Onderwijs is een belangrijke veroorzaker van kansenongelijkheid en segregatie. Rotterdams onderzoek naar schoolkeuzemotieven biedt aanknopingspunten voor beleid om een van de urgentste sociale vraagstukken van onze samenleving aan te pakken.
LINK
Dat er op de stagemarkt sprake is van kansenongelijkheid, wordt door alle studenten waarmee er in dit onderzoek naar stagediscriminatie is gesproken onderschreven. Studenten geven aan dat veel stagebedrijven nog altijd vasthouden aan een bepaald normbeeld. Dit is een ideaalbeeld waar een stagiair of potentiële medewerker aan zou moeten voldoen. Wanneer er aan studenten wordt gevraagd om dit normbeeld te beschrijven, spreken zij van een ‘echte Hollander’ met blond haar en blauwe ogen. Het hebben van een ander uiterlijk, een migratieachtergrond of buitenlandse naam zou resulteren in een beduidend kleinere kans op een stage. Dit geldt ook wanneer er sprake is van een van de heersende norm afwijkende religie, gender of seksualiteit. Sommige studenten concluderen dit uit eigen ervaringen op de stagemarkt. Anderen hebben verhalen gehoord van vrienden, familieleden of schoolgenoten die bij het zoeken naar of lopen van een stage werden geconfronteerd met uitsluiting of discriminatie. Ook deze verhalen van anderen blijken van invloed op de houding van studenten ten aanzien van het stagezoekproces.
Rianne Bosland-Meerding en Colleen Clinton zijn onderzoekers bij Lectoraat De Pedagogische Opdracht van Hogeschool InHolland. Zij verzorgenden op 5 oktober 2022 een webinar over het onderwerp kansengelijkheid. Kansengelijkheid is een van de thema’s waarbinnen het lectoraat onderzoeksmatig samenwerkt met kinderopvang en onderwijs. Is het mogelijk meer kansengelijkheid in een grootstedelijke context zoals Den Haag te realiseren, onder andere via vve? Tijdens de inspiratiesessie kregen deelnemers informatie over de inzichten die de onderzoekers hebben opgedaan. Wat zijn de ervaringen van professionals als het gaat over het bieden van kansen? Waarom is kansenongelijkheid niet alleen een grootstedelijk probleem? Waarom spreken de onderzoekers liever over ‘kansen in context’ dan over ‘kansengelijkheid’? Het lectoraat stelt de professionaliteit van pedagogisch professionals centraal. Uitgangspunt is dat er vanuit én ten bate van de uitvoeringspraktijk wordt gewerkt en ontwikkeld, waarbij wetenschappelijke kennis wordt benut. Tijdens deze inspiratiesessie hoorden deelnemers meer over het gedachtegoed en de werkwijze van het lectoraat.
LINK
Deze top-up subsidie sluit aan op het project ‘Afstemmen op diversiteit in de klas. De ontwikkeling van een passend professionaliseringspalet voor leraren’. De wens en noodzaak om het onderwijs goed af te stemmen op diversiteit onder leerlingen zijn groter dan ooit binnen onze maatschappelijke context van passend onderwijs, kansenongelijkheid en het streven naar inclusie. Professionele ontwikkeling op dit vlak vindt met name plaats in de scholen, wanneer leraren zich ontwikkelen van basisbekwaam tot vakbekwaam. Het vormgeven van effectieve professionalisering op dit thema is complex. De praktijkvraag van de werkveldpartijen was dan ook: ‘Hoe kunnen leraren door voortgezette professionalisering ondersteund worden om beter af te stemmen op diversiteit?’ In drie deelstudies is deze vraag onderzocht. Eerst zijn differentiatiestrategieën, opvattingen, dilemma’s en factoren in verwachtingsvorming van leraren onderzocht. Daarnaast zijn inhouden en vormen van voortgezette professionalisering die leraren als effectief ervaren voor het afstemmen op diversiteit in kaart gebracht. Op basis van de uitkomsten is een professionaliseringspalet ontwikkeld en geïmplementeerd in vijf scholen. De professionalisering was zo opgebouwd dat leraren op basis van de visie van de school en hun individuele leervragen keuzes maakten uit de leeractiviteiten in het palet en hier in leerteams mee aan de slag gingen. Eigen regie op de professionalisering en afstemming op de diversiteit in de teams werd hiermee beoogd. In de praktijk bleek het nemen van professionele ruimte zowel inhoudelijk als organisatorisch nog geen vanzelfsprekendheid is in scholen. Veel leraren hoopten op sturing en concrete aanbevelingen. Hierop zijn trajecten in de scholen aangepast en is er minder met het professionaliseringspalet gewerkt dan beoogd. De doorontwikkeling van het palet op basis van de behoeften en ervaringen van de leraren tijdens de professionalisering is hierdoor minder goed gerealiseerd dan gepland. Gezien de ontwikkelingen in de beroepspraktijk rondom passend onderwijs en inclusie is een goed ontwikkeld professionaliseringspalet wel wenselijk.
Kansenongelijkheid in het onderwijs is een grote maatschappelijke uitdaging. Soms hebben kinderen - door allerlei verschillende oorzaken - minder kansen om hun talenten goed te ontwikkelen. Een van de bepalende momenten voor die ontwikkelkansen is de overstap van het basisonderwijs (PO) naar het voortgezet onderwijs (VO). In dit onderzoek kijken we daarom, met professionals uit de Amersfoortse praktijk, wat er nodig is om tijdens die ‘grote oversteek’ het verschil te maken en te zorgen dat alle kinderen gelijke kansen krijgen om hun talent te ontplooien.
Het kennisnetwerk “Leren en Ontwikkelen voor Toekomstgericht Onderwijs” richt zich op onderwijsvernieuwingsvraagstukken. Scholen staan voor complexe uitdagingen waaronder een toename in diversiteit aan leerlingen die maatwerk vragen, de hardnekkige kansenongelijkheidsproblematiek, de noodzaak nieuwe technologieën adequaat in te zetten, en de opdracht leerlingen nieuwe leerinhouden maar vooral nieuwe leervaardigheden aan te leren. Voor scholen leidt dit tot aanpassingen zoals afstappen van klassikaal werken, focussen op leerprocessen in plaats van leerproducten en inzetten op autonomievergroting bij leerlingen. Onafhankelijk van de sector kampen scholen met vergelijkbare (ontwikkel)vraagstukken zoals nieuwe (meer ontwerpende en coachende) rollen van leraren, het anders beoordelen en monitoren van leerlingen en nieuwe samenwerkingsvormen binnen teams. Ons kennisnetwerk omvat bestaande samenwerkingsverbanden van lerarenopleidingen en scholenclusters die ervaring hebben met gezamenlijk onderzoek doen, opleiden en professionaliseren. De lectoren kennen elkaar van gemeenschappelijke (praktijkgerichte) onderzoeksprojecten, professionaliseringsactiviteiten en onderwijsontwikkeling. In het kennisnetwerk brengen we de verschillende samenwerkingsverbanden fysiek samen doordat onderzoekers, (toekomstige) leraren en lerarenopleiders in kennislabs op een onderzoeksmatige manier werken aan praktische oplossingen voor eerdergenoemde vraagstukken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een methodiek voor hybride kennislabs, ontwikkeld door een van de lectoraten, samen met de OU. Binnen het netwerk is een kernteam verantwoordelijk voor enerzijds destillatie van prangende onderzoeksvragen en het doen van onderzoeksaanvragen en anderzijds de monitoring van zowel de leeropbrengsten als praktische opbrengsten (werkzame principes) van de kennislabs en de verfijning van de werkwijze binnen de kennislabs. Het uiteindelijke doel zijn kennislabs die zodanig regionaal verankerd zijn wat betreft de professionalisering van betrokkenen, kennisdeling, inspiratie en ondersteuning bij het ontwikkelen van toekomstgericht onderwijs en het aanvragen en uitvoeren van praktijkgericht onderzoek dat deze na vier jaar zonder subsidie kunnen worden voortgezet. Daarnaast vormen ze een onmisbaar onderdeel van een landelijke kennisinfrastructuur. We beogen een open netwerkorganisatie waarbij lerarenopleidingen, scholen en kennisinstellingen zich op basis van hun expertise kunnen aansluiten