Dit rapport biedt een diepgaand inzicht in de belangrijke rol die de kinderopvang speelt in de eerste 1000 dagen van een kind's leven. Deze periode, die begint vóór de geboorte en duurt tot het kind twee jaar oud is, vormt de essentiële basis voor de biologische, sociale, motorische en cognitieve ontwikkeling van een kind. Het is een tijd waarin de fundamenten worden gelegd voor de toekomst van elk kind. Uit ons onderzoek blijkt het belang van de kinderopvang als een unieke kans om actief bij te dragen aan de ontwikkeling van kinderen. Tijdens hun verblijf in de kinderopvang krijgen kinderen niet alleen een veilige en liefdevolle omgeving, maar worden ze ook gestimuleerd met activiteiten die hun ontwikkeling bevorderen. Daarnaast fungeert de kinderopvang als een waardevolle bron van ondersteuning voor ouders, waar ze advies kunnen vragen en worden doorverwezen naar relevante hulpbronnen en diensten. Tenslotte benadrukt het rapport ook het belang van de kinderopvang als werkgever. Pedagogisch medewerkers hebben behoefte aan een ondersteunende werkomgeving met collega's waarop ze kunnen vertrouwen. Een redelijke werkdruk, kansen voor persoonlijke ontwikkeling en samenwerking met ouders en jeugdgezondheidszorg worden als essentieel beschouwd voor het succes van de kinderopvang.
MULTIFILE
Bespreking proefschrift 'Uniform screening for atypical language development in Dutch child health care'
LINK
In het Utrechtse voortgezet onderwijs is vastgesteld dat er sprake is van circa honderd leerlingen die langer dan twee maanden ‘thuiszitten’. De betrokken partners – het samenwerkingsverband Sterk VO, de afdeling leerplicht van gemeente Utrecht, de jeugdgezondheidszorg en de buurtteams jeugd en gezin – geven aan deze situatie onwenselijk te vinden. Tegen deze achtergrond gaven zij een analyse te willen laten uitvoeren van deze problematiek en advies te ontvangen om hier als kernpartners slagvaardiger in te kunnen opereren. Gebruik makend van dossier analyse en kwalitaiteve interviews is dit advies tot stand gekomen.
DOCUMENT
Dit is een evaluatieonderzoek naar de Pilot ”Jeugd- en gezinswerker naast de huisarts in Zwolle.” De gemeente Zwolle heeft als transformatiethema “Samenhang in de toegang (tot de jeugdhulp),” waarin gewerkt wordt aan het versterken van de samenwerking tussen sociale wijkteams, huisartsen, jeugdgezondheidszorg en onderwijs rondom de toegang tot specialistische jeugdhulp. De bedoeling hiervan is dat kinderen en ouders een sneller en beter passend antwoord krijgen op hun ondersteuningsvraag. Onderdeel hiervan is de pilot ‘jeugd- en gezinswerker naast de huisarts’: in een aantal huisartsenpraktijken zijn jeugd- en gezinswerkers uit de sociale wijkteams gepositioneerd ten behoeve van een betere samenwerking. Specifiek aan de werkwijze is bovendien dat de jeugd- en gezinswerkers een contextgerichte werkwijze hanteren. In dit onderzoek wordt inzicht gegeven in de bijdrage van deze vorm van samenwerking met de huisartsen, in vergelijking met de oude situatie. Ook wordt antwoord gegeven op de vraag wat het hanteren van een contextgericht model betekent voor gezinnen, in de samenwerking tussen jeugden gezinswerkers naast de huisarts, en wat helpend kan zijn in de samenwerking. Ten slotte wordt een beknopte vergelijking gemaakt met hoe andere gemeenten de toegang tot specialistische hulp regelen. De hoofdvraag is: Wat betekent de bijdrage van een contextgerichte jeugd- en gezinswerker naast een huisarts voor de gezinnen, voor de huisarts en voor het werk van de jeugd- en gezinswerker? Dit is onderzocht door middel van diepte-interviews en focusgroepen met ouders, huisartsen en jeugd- en gezinswerkers. Uit de resultaten blijkt dat de ouders, huisartsen en jeugden gezinswerkers positief zijn over de positie en hulp van de jeugd- en gezinswerker naast de huisarts. De jeugd- en gezinswerker: - is een nieuw jeugdberoep met specifiek vakmanschap; - heeft met de positionering naast de huisarts nieuwe mogelijkheden om te helpen bij opvoedproblemen; - is snel, laagdrempelig, persoonlijk en dichtbij; - heeft de school in de schijnwerper als verwijzer en vindplaats van jeugd; - is een schakel naar de ggz en draagt bij aan cultuurverandering; - geeft ouders ondersteuning bij alledaagse pedagogische vragen met een passend verklarings- en handelingskader; - is primair gericht op een klik, een goede relatie met jeugdigen en gezinnen, waarbij een brede blik en de dialoog centraal staan. Het is zinvol om de positieve ontwikkeling van het nieuwe jeugdberoep te onderstrepen door voorlichting aan huisartsen over de manier van werken van de jeugd- en gezinswerker. Ook met het geven van terugkoppelingen naar aanleiding van casuïstiek kan aan huisartsen inzage in de inhoud van het werk gegeven worden. Een constante kwaliteit kan gewaarborgd worden met opleiding, supervisie en tijd voor reflectie. Verder is het nodig om hulpverleningsnetwerken te faciliteren, waarin tijdig en afgestemd gespecialiseerde hulp ingezet kan worden. In die netwerken kan de jeugd- en gezinswerker vanuit de eigen context- en relatiegerichtheid bijdragen aan cultuurverandering en nieuwe taal voor gemeenschappelijke hulpverlening.
DOCUMENT
Op zes scholen in Leiden, Katwijk en Leiderdorp werken sinds het najaar van 2022 gezinsconsulenten. In dit onderzoek hebben we de invulling en ontwikkeling van deze nieuwe functie gevolgd door middel van bijeenkomsten, observaties en interviews. Conclusie: Gezinsconsulenten hebben met hun preventieve, praktische en persoonlijke insteek een belangrijke meerwaarde. De verbindingen tussen ouders, school en andere partners in de wijk zijn versterkt. Tegelijkertijd is de functie van de gezinsconsulent nog niet af. Er zijn kansen voor doorontwikkeling en verbetering. Hierbij zijn tijd en continuïteit cruciale randvoorwaarden.
MULTIFILE
Inleiding Het doel van dit vragenlijstonderzoek was om de attitude, kennis, informatiebehoefte en uitvoering van mondgezondheidsbevordering door jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen op het consultatiebureau in kaart te brengen. Methode Tien jeugdgezondheidszorginstanties hebben een digitale vragenlijst over kennis, attitude en uitvoering van mondgezondheidsbevordering binnen hun organisatie verspreid. Jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen werden gevraagd de vragenlijst in te vullen. Informatie werd verzameld over: 1) demografische kenmerken; 2) kennis over cariësrisicofactoren; 3) attitude ten opzichte van mondgezondheid; 4) uitvoering van mondgezondheidsbevordering tijdens consulten bij kinderen tot vier jaar; en 5) informatiebehoefte. De antwoorden van jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen worden apart gepresenteerd. Resultaten Er zijn 146 vragenlijsten van 61 verschillende consultatiebureaus geanalyseerd. Respondenten hadden een positieve attitude en een meerderheid heeft voldoende basale kennis over cariësrisicofactoren. Tijdens een consult verwijst een minderheid (45%) actief naar een mondzorgprofessional voor preventie; 62% kijkt wel eens in de mond van een kind en 36% vindt dat er onvoldoende aandacht is voor mondgezondheidsbevordering op het consultatiebureau. Als reden daarvoor worden tijdsdruk, prioritering van te bespreken onderwerpen en gebrek aan kennis het meest genoemd. Conclusie Ondanks een positieve attitude en basale kennis over cariësrisicofactoren krijgt mondgezondheidsbevordering onvoldoende aandacht op het consultatiebureau. Mondgezondheidsbevordering op consultatiebureaus vraagt om een hogere prioriteit.
DOCUMENT
Dit artikel behandelt de eerste vier transformatiedoelen van de Jeugdwet. Hoe ver zijn we met de realisatie van deze transformatiedoelen, en wat zijn de dilemma’s en knelpunten bij de realisatie ervan? Wat maakt dat het wonderwoorden zijn? Bij elk transformatiedoel schetst de auteur een aantal van zijn observaties, mede geïnspireerd door onderzoek dat hij samen met anderen de afgelopen jaren heeft gedaan. Afsluitend gaat hij in op de implicaties voor het wonderwoord ‘professionele ruimte’, het vijfde transformatiedoel. “This is a post-peer-review, pre-copyedit version of an article published in 'Jeugdbeleid'. The final authenticated version is available online at: https://doi.org/10.1007/s12451-019-00218-7. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/robgilsing/
MULTIFILE
De ambitie van het Leernetwerk normaliseren (LNW NOR) is tot een gedeelde visie en taal over normaliseren te komen. En, om deze visie en taal vervolgens te gaan gebruiken als over opvoeden en opgroeien in relatie tot jeugdhulp wordt gesproken. Een belangrijke voorwaarde om tot normaliseren te komen, is een gedeelde visie en bijbehorende leidende principes. Deze moeten recht doen aan de verschillende perspectieven van ervaringsdeskundige jeugdigen, ervaringsdeskundige ouders, professionals in de jeugdgezondheidszorg en jeugdhulporganisaties en in gemeenten.
MULTIFILE
Verkennend onderzoek naar de vraag “Kunnen we binnen de ambitie van Samen voor Ryan, samenwerken op locatie integreren in Samen voor Ryan?”. Op deze vraag is in dit onderzoek geen eenduidig antwoord gekomen. Wel worden er vier perspectieven zichtbaar. Samenwerken binnen de ambitie van SvR wordt omarmt. In de perspectieven wordt zichtbaar dat samenwerken op locatie het beste naar voren komt door samenwerken rondom het kind centraal te stellen. De locatie wordt niet specifiek geduid als plek waar een team mensen aanwezig is en samenwerkt, maar wel een gebied waar mensen werken in verschillende organisaties. Deze mensen weten elkaar op regelmatige basis te vinden omdat men werkt aan het vergroten van de eigen zichtbaarheid door de herkenbaarheid van het gebied en door de koppeling tussen scholen, particuliere kinderopvang, jeugdgezondheidszorg, sociaal werkers. Door dit goed en duidelijk te organiseren werk je aan professionalisering van alle professies, deel je kennis en stel je niet de organisatie, maar het kind en zijn vraag centraal. Het eindrapport over “Samenwerken op locatie” presenteert de resultaten van dit verkennend onderzoek gericht op het verbeteren van de samenwerking tussen professionals in de gemeente Steenwijkerland, met het doel de ondersteuning van kinderen en ouders te optimaliseren binnen het kader van SvR. Het onderzoek, benadrukt de noodzaak van betere integratie en samenwerking van professionals, van onderwijs tot kinderopvang en jeugdgezondheidszorg.
DOCUMENT