Sinds 2000 wordt er binnen de wetenschap van de kunstgeschiedenis niet meer met een tunnelvisie gekeken naar de aarde en de kunst die daarop werd en wordt geproduceerd. Traditioneel werd alleen het Westen bestudeerd en tot ‘De Canon van de Kunstgeschiedenis’ gerekend. Gelukkig lijkt het tij te keren en wordt er vanuit de Kunst- en Geesteswetenschappen ingezien dat kunst een wereldwijd fenomeen is en daarom mondiaal bestudeerd dient te worden. Het mondiale perspectief in de kunstgeschiedenis is pas van de laatste tien jaar. En dat terwijl er in andere wetenschappelijke studies al veel langer met een mondiale blik onderzoek plaatsvindt. Denk hierbij aan culturele antropologie, geschiedenis- en taalwetenschappen. Nieuwe visies brengen voortschrijdend inzicht en langzame veranderingen teweeg, waarbij niet alleen wordt gesproken over mondialiteit, maar ook over interdisciplinariteit en interculturaliteit. Daarmee worden kruisbestuivingen tussen culturen bedoeld.
Een meertalige aanpak – die ruimte biedt aan alle thuistalen – kan ons onderwijs toegankelijker, rijker en eerlijker maken. Toegankelijker, omdat zo’n aanpak meertalige leerlingen in staat stelt om volledig mee te doen in ons onderwijs, en gebruik te maken van kennis en vaardigheden die zij in andere talen dan het Nederlands hebben ontwikkeld. Daarnaast zullen ouders-verzorgers makkelijker hun weg vinden naar het Nederlandse onderwijs, net zoals het onderwijs naar hen, en zullen ouders-verzorgers hun kinderen beter kunnen ondersteunen. Rijker, in de eerste plaats, omdat meertaligen zich meer gezien en gehoord voelen wanneer hun thuistaal welkom is in ons onderwijs en omdat we daarmee allemaal meer te zien en te horen krijgen van de diverse wereld om ons heen. Rijker, in de tweede plaats, wanneer thuistalen een plek krijgen in betekenisvol, interactief en taalondersteunend onderwijs, waarin deeltaalvaardigheden (zoals lezen, spreken en schrijven) én vakinhoudelijke kennis (van primair tot hoger onderwijs) niet afzonderlijk maar in samenhang met elkaar worden ontwikkeld. Eerlijker, tot slot, omdat ruimte voor thuistalen bijdraagt aan gelijkere onderwijskansen en uiteindelijk dus ook bevorderlijk is voor passende doorstroom tussen onderwijssectoren en van school naar werk.
De snel veranderende maatschappij en de digitalisering en globalisering ervan vragen van opleiders en docenten nieuwe inzichten, kennis en vaardigheden. Docentenopleidingen dragen de maatschappelijke en professionele verantwoordelijkheid om vakdidactische digitale innovatie naar, in dit geval, taal- en cultuuronderwijs, te initiëren, te begeleiden en te evalueren. Binnen dit lectoraat wordt onderzoek verricht naar innoverend en effectief taal- en cultuuronderwijs en naar effectief onderwijs over taalonderwijs bij de lerarenopleiding. Er wordt gekeken naar de rol die nieuwe media kunnen spelen in het optimaliseren van betekenisvolle leerprocessen. Welke toepassingen zijn beschikbaar voor het vreemdetalenonderwijs? Hoe kunnen die zinvol gebruikt worden? Welke didactiek hier hierbij? Wat zijn de rollen van opleiders, docenten en studenten? Wat zijn de kenmerken van effectieve werkvormen en taken die betekenisvolle leerprocessen bevorderen? De onderzoeksopbrengsten worden vertaald naar het talenonderwijs van de lerarenopleiding én het voortgezet onderwijs. Bovendien zullen deze resultaten bijdragen aan een sterke vakdidactische kennisbasis en docentcompetenties en aan een onderzoekende en innovatieve houding van opleiders, leraren in het veld en studenten in de snel veranderende educatieve sector. Dit impliceert een levenlang leren.