van de hulpvragen die wijkteams krijgen, is zestig tot zeventig procent financieel van aard. Problematische schulden zijn vaak de aanleiding voor het eerste gesprek. Generalisten staan dan voor de opgave om in zo’n gesprek in te schatten welke dienstverlening de klant nodig heeft. Daarvoor moet er (snel) antwoord komen op allerlei vragen. Zijn de schulden problematisch en acuut? Hangen ze samen met vraagstukken op andere levensdomeinen? En zo ja, hoe dan? Leiden de schulden tot nieuwe problemen? Of zijn ze juist het gevolg van andere vraagstukken? En wat moet er op de korte, middellange en lange termijn gebeuren om het huishouden weer op de rit te krijgen? Wat doet de klant zelf en waarvoor heeft hij echt ondersteuning nodig? Wethouders en beleidsmedewerkers hebben hier ook mee te maken. Als financiële problemen de meest voorkomende reden zijn om een wijkteam op te zoeken, wat betekent dat dan voor de opdracht en inbedding van deze teams? Wat moet een generalist weten en kunnen? En hoe zijn de wijkteams verbonden met schuldhulpverlening? Deze handreiking biedt zowel generalisten als beleidsmedewerkers en wethouders inspiratie en kennis om burgers echt verder te helpen.
In de veranderende verhoudingen tussen overheid en burgers wordt steeds meer verwacht van de zelfredzaamheid van mensen. De veronderstelling hierbij is uiteraard dat burgers veelal zelfredzaam (willen) zijn en dat, wanneer ze dat niet (kunnen) zijn, ze hun weg vinden naar een passend ondersteunend aanbod. Hoewel iedereen intuïtief aanvoelt dat voorkomen beter is dan genezen, vraagt zelfredzaamheid in eerste instantie vooral om vaardigheden in zelfdiagnose.Deze vaardigheden kunnen echter alleen worden aangeleerd als er een bepaald bewustzijn is van de risico’s van de financiële situatie. Beter inzicht in hoe bewoners zelf hun financiële situatie ervaren is daarom essentieel om het ondersteuningsaanbod beter te laten aansluiten op de behoeften van bewoners. Via onderzoek en experiment moet er meer inzicht komen op de vraag in hoeverre mensen zelfredzaam (denken te) zijn en hoe deze zelfredzaamheidbevorderd kan worden.
Armoedeproblematiek en bestaansonzekerheid hebben nieuwe urgentie gekregen. Tegelijkertijd is Nederland welvarender dan ooit tevoren. Nederland heeft in internationaal perspectief sterke instituties en behoort tot de top 20 van rijkste landen ter wereld. Deze paradox van armoede in een rijk land vraagt om een antwoord. Er is geen gebrek aan armoedebeleid en er is ook geen tekort aan ambitie in beleidsdoelstellingen. Toch heerst er een algemeen gevoel dat beleid regelmatig tekortschiet en te vaak uitgaat van onrealistische aannames. Hoe kan het anders?In deze rede gaat Anna Custers in op lessen die we kunnen trekken uit onderzoek en armoedebeleid op verschillende plekken in de wereld, in het bijzonder uit de internationale ontwikkelingssamenwerking. Hierbij vallen twee elementen op. Allereerst een onderzoeks-agenda met een scherpe focus op wat werkt, en vooral ook op hoe beleid het beste werkt. Daarnaast het uitgangspunt dat instituties flexibel zijn en dat systeemverandering mogelijk is. Custers betoogt dat zolang we ons enkel richten op gedragsverandering binnen de bestaande systemen, oplossingen voor het armoedevraagstuk onvoldoende dichterbij komen.