Stagnatie in onderwijsinnovaties is een belangrijke oorzaak voor het uitblijven van resultaten. De stagnatie is het gevolg van twee kernproblemen: (1) een lineaire veranderredenering die geen recht doet aan het verloop van onderwijsinnovaties en (2) de innovatie gaat voorbij aan docenten, waardoor docenten niet geneigd zijn het nieuwe gedrag te implementeren. In een ontwerpgericht onderzoek is een set van 18 werkregels ontwikkeld. Naast deze werkregels is een ideaaltypisch verloop van onderwijsinnovatie ontworpen, waarin wisselwerking tussen actoren die de onderwijsinnovatie beïnvloeden en ontwikkelaars die de vertaalslag maken naar de onderwijsuitvoering is verdisconteerd. Met de koppeling van het ideaaltypisch verloop en de werkregels is een oriëntatiebasis ontstaan: een bron waaruit innovatiemanagers kunnen putten bij het beïnvloeden van onderwijsinnovatie. Toepassing van de oriëntatiebasis draagt bij aan de continuïteit en de resultaten van de onderwijsinnovatie. Verder onderzoek is nodig om de oriëntatiebasis verder te ontwikkelen en onderliggende mechanismes te begrijpen.
Deze publicatie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 wordt het onderwerp ingeleid en wordt uitgelegd hoe deze publicatie tot stand is gekomen. In hoofdstuk 2 wordt een impressie gegeven van de verschillen en overeenkomsten tussen de ateliers. In hoofdstuk 3 gaat Mathijs Rutten, directeur Facility Management, in op de vraag wat er nodig is om al die ateliers ook echt een plekje te geven in de gebouwen van de hogeschool. Daarna komt in hoofdstuk 4 Siebren Baars aan het woord. Hij is - naast zijn functie als docent-onderzoeker - een ervaren architect die verschillende schoolgebouwen heeft ontwikkeld. Hij gaat in op rol die de fysieke onderwijsomgeving van gebouwen ateliers speelt in het onderwijs. De 31 ateliers zijn beschreven in hoofdstuk 5 en worden voorafgegaan door een inleiding van Frank Scholten. In hoofdstuk 6 beschrijven Roelien Wierda en Ron Barendsen hun ervaringen tijdens de ontwikkeling van het InnovationLab. Tenslotte gaat Gerry Geitz in hoofdstuk 7 in op de relatie tussen ateliers en Design Based Education
Het onderwijs voor reguliere voltijdstudenten is aan vernieuwing toe omdat de traditionele en schoolse benadering voor deze groep te beperkt is. Binnen Fontys Hogescholen is men daarom aan de slag gegaan met het ontwikkelen en aanbieden van social labs waarin het leerproces van de lerende centraal staat en niet diens output.
Bedrijven worden geconfronteerd met ontwikkelingen in de mondiale economie die sneller, complexer en onzekerder zijn dan vroeger en een grote impact hebben. Veel ontwikkelingen worden gedreven door Smart Industry: de verregaande digitalisering en verweving van apparaten, productiemiddelen en organisaties. Smart Industry biedt bedrijven in de maakindustrie kansen om producten, processen en business modellen drastisch te vernieuwen en daarmee hun concurrentiepositie te versterken. Middelgrote bedrijven missen echter tijd, capaciteit en kennis om meer radicale innovaties te onderzoeken en in actie om te zetten. Een groep van zes vooraanstaande bedrijven in (b2b-)maakindustrie in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag wil daarom gebruik maken van de kennis en faciliteiten die bij Hogeschool Rotterdam en Hogeschool InHolland beschikbaar zijn. In dit RAAK-project gaan de ondernemers samen met onderzoekers, docenten en studenten onderzoeken hoe de ondernemers hun innovatievermogen kunnen verbeteren om radicale innovatie-ideeën in het kader van Smart Industry te identificeren, te ontwikkelen en te vermarkten. Beide hogescholen zetten hiertoe een breed pallet van innovatiemodellen en -technieken in waarmee de studenten en vakdocenten de mkb-deelnemers zullen uitdagen en ondersteunen. Het project levert nieuwe kennis en inzichten op over het gebruik van deze modellen en technieken in het kader van Smart Industry. Deze kennis zal worden benut om de ‘innovatie- en ondernemerschapskit’ bij de hogescholen te versterken en het onderwijs te verbeteren.