Geleide Audiomotor Exploratie (GAME) is een innovatieve lesmethode waarmee slechthorenden met een Cochleair Implantaat (CI) piano kunnen leren spelen zonder muzieknotatie. Het doel van GAME is om door actief muziek te maken, transfereffecten van muziek- naar het spraakdomein te realiseren. Hierdoor kunnen CI-gebruikers zowel muziek als spraak beter gaan verstaan. Hoewel GAME ontworpen is om in de gewone lespraktijk gebruikt te worden, vereist het lesgeven met GAME nieuwe kennis en vaardigheden van pianodocenten. Dit onderzoek is daarom gericht op het ontwikkelen van instructiemateriaal en scholing voor het lesgeven met GAME. Zes pianodocenten en een ‘critical friend’ deden mee aan dit onderwijskundig ontwerp onderzoek. Tijdens het onderzoek zijn de lesmethode en het lesmateriaal aangepast en doorontwikkeld. De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat docenten een ‘totaalpakket’ nodig hebben: (1) een handleiding gecombineerd met (2) demonstratie video’s, (3) lesmateriaal en voorbeeld lesplannen, (4) workshops en (5) collegiaal overleg. Deelnemende docenten vonden vooral de video’s gecombineerd met uitleg belangrijk omdat GAME totaal anders is dan traditionele lesmethodes. Het onderzoek heeft geleid tot suggesties voor implementatie in lespraktijken en Hoger Beroeps Onderwijs en aanbevelingen voor mogelijke toepassingen van GAME bij andere doelgroepen, zoals leerlingen met leerproblemen.
In de loop van de vorige eeuw is de sportwereld ingrijpend veranderd. Vaneen lokale liefhebberij van enkele welgestelden groeide sport uit tot eensteeds commerciëler georganiseerde en wereldwijd verspreidevrijetijdsindustrie. In het verlengde hiervan nam de maatschappelijke ensociaal-economische impact van het verschijnsel sport zienderogen toe.Alleen al in ons land waren er anno 2007 ruim 118.000 fte betaalde en zo’nanderhalf miljoen vrijwillige werkers actief in de bedrijfstak sport. Rondomhet faciliteren van sportbeoefening en de productie en marketing vansportgerelateerde producten en diensten verrichtte een groeiend aantalondernemers, beleidsfunctionarissen en leidinggevende managersprofessioneel werk. Onder de noemer sportmanagement ontwikkelde zichde afgelopen decennia in het veranderende sportlandschap langzaam maarzeker een nieuw beroepsdomein.Binnen het domein sportmanagement zijn in deze studie op basis vanliteratuuronderzoek vier soorten beroepspraktijken onderscheiden: twee opAnglo-Amerikaanse en twee op Rijnlands-Europese leest geschoeidemanagementpraktijken. In die praktijken creëren verschillende sportorganisatieswaarde voor uiteenlopende belanghebbenden. Van eengemeenschappelijke beroepsidentiteit is vooralsnog geen sprake.
De komst van integrale geboortezorg, met als doel het bieden van kwalitatief goede, continue zorg waarbij de cliënt centraal staat, heeft in verschillende regio’s in Nederland geleid tot initiatieven om de geboortezorg binnen netwerkzorg op een andere, innovatieve wijze vorm te geven. Een van die innovatieve ontwikkelingen is de pilot ‘Antenataal CTG in de eerste lijn’, uitgevoerd in drie regio’s. Een cardiotocogram (CTG) is een registratie van de foetale harttonen om de conditie van de foetus tijdens de zwangerschap te bewaken. Het CTG vindt binnen de reguliere zorg in het ziekenhuis plaats. Dankzij technologische ontwikkelingen is de apparatuur nu ook mobiel beschikbaar, wat het maken van een CTG op de verloskundigenpraktijk of thuis bij de cliënt mogelijk maakt. Dit creëert kansen voor versterking van de dienstverlening en de marktpositie van verloskundigenpraktijken. Verloskundigen uit de praktijken die deelnemen aan de pilots geven aan behoefte te hebben aan een gedegen evaluatie van de pilots, zodat deze innovatie kan worden geoptimaliseerd en handvatten kunnen worden geboden op het gebied van organisatie, logistiek en financiën. De vraag vanuit de praktijk heeft geleid tot de volgende hoofdvraag: Onder welke voorwaarden kan het antenatale CTG in de eerste lijn worden uitgevoerd als onderdeel van kwalitatief goede en doelmatige zorg dichtbij cliënten? Het onderzoeksproject is onderverdeeld in een drietal werkpakketten 1) De pilots evalueren met kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethodes 2) Het vaststellen van voorwaarden en afspraken rondom het antenataal CTG 3) Het opstellen van een kostenanalyse en businessplan. De drie onderdelen worden samengevat in een handboek wat in samenwerking met de branchevereniging (KNOV) beschikbaar wordt gesteld aan verloskundigenpraktijken, zodat ook zij deze vorm van zorg kunnen gaan aanbieden. Het antenatale CTG in de verloskundigenpraktijk is een innovatie die bijdraagt aan continue praktijk- en kennisontwikkeling en het onderzoek hiernaar is een kans voor praktijkgericht onderzoek van Hogeschool InHolland.
De COVID-19-pandemie heeft het belang duidelijk gemaakt van continuïteit van zorgverlening binnen de GGZ. Online behandeling is een veelbelovende oplossing daarvoor. Vaktherapie is een vaak ingezette behandeling voor psychiatrische aandoeningen. Vaktherapie is ervaringsgericht en bestaat uit beeldende, dans-, drama-, muziek-, psychomotorische en/of speltherapie. Vaktherapie wordt tot dusverre nog niet online aangeboden. Virtual Reality (VR) is een innovatieve manier om vaktherapie online aan te bieden. Eerder is een innovatieve online vaktherapieruimte ontwikkeld, de VR Health Experience (VRhExp). Hierdoor konden cliënten online vanuit huis aan vaktherapie deelnemen. De VRhExp werd door vaktherapeuten als veelbelovend beschouwd. Tegelijkertijd gaven vaktherapeuten aan specifieke interventies te missen. Het ´ARts and psychomotoR Interventions for Virtual rEality (ARRIVE)´ project stelt zich ten doel om vaktherapeutische VR-interventies te ontwikkelen en te bouwen voor de VRhExp. Vervolgens worden de VR-interventies in pilots onderzocht. Dit wordt gedaan door IT-technici, vaktherapeuten en onderzoekers met behulp van de Design Thinking methode. De VR-interventies worden Open Access beschikbaar gesteld. Door het opnemen van VR-interventies in de VRhExp wordt deze daadwerkelijk bruikbaar voor het aanbieden van online vaktherapie. Dit praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door de lectoraten ‘Vaktherapie bij Persoonlijkheidsstoornissen’ en ‘Innovatie in de Care’ van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen in samenwerking met twee vaktherapeutische praktijken (MKB) en GGNet (Centrum voor Geestelijke Gezondheid). De onderzoeksresultaten worden geïmplementeerd in het onderwijs en het werkveld.
Het is essentieel dat cliënten na een opname in een ziekenhuis of revalidatiecentrum blijven werken aan een actieve leefstijl die bijdraagt aan preventie, participatie en kwaliteit van leven. Hoewel gezondheid en gedrag primair de verantwoordelijkheid is van mensen zelf, is niet iedereen in staat na thuiskomst het geleerde zelfstandig voort te zetten. Na een opname wordt de transitie naar de thuissituatie door patiënten als moeilijk ervaren, soms met achteruitgang en heropnames als gevolg. Zorgprofessionals herkennen dit ook en willen de transitie naar huis beter vormgeven. De centrale vraag die Hogeschool Leiden (Lectoraat Eigen Regie bij Fysiotherapie en Beweegzorg), Haagse Hogeschool (Lectoraat Revalidatie en Technologie), Hanze Hogeschool (Lectoraat Healthy Ageing, Allied Health & Nursing Care), zorginstellingen Basalt (revalidatiecentrum) en Nij Smellinghe (ziekenhuis) en fysiotherapiepraktijken Medifit en Havenfysio (MKB-bedrijf) willen beantwoorden is: WAT is, gezien vanuit het perspectief van de ervaringsdeskundige cliënt, bepalend voor het fysiek actief blijven en integreren van duurzaam beweeggedrag in de eigen thuissituatie tot 1 jaar na transitie vanuit de intramurale zorg. Vanuit positieve gezondheid wordt breed onderzocht hoe mensen de fysieke, sociale en emotionele uitdagingen in relatie tot fysieke activiteit hebben benaderd en ervaren in hun thuissituatie na intramurale zorgopname. Cliënten wordt gevraagd naar hun meest waardevolle en frustrerende ervaringen en activiteiten met betrekking tot fysiek actief blijven in de eerste 3 tot 12 maanden na thuiskomst. Door het gebruik van storytelling worden de ervaringsdeskundigheid en dieperliggende motivaties van cliënten centraal gesteld binnen hun persoonlijke thuissituatie. We brengen vervolgens beïnvloedbare factoren van fysieke activiteit in de thuissituatie van mensen in kaart vanuit de perspectieven positieve gezondheid, eigen regie en gedrag. Op basis van de bevindingen wordt in co-creatie een innovatieve interventie agenda opgeleverd over hoe de betrokken partners fysieke activiteit in de thuissituatie kunnen ondersteunen en hoe de samenwerking in de zorgketen beter georganiseerd kan worden.