Internationalisation is the expansion of a firms operations to foreign markets and includes not only import and export but also foreign direct investments and international cooperation. Today’s globalising economy has resulted in a growing number of small and medium enterprises (SMEs) undertaking international activities. Internationalisation has been shown to be very beneficial for firms. Cross-border activities are an important means through which SMEs are able to create value, generate growth and access new knowledge and technologies. A strong relation has also been found between innovation and internationalisation: innovation may both be necessary to enter foreign markets as well as be a consequence of a firm’s foreign market activities. In addition to value creation at the firmlevel, crossborder entrepreneurship is assumed to create wealth at an economy wide level. With so many evident benefits to internationalisation, why don’t more SMEs internationalise? In her inaugural lecture Anne van Delft will illustrate the importance of “cooperation within networks” in international business. In today’s “network economy” it is important for firms to leverage their networks. Managing the interplay between networks and knowledge will be one of the key challenges for the 21st century. Cooperation with other firms is especially important for SMEs because it allows firms to utilise their limited resources in the most efficient way. Some of the sectors in the Rotterdam region are world leaders but nevertheless their main competitor might soon come from an emerging market rather than form within the regional cluster. The benefits of cooperation and knowledge sharing should therefore be exploited fully by SMEs in the Rotterdam region as global competition increases.
LINK
Purpose Due to the recent economic crisis, competition has considerably increased in the legal profession in the Netherlands. However, marketing in legal services is mostly in its infancy and value research in this context is scarce. We therefore used a contingency approach in exploring the origin of customer value and the association with loyal behaviour in legal services for small and medium enterprises (SMEs). Methodology Because professional services are effectively provided by means of a relationship, the emergence of value was studied in the interaction between lawyers and clients in an explorative way, by means of a case study: in-depth interviews with ten lawyers and ten SMEs led to provider and client perspectives on value driving in twenty-eight legal cases. The underlying research model was based on the Service logic for marketing (e.g. Grönroos and Voima, 2013), which proposes that interaction is conditional for the emergence of value. Findings We assumed that value could only derive from the interaction during the service encounter. Field findings however, confirmed that previous, current and anticipated service experiences influences value. Due to the credential character of legal services, antecedent recommendation of others and the track record of lawyers, for example, are also important value drivers. The relational value perspective appears to be insufficient in analysing the emergence of value in credence services, because value drivers outside the joint sphere help clients to reduce perceived purchase risks. Originality Our study enriches the limited literature and offers a more holistic understanding of the origin of value in credential contexts like legal services. Our findings agree not only with insights from the Service logic (e.g. Grönroos and Voima, 2013) but also from the Customer-dominant logic (e.g. Heinonen et al., 2013).
LINK
In het Groningse aardbevingsgebied moeten de komende jaren volgens de contourenschets van de Nationaal Coördinator Groningen tussen de 35.000 en 100.000 woningen worden versterkt. Er is geen regio in Nederland waar ineens, op zo?n korte termijn en in zo?n grote omvang, de noodzaak van grootschalig aardbevingsbestendig bouwen is ontstaan. De Groningse mkb-bouwbedrijven werken samen om via bedrijfsinterne verbeteringen deze opdracht te realiseren. De praktijkvragen van de betrokken bouwbedrijven zijn: " Hoe kan ik mijn bedrijfscapaciteit optimaal managen, gezien de kansen rondom aardbevingsbestendig bouwen, maar zodanig dat de orderportefeuille en het personeelsbestand in balans zijn? " Hoe richt ik mijn bedrijfsprocessen zodanig op de verwachte groei in, dat de werkzaamheden binnen acceptabele doorlooptijden en naar tevredenheid van bewoners en opdrachtgevers duurzaam kunnen worden uitgevoerd? De kern van het consortium bestaat uit 10 mkb-bouwbedrijven, Bouwend Nederland regio Noord en de Hanzehogeschool Groningen. Het lectoraat Flexicurity is penvoerder, daarnaast is het lectoraat Arbeidsorganisatie en ?productiviteit en het lectoraat Ruimtelijke Transformaties betrokken. Vanuit het onderwijs participeren de Academie voor Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek en EPI-kenniscentrum. EPI-kenniscentrum is een samenwerkingsverband van de Hanzehogeschool Groningen, Alfa College en Rijksuniversiteit Groningen ? en andere publieke en private partners. Het bundelt onderwijs en scholing op het terrein van aardbevingsbestendig bouwen voor de regio. Het doel van het consortium is om: " Kennis te ontwikkelen over capaciteitsmanagement en slim organiseren (binnen en tussen bedrijven) van het aardbevingsbestendig bouwproces, en de (arbeids)marktwerking daaromheen. " Deze kennis en inzichten te vertalen in voor het mkb bruikbare producten zoals tools, startcondities en randvoorwaarden (Handboek capaciteitsmanagement- en procesverbetering voor mkb-bouwbedrijven). " De verworven praktijkkennis om te zetten in onderwijsproducten zoals een nieuwe minor in het HG bouwonderwijs en innovatie van onderwijs en scholing via EPI-kenniscentrum. " Te komen tot een structurele en intensieve samenwerking tussen mkb-bouwbedrijven, onderwijs en praktijkgericht onderzoek aan de Hanzehogeschool Groningen (en andere onderwijsinstellingen).
In deze SPRONG-groep staan jongeren en (jong) volwassenen die op langdurige zorg zijn aangewezen centraal. Samen willen we participatiemogelijkheden bevorderen, zodat jongeren en (jong) volwassenen in kwetsbare situaties en posities in hun eigen leefomgeving kunnen floreren. Om dat te kunnen realiseren is het nodig dat er geredeneerd wordt vanuit de gehele levensloop van zorgvragers. Jeugdzorg, Gehandicaptenzorg en GGZ gaan hierin samen optrekken. Ons doel is dat zorg- en welzijnsprofessionals met jongeren en (jong) volwassenen en hun netwerk en met elkaar vanuit de onderliggende waarden sociaal, inclusief en relationeel BETEKENISVOL SAMENWERKEN. Met ons kennisnetwerk verdiepen en onderbouwen we deze visie verder en maken we ons hard voor het includeren van de stem en positie van jongeren en (jong) volwassenen en hun gezinnen zelf, zodat innovatie van binnenuit gebeurt. Hiertoe vormen we een krachtige SPRONG -groep die bestaat uit: 12 Lectoraten van vier verschillende Hogescholen 12 Ervaringsdeskundigen 11 Werkveldpartners vanuit Jeugdzorg, GGZ en Gehandicaptenzorg 3 Universiteiten 3 belangenverenigingen 2 Kenniscentra 2 Gemeenten 1 Beroepsvereniging De SPRONG-groep BETEKENISVOL SAMENWERKEN zal zich de komende jaren richten op: het agenderen van de sociale aspecten van innovatie die nodig zijn om voldoende participatiemogelijkheden te scheppen, het ontwikkelen van onderwijs voor meer dan 3000 studenten in het sociale domein, het verbeteren van de eigen onderzoeksorganisatie om onderzoek met mensen in kwetsbare situaties en posities recht te kunnen doen en het implementeren van nieuwe inzichten uit de bij de SPRONG-groep betrokken zorginnovaties in het werkveld en in het onderwijs. In de tweede periode van de SPRONG-groep willen we graag uitbreiden met (internationale) partners vanuit zorgtechnologie en kunst. Hierdoor kunnen we winnen aan zeggingskracht en impact waarbij ook technologische inzichten kunnen worden benut en kan geleerd worden om anders te kijken en te confronteren en te bevragen wat vanzelfsprekend lijkt.