Studenten van Hogeschool Van Hall Larenstein enquêteerden ruim 100 biologische bedrijven over werken in een korte keten. De deelnemers behalen met plezier goede resultaten. De verkoopprijzen zijn vaak lager dan in de natuurvoedingswinkel. Met het vertellen van het verhaal van de producten blijkt veel te winnen. Wat zijn succes- en faalfactoren in de biologische korte keten?
MULTIFILE
Er verandert veel in het welzijnswerk. Dit heeft gevolgen voor de sociaal werkers en de wijkbewoners die zij ondersteunen. Ondernemen in Welzijn laat zien welke veranderingen er gaande zijn, wat de gevolgen daarvan zijn en welke rol ondernemender gedrag en ondernemerschap daarbij kunnen spelen. Het brengt de ontwikkelingen in kaart als gevolg van de nieuwe kaders voor het werk (Wmo en Welzijn Nieuwe Stijl) en de bezuinigingen. Met uitgebreid casusmateriaal wordt deze andere aanpak tot op het niveau van de dagelijkse praktijk uitgewerkt. Ondernemen in Welzijn is daarmee geschikt voor studenten sociaal werk, welzijnswerkers in de praktijk en belangstellenden, bijvoorbeeld beleidsmedewerkers, die geïnformeerd willen worden over de gehele sector. Voor leidinggevenden en hrm-ers maakt Ondernemen in Welzijn inzichtelijk dat intern ondernemend werken ook een organisatieverandering vergt. Een individuele welzijnswerker kan wel ondernemend willen werken, maar bij blokkades door de organisatie, bijvoorbeeld een egalitaire teamcultuur, top-down management of te strakke procedures, lukt dit niet. Een omslag in de aanpak van het werk is echter hard nodig. Versterkte inzet van HRM-instrumenten en een andere stijl van leidinggeven zijn onontbeerlijk.
LINK
Rond 40% van de mbo-studenten van niveau 4 kiest na diplomering voor doorstuderen in het hbo. Een overgang die voor menigeen problemen oplevert. Het percentage uitvallers in het eerste jaar is aanzienlijk. Hoe komt dat, waar liggen de struikelblokken en: wat te doen om die transitie soepeler te laten verlopen? Zijn mbo’ers wel ‘weerbaar en wendbaar’ genoeg voor het hbo?
Circulair ondernemen wordt in toenemende mate gezien als het antwoord op de groeiende schaarste aan grondstoffen en bijbehorende prijsstijgingen. Dit ervaren ook de bedrijven in de staalbouwketen die deelnemen aan het project ‘Hoger op de ladder’. Hoewel staal al voor nagenoeg 100% gerecycled wordt willen de bedrijven in dit project circulariteit naar een hoger niveau brengen door de stap te zetten van recycling naar hergebruik. Hierdoor komt staal hoger te staan op de Ladder van Lansink en krijgt staal een hogere en betere positie in de afvalhiërarchie. De bedrijven in de staalbouwketen signaleren echter nog veel belemmeringen waardoor hergebruik van staal nog onvoldoende plaatsvindt. Zo is veel informatie aanwezig in het staalbouwnetwerk van de bedrijven maar wordt deze zeer beperkt gedeeld en wordt maar beperkt samengewerkt. Uit de gesprekken die in de periode 2014 tot en met voorjaar 2016 zijn gevoerd met bedrijven in de staalbouwketen, de Koninklijke Metaalunie en de Vereniging Bouwen met Staal, blijkt dat er verschillende knelpunten zijn die hergebruik van staal bemoeilijken: 1. De verschillende ketenpartners denken met name vanuit hun eigen doelen, ambities en mogelijkheden en niet vanuit een algehele ketenbenadering van circulariteit; 2. omdat de uitgangspunten van circulariteit niet goed passen in de huidige inkoopstrategieën wordt beschikbare informatie (bijvoorbeeld over kwaliteitsindicatoren) niet gedeeld tussen partners, 3. met als gevolg dat het businessmodel voor de keten en verdienmodel voor de bedrijven voor circulair ontwerp nog onduidelijk en onzeker is. Om een antwoord te formuleren op deze vragen heeft het Expertisecentrum Sustainable Business van Avans Hogeschool in samenwerking met de projectpartners; 12 bedrijven in de staalbouwketen (waarvan 2 grootbedrijf), TU Delft, de Vereniging Bouwen met Staal en de Koninklijke Metaalunie een onderzoeksproject gedefinieerd. Tijdens de vraagarticulatie is focus aangebracht door het onderzoek te richten op (kantoor)gebouwen omdat hier relatief veel staal wordt gebruikt. De onderzoeksvraag luidt: “Hoe kan binnen de staalbouwketen de realisatie van kantoorgebouwen zo worden vormgegeven dat het leidt tot meer hergebruik van staal?” Om de voorwaarden voor informatiedeling en samenwerking in de keten inzichtelijk te maken, hebben de partners gekozen voor een verkennend onderzoek waarbij alle partners en relevante (keten)relaties worden betrokken. Dit moet resulteren in een model voor circulariteit in de staalbouwketen, dat als testcasus onderzocht wordt bij bedrijven. Gedurende het gehele onderzoeksproject vindt terugkoppeling plaats van praktijkkennis naar het HBO-onderwijs. Dit projectvoorstel sluit naadloos aan bij de doelstellingen van het landelijke onderzoeks- en projectenprogramma ‘Circulaire Metaalketen’ dat onder aansturing van de Koninklijke Metaalunie in 2013 is gestart. De resultaten van dit project zullen onder andere via dit programma breder worden verspreid waardoor het project een sterke doorwerking krijgt.
Circulair ondernemen wordt in toenemende mate gezien als het antwoord op de groeiende schaarste aan grondstoffen en bijbehorende prijsstijgingen. Dit ervaren ook de bedrijven in de staalbouwketen die deelnemen aan het project ‘Hoger op de ladder’. Hoewel staal al voor nagenoeg 100% gerecycled wordt willen de bedrijven in dit project circulariteit naar een hoger niveau brengen door de stap te zetten van recycling naar hergebruik. Hierdoor komt staal hoger te staan op de Ladder van Lansink en krijgt staal een hogere en betere positie in de afvalhiërarchie. De bedrijven in de staalbouwketen signaleren echter nog veel belemmeringen waardoor hergebruik van staal nog onvoldoende plaatsvindt. Zo is veel informatie aanwezig in het staalbouwnetwerk van de bedrijven maar wordt deze zeer beperkt gedeeld en wordt maar beperkt samengewerkt. Uit de gesprekken die in de periode 2014 tot en met voorjaar 2016 zijn gevoerd met bedrijven in de staalbouwketen, de Koninklijke Metaalunie en de Vereniging Bouwen met Staal, blijkt dat er verschillende knelpunten zijn die hergebruik van staal bemoeilijken: 1. De verschillende ketenpartners denken met name vanuit hun eigen doelen, ambities en mogelijkheden en niet vanuit een algehele ketenbenadering van circulariteit; 2. omdat de uitgangspunten van circulariteit niet goed passen in de huidige inkoopstrategieën wordt beschikbare informatie (bijvoorbeeld over kwaliteitsindicatoren) niet gedeeld tussen partners, 3. met als gevolg dat het businessmodel voor de keten en verdienmodel voor de bedrijven voor circulair ontwerp nog onduidelijk en onzeker is. Om een antwoord te formuleren op deze vragen heeft het Expertisecentrum Sustainable Business van Avans Hogeschool in samenwerking met de projectpartners; 12 bedrijven in de staalbouwketen (waarvan 2 grootbedrijf), TU Delft, de Vereniging Bouwen met Staal en de Koninklijke Metaalunie een onderzoeksproject gedefinieerd. Tijdens de vraagarticulatie is focus aangebracht door het onderzoek te richten op (kantoor)gebouwen omdat hier relatief veel staal wordt gebruikt. De onderzoeksvraag luidt: “Hoe kan binnen de staalbouwketen de realisatie van kantoorgebouwen zo worden vormgegeven dat het leidt tot meer hergebruik van staal?” Om de voorwaarden voor informatiedeling en samenwerking in de keten inzichtelijk te maken, hebben de partners gekozen voor een verkennend onderzoek waarbij alle partners en relevante (keten)relaties worden betrokken. Dit moet resulteren in een model voor circulariteit in de staalbouwketen, dat als testcasus onderzocht wordt bij bedrijven. Gedurende het gehele onderzoeksproject vindt terugkoppeling plaats van praktijkkennis naar het HBO-onderwijs. Dit projectvoorstel sluit naadloos aan bij de doelstellingen van het landelijke onderzoeks- en projectenprogramma ‘Circulaire Metaalketen’ dat onder aansturing van de Koninklijke Metaalunie in 2013 is gestart. De resultaten van dit project zullen onder andere via dit programma breder worden verspreid waardoor het project een sterke doorwerking krijgt. De uitvoering van het project is nu halverwege. Met behulp van de pitstopvoucher van NRPO Sia wordt een intervisiemoment georganiseerd om het verloop van het project tegen het licht te houden en waar nodig bij te sturen. Hiervoor wordt samengewerkt met Remke Klapwijk.