In dit document staat het programma van het Minisymposium grasvalorisatie en - vermarkting, en ook een plan van aanpak waarin partijen worden voorgesteld en wat de insteek is achter de samenwerkingsverbanden. Want dit congres is voortgekomen uit een samenwerkingsverband tussen het lectoraat Duurzaam Cooperatief Ondernemen, het kenniscentrum Biobased Economy, het lectoraat van Andre Heeres en de leerstoel van prof dr. E. Heeres van de RUG.
Carrièreperspectief in Groningen vaak nog onbekend bij studentenGroningen, 2 december 2021 – Het aantal studenten van buiten de regio Noord-Nederland dat aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en de Hanzehogeschool Groningen gaat studeren is twee jaar na de studie ongeveer even groot als het deel van de studenten dat weer uit de regio vertrekt na hun studie. Bij 70% van deze studenten komt dat door loopbaankansen elders. Betere informatievoorziening over carrièrekansen in Groningen kan helpen een groter deel van het kostbare talent dat in Groningen wordt opgeleid voor de regio te behouden.Dit blijkt uit een gezamenlijk onderzoek dat is uitgevoerd door de Hanzehogeschool en Rijksuniversiteit Groningen. Het was een opdracht van het Akkoord van Groningen, een samenwerkingsverband van de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool Groningen, het Universitair Medisch Centrum Groningen, Martini Ziekenhuis, de provincie Groningen, Noorderpoort, het Alfa-college en de gemeente Groningen. Zij wilden weten hoe het zit met het vertrekgedrag van studenten na hun studie en welke motieven daarbij een rol spelen.Meer RUG studenten vertrekkenDe onderzoekers stelden vast dat meer dan de helft van de studenten aan de RUG van buiten Noord-Nederland komt. Twee jaar na de studie is ook ongeveer de helft van de studenten weer vertrokken uit het noorden. Zes jaar na de studie neemt het aandeel vertrekkers toe tot een kleine 60%. Van de studenten aan de Hanzehogeschool komt ongeveer een kwart van buiten de regio. Twee jaar na de studie is 28% van de Hanzestudenten vertrokken uit het Noorden en na zes jaar 35%. Het merendeel van de Hanzestudenten blijft in de eigen regio. Voor de beide instelling geldt dat de instroom van buiten de regio en de uitstroom uit het Noorden elkaar opheffen.Jouke van Dijk, hoogleraar regionale arbeidsmarkt: “Het is dus niet zo, wat wel eens wordt gedacht, dat na de studie het overgrote deel van de studenten uit het Noorden ‘naar de Randstad verhuist’. Wat velen niet weten, is dat ook de helft van de studenten van de RUG van buiten het Noorden komt. Dat een deel vertrekt is niet erg, voor alle afgestudeerden is hier geen werk en alleen al dat ze hier gestudeerd hebben is goed voor de regionale economie in Groningen vanwege de bestedingen en de ambassadeursfunctie. Dat afgestudeerden vertrekken kun je zien als een mooi exportproduct, maar het zou natuurlijk nog beter zijn als noordelijke bedrijven zelf gebruik zouden maken van deze belangrijke bron van kennis en innovatie die hier in de regio geproduceerd wordt.”Baankans elders groterVoor 69% van de ondervraagde studenten is ‘werk’ de belangrijkste reden om te vertrekken. Ook blijkt dat de ondervraagde studenten de kans op een baan en de doorgroeimogelijkheden in de Randstad hoger inschatten dan in Groningen. Dit geldt vooral bij de meeste RUG studenten, studenten ‘gezondheid en verzorging’ vormen hierbij een uitzondering. Een andere belangrijke reden om te vertrekken is de partner (40%). Bij 26% van de vertrekkers speelt de ‘woonomgeving’ een rol, wat te maken kan hebben met de dynamiek in de Randstad. Studenten van de Hanzehogeschool zijn optimistischer dan RUG studenten over het vinden van een passende baan in de regio Groningen.Toch in het Noorden blijvenDe helft van de ondervraagde studenten wil na hun studie graag in Groningen blijven. De belangrijkste reden om in Groningen te blijven is ‘vrienden’ (44%) maar opmerkelijk genoeg ook ‘werk’ (40%). Bij studenten binnen het techniek- en bètadomein is de interesse om te blijven als er banen zouden zijn het sterkst. Een klein deel van de vertrekkende studenten (5%) denkt over 10 jaar weer naar het noorden terug te komen. Belangrijkste redenen daarvoor zijn familie, partner en woonomgeving. Lector Karel Jan Alsem: “Het lijkt er dus op dat best veel studenten in de regio zouden willen blijven maar daarin verhinderd worden doordat ze denken dat er geen carrièreperspectief voor ze is.” Jouke van Dijk: “Dat is opmerkelijk omdat er juist veel werkgelegenheid in de regio is, ook voor hoger opgeleiden. En met alle ontwikkelingen rondom bijvoorbeeld energietransitie en zorg hebben we ook behoefte aan meer slimme studenten.” Gebundelde onderzoekenDe faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de RUG onderzocht op basis van microdata van het CBS welke aantallen studenten aan de Hanzehogeschool en de RUG studeren, waar ze vandaan komen en waar ze nadien heen gaan. Het Lectoraat Marketing van de Hanzehogeschool onderzocht de motieven van studenten om wel of niet te vertrekken. In het voorjaar van 2021 vulden circa 800 derde- en vierdejaarsstudenten van de RUG en Hanzehogeschool een vragenlijst in.
Middels een RAAK-impuls aanvraag wordt beoogd de vertraging van het RAAK-mkb project Praktische Predictie t.g.v. corona in te halen. In het project Praktische Predictie wordt een prototype app ontwikkeld waarmee fysiotherapeuten in een vroeg stadium het chronisch worden van lage rugpijn kunnen voorspellen. Om chronische rugpijn te voorkomen is het belangrijk om in een vroeg stadium de kans hierop in te schatten door psychosociale en mogelijk andere risicofactoren op chronische pijnklachten te herkennen en hierop te interveniëren. Fysiotherapeuten zijn met deze vraag naar het lectoraat Werkzame factoren in Fysiotherapie en Paramedisch Handelen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen gegaan en dit heeft aanleiding gegeven een onderzoek op te zetten waarin een dergelijke methodiek ontwikkeld wordt. De voorgestelde methodiek betreft een Clinical Decision Support Tool waarmee een geïndividualiseerde kans op chronische rugpijn kan worden bepaald gekoppeld aan een behandeladvies conform de lage rugpijn richtlijn. Hiervoor is eerst geïnventariseerd welke methoden fysiotherapeuten reeds gebruiken en welke in de literatuur worden genoemd. Op basis hiervan is een keuze gemaakt ten aanzien van data die digitaal verzameld worden in minimaal 16 fysiotherapiepraktijken waarbij patiënten gedurende 12 weken gevolgd worden. Met de verzamelde data worden met machine learning algoritmes ontwikkeld voor het berekenen van de kans op chroniciteit. De algoritmes worden ingebouwd in de Clinical Decision Support Tool: een gebruiksvriendelijke prototype app. Bij het ontwikkelen van de tool worden eindgebruikers (fysiotherapeuten en patiënten) intensief betrokken. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de tool aansluit bij de wensen en behoeften van de doelgroep. De tool berekent de kans op chroniciteit en geeft een behandeladvies. Daarnaast kan de tool gebruikt worden om patiënten te informeren en te betrekken bij de besluitvorming. Vanwege de coronacrisis is er een aanzienlijke vertraging in de patiënten-instroom (doel n= 300) ontstaan die we met ondersteuning van een RAAK-impuls subsidie willen inlopen.
Alcoholgebruiksstoornis (AUD) is een groot probleem. Alleen al in de USA zijn er 15 miljoen mensen met een AUD en meer dan 950.000 Nederlanders drinkt overmatig. Wereldwijd is 3-8% van het aantal sterfgevallen en 5% van alle ziektes en letsels toe te schrijven aan AUD. Zorg staat voor uitdagingen. Zo krijgt meer dan de helft van de AUD-patiënten binnen een jaar na behandeling een terugval. Een oplossing hiervoor is de inzet van Cue-Exposure-Therapy (CET). Daarbij worden cliënten blootgesteld aan triggers d.m.v. objecten, mensen en omgevingen die zucht opwekken. Om op een realistische, veilige en gepersonaliseerde manier deze triggers te ervaren, wordt Virtual Reality ingezet (VRET). Op die manier worden coping-vaardigheden getraind om verlangen naar alcohol tegen te gaan. De effectiviteit van VRET is (klinisch) bewezen. De komst van AR-technologieën roept echter de vraag op om mogelijkheden van Augmented-Reality-Exposure-Therapy (ARET) te onderzoeken. ARET geniet dezelfde voordelen als VRET (zoals een realistische veilige ervaring). Maar omdat AR virtuele-componenten in de echte omgeving integreert, waarbij het lichaam zichtbaar is, roept het vermoedelijk een ander type ervaring op. Dit kan de ecologische validiteit van CET in de behandeling vergroten. Daarnaast is ARET goedkoper te ontwikkelen (minder virtuele elementen) en hebben cliënten/klinieken gemakkelijker toegang tot AR (via smartphone/tablet). Bovendien worden nieuwe AR-brillen ontwikkeld, die nadelen zoals een te klein smartphone-scherm oplossen. Ondanks de vraag vanuit behandelaars, is ARET nog nooit ontwikkeld en onderzocht rondom verslaving. In dit project wordt het eerste ARET-prototype ontwikkeld rondom AUD in de behandeling van alcoholverslaving. Het prototype wordt ontwikkeld op basis van Volumetric-Captured-Digital-Humans en toegankelijk gemaakt voor AR-brillen, tablets en smartphones. Het prototype wordt gebaseerd op RECOVRY, een door het consortium ontwikkelde VRET rondom AUD. Een prototype-test onder (ex)AUD-cliënten zal inzicht geven in behoeften en verbeterpunten vanuit patiënt en zorgverlener en in het effect van ARET in vergelijk met VRET.
De koraalriffen van de Caribisch Nederlandse eilanden St. Eustatius en Saba zijn van groot ecologisch en economisch belang. Door een opeenstapeling van bedreigingen is de hoeveelheid driedimensionale structuur op het rif afgenomen en zijn herbivore sleutelsoorten verdwenen. Het rif wordt overwoekerd met algen, die nieuwe koraalaanwas bemoeilijken. Lokale natuurbeheerorganisaties STENAPA en SCF willen artificiële riffen inzetten, om het ecosysteem door middel van “Building with Nature” te herstellen. Artificiële riffen worden wereldwijd in toenemende mate gebruikt, maar de doeltreffendheid hangt in sterke mate af van hoe er rekening is gehouden met de lokale omstandigheden en doelstellingen. Als de riffen goed functioneren kunnen sleutelsoorten herstellen en kan koraal zich weer vestigen. De natuurbeheerorganisaties willen weten hoe artificiële riffen optimaal bij kunnen dragen aan het herstel van het koraalrif ecosysteem bij St. Eustatius en op de Saba bank. Van Hall Larenstein, STENAPA, SCF, IMARES, CNSI en Golden Rock Dive Centre werken samen in het AROSSTA (Artificial Reefs on Saba and Statia) project om deze vraag te beantwoorden. Hiervoor worden verschillende soorten artificiële riffen gebouwd van lokaal natuursteen en van veelgebruikte “reef balls”. De functionaliteit van de verschillende soorten artificiële riffen wordt bepaald door gedurende 1,5 jaar de vestiging van zee-egels, vissen en koraal te onderzoeken. Na afloop van dit project zal duidelijk zijn welk type artificieel rif het meest geschikt is voor beide onderzoeklocaties. Daarnaast is bekend wat het effect is van het gebruikte materiaal en het aanbrengen van extra schuilplaatsen op de functie van artificiële riffen. Tenslotte wordt inzicht gegeven in hoeverre artificiële riffen een bijdrage leveren aan het herstel van aangrenzende gebieden. Omdat het onderzoek uitgevoerd wordt op twee locaties, met contrasterende omstandigheden, zullen de resultaten van regionaal belang zijn om bestaande en toekomstige artificiële riffen optimaal te laten functioneren.