Homoseksuelen hebben regelmatig last van agressie door jongeren. Hoe kunnen jongerenwerkers beter openstaan voor homoseksualiteit en optreden tegen homovijandigheid? In de loop van 2009 zijn tientallen Amsterdamse jongerenwerkers getraind volgens de methode "Dialoog Jongerenwerk en homoseksualiteit". Dit boekje doet met een methodiekbeschrijving verslag van dat Dialoogproject. Het Dialoogproject jongerenwerk en homoseksualiteit is een beschrijving van een methodiek van Youth Spot, COC Amsterdam en Marten Bos.
We hebben tijdens dit onderzoek gezien dat professionals die direct met jongeren werken goed zijn in het aansluiten bij hun leefwereld. Ze doen als het ware een pedagogische dans met jongeren, waarbij ze hen zoveel mogelijk ‘in the lead’ laten, maar soms ook een andere kant op bewegen wanneer dat nodig is, terwijl ze wel in ‘close contact’ met jongeren blijven. Professionals die op school, in de wijk en online dagelijks met jongeren werken zijn goed in improviseren en afstemmen, om zo samen met elke jongere een eigen, passend ritme te vinden. Zij kunnen deze pedagogische dans echter niet uitvoeren zonder vertrouwen en steun van managers en teamleiders binnen hun eigen organisatie, en zonder passende opdrachten en faciliterende kaders van beleidsmakers. Het swingt pas echt, als ook deze twee partijen bij de pedagogische dans tussen jongeren en professionals betrokken zijn. Met andere woorden: dansen doe je met zijn vieren. In deze publicatie delen we onze ‘danslessen’ voor uitvoerend professionals, teamleiders/managers en beleidsmakers in het onderwijs en het sociaal domein. We beschrijven hoe zij elk op hun eigen manier eraan kunnen bijdragen dat jongeren met plezier, energie en vertrouwen de toekomst in dansen. Dit onderzoek is uitgevoerd door onderzoekers van het lectoraat Jeugd en Samenleving van Hogeschool Inholland, perMens en het Verwey-Jonker Instituut, in het kader van de Kenniswerkplaats Jeugd KeTJAA in Amsterdam-Amstelland. KeTJAA is een van de twaalf Regionale Kenniswerkplaatsen Jeugd en wordt gefinancierd door ZonMw en de gemeente Amsterdam. Auteurs: Marjolijn Distelbrink, Femke Kaulingfreks, Kelly Matthijsen, Evelien Nijland, Sophie Vermaning en Donya Yassine
Met dit onderzoek willen we inzicht krijgen en geven in hoe de stress sensitieve aanpak gericht op gezinnen kan worden toegepast op jongeren om bij te dragen aan hun empowerment en economische redzaamheid. In 2021 zijn 23 jongeren en 2 jongerenwerkers van MeerWaarde bevraagd. De jongeren hebben een online vragenlijst ingevuld. Met de twee jongerenwerkers hebben we een diepte-interview afgenomen.
Door de aardbevingsproblematiek in Groningen ondervinden veel inwoners van het gebied psychosociale problemen (zie Dückers et al., 2023 voor het meest recente overzicht). Het governance systeem voor versterking en schadeherstel speelt hier een grote rol in. Bewoners die meervoudige schade aan de woning hebben en lang in procedures rond schadeherstel en versterking zijn verwikkeld, hebben een aanmerkelijk slechtere algehele en mentale gezondheid en ervaren meer stressgerelateerde gezondheidsklachten. Ook ervaart deze groep meer gevoelens van onveiligheid en heeft minder vertrouwen in de overheid.Ook kinderen en jongeren ervaren psychosociale klachten door de aardbevingsproblematiek. Onderzoek wijst uit dat een deel zich angstig en onveilig voelt door de aardbevingen (Zijlstra et al., 2022). Ook maken kinderen en jongeren zich zorgen om mensen in hun omgeving en hebben ze last van de bouwwerkzaamheden rond de versterkingsopgave. Door verhuizingen lijdt de verbondenheid die zij voelen met hun slaapkamer, huis of buurt er ook onder. Bovendien, maakt stress die ouders ervaren kinderen angstiger en kan stress ook tot gevolg hebben dat ouders minder aandacht hebben voor hun kinderen. Tot slot is het vertrouwen van jongeren in de overheid laag en voelen zij zich tweederangs burgers (Zijlstra et al., 2022).Een rapport van de Ombudsman wijst uit dat 1 op de 5 Groningse jongeren het leven een onvoldoende geeft, tegenover 13% landelijk (Kinderombudsman, 2022). Het ervaren van sociaalemotionele problematiek en trauma in de kinderjaren – de jaren waarin zij een veilige basis moeten hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen - kan grote gevolgen hebben voor de rest van het leven van deze kinderen en jongeren (zie bijv. Golombok, 2000). Dit kan eventueel bovenop reeds bestaande (intergenerationele) armoede en werkloosheid komen of een chronische ziekte bij een van de gezinsleden. Deze problemen zijn gemiddeld meer aan de orde in de provincie Groningen dan ten opzichte van het Nederlandse gemiddelde (Visser). Ook zijn er in Groningen meer jongeren met een ernstige lichamelijke ziekte of beperking (GGD, 2020).Er zijn verschillen in hoe kinderen en jongeren omgaan met de emotionele problemen die zij ervaren. Sommige jongeren accepteren dat de gevolgen van de aardbevingsproblematiek nou eenmaal bij het leven hoorden en spreken over hun gevoelens met hun ouders (Zijlstra et al., 2022). In andere gezinnen wordt er juist bewust niet over de aardbevingsproblematiek gesproken om zo stress te beperken. Verder blijkt dat jongeren onderling weinig met elkaar praten over de problematiek. Dit wordt ook niet aangemoedigd op school, waar meer oog is voor de technische aspecten van de versterkingsopgave. Toch hebben jongeren wel behoefte om, naast de technische kant, ook te praten over de emotionele kant met familie, vrienden en op school (Zijlstra et al., 2022).Om gedupeerde bewoners te ondersteunen zijn er verschillende initiatieven in het leven geroepen. Voor psychische ondersteuning zijn er bijvoorbeeld aardbevingscoaches vanuit WIJ Groningen, en de organisaties Geestelijke Verzorgers Aardbevingsgebied en Platform Kerk en Aardbeving. Stut en Steun (gezamenlijk initiatief van de Groninger Bodem Beweging en het Groninger Gasberaad) biedt praktische ondersteuning bij het omgaan met instanties en de Commissie Bijzondere Situaties zorgt voor doorbraken in moeilijke dossiers. Het Nationaal Programma Groningen is opgericht om de regio een nieuwe impuls te geven. De GGD en Aardbevingsacademie bieden een breed scala aan trainingen voor professionals. Daarnaast is er een smartengeldregeling in het leven geroepen. Deze valt net als fysieke schade onder de verantwoordelijkheid van het IMG. Volwassenen kunnen al aanspraak maken op een immateriële schadevergoeding. Vanaf eind maart 2023 kunnen ook kinderen en jongeren (0-18 jaar) aanspraak maken hierop. Echter, deze immateriële schadevergoeding is naar verwachting onvoldoende om kinderen en jongeren te ondersteunen bij de problematiek die zij ervaren en kan daarnaast mogelijk ongewenste effecten teweeg brengen op groepsniveau.Dit heeft te maken met dat tot dusver gevoerd beleid ongelijkheid in de hand heeft gewerkt en sociale relaties binnen dorpen onder druk heeft gezet (Onafhankelijke Raadsman, 2016, 2017; Postmes et al., 2017b, 2018; Stroebe et al., 2018b). Bij schadeopnames traden er bijvoorbeeld verschillen op tussen beoordelaars met uiteenlopende vergoedingen tot gevolg. In de versterkingsopgave waren technische modellen, met over tijd veranderende normering, het uitgangspunt. Dit had tot gevolg dat binnen dorpen en straten verschillende niveaus van versterking werden toegepast. Jaloezie en conflicten komen steeds vaker voor (Duckers et al., 2023), mede door de langdurige aard van deze crisis (Pot et al., 2021). De immateriële schadevergoeding onder kinderen en jongeren kan mogelijk eenzelfde uitwerking hebben wanneer er verschillen zijn in de hoogte van de vergoeding binnen buurten, klassen, sportverenigingen of andere leefwerelden waar jongeren deel van uitmaken. Ondanks dat de regeling het leed tracht te verzachten, kan deze dus tegelijkertijd mogelijk een risico vormen voor de psychische gezondheid van kinderen en jongeren als de sociale cohesie wordt aangetast. Dit terwijl goede sociale relaties juist kunnen bijdragen aan het voorkomen van psychische stress op persoonlijk niveau (Postmes et al., 2016, 2017a; Stroebe et al., 2019d), zo ook bij jongeren (Zijlstra et al., 2022). Jongeren ervaren bijvoorbeeld sociale cohesie wanneer er gezamenlijk wordt gesproken over oplossingen in hun buurt of wijk of wanneer zij deelnemen aan protesten.Naast de uitrol van de immateriële schaderegeling voor kinderen, heeft Staatssecretaris Vijlbrief (Mijnbouw) op 23 november 2022 aangekondigd extra maatregelen te nemen bovenop alle bestaande programma’s om Groningse kinderen en jongeren te ondersteunen (Rijksoverheid, 2022). Zo is geopperd om de medewerkers van de kindertelefoon te trainen in dit onderwerp, aangepast informatiemateriaal te ontwikkelen over versterking en schade (IMG), en meer onderzoek te doen naar de situatie van kinderen en jongeren (RUG).In deze context heeft het IMG een tweeledige vraag bij ons neergelegd. Het eerste deel is gericht op de dienstverlening door IMG n.a.v. de uitvoering van de Immateriële schaderegeling voor kinderen (IMK) en op individuele immateriële hulpverlening. IMG geeft aan dat zij merken in hun dienstverlening dat aanvragers méér nodig kunnen hebben dan de schadevergoeding waarvoor zij bij IMG in aanmerking komen; sommige mensen hebben psychosociale hulp nodig. Niet iedereen die dat nodig heeft, lijkt de weg te kunnen vinden naar die hulp. Ook is de hulp misschien niet altijd passend voor het door mijnbouw/gaswinning veroorzaakte leed. IMG gaat hierover met aanvragers wel in gesprek, maar is zelf geen hulpverlenende instantie en verwijst waar passend door (naar bijv. huisarts, maatschappelijk werk of aardbevingscoaches). IMG geeft aan graag de menselijke kant meer aandacht te willen geven, in het bijzonder voor de nieuwe doelgroep kinderen/jongeren. IMG beoogt meer een ‘oog- en oorfunctie’ te vervullen voor psychosociale problematiek, deze beter te signaleren en mensen te helpen met een warme overdracht naar hulpinstanties, zodat bewoners de juist psychosociale hulp krijgen. Dit voornemen sluit goed aan bij de aanbeveling dat verschillende instanties meer samen moeten werken ten behoeve van de gedupeerde bewoners (Bovenhoff et al., 2021). Dit deel van de opdracht zou later uitgebreid kunnen worden naar volwassenen.Het tweede deel van de vraag van het IMG betreft een verkenning naar een bredere aanpak voor het herstel van mentaal welbevinden van minderjarigen en jongeren in het aardbevingsgebied, waarbij de nadruk ligt op maatregelen / aanbod van collectieve aard, zowel materieel als immaterieel. Het IMG wil een inventarisatie laten uitvoeren van de beschikbare kennis over behoeften van kinderen en jongeren in het aardbevingsgebied. Tevens zal een brede verkenning uitgevoerd worden naar het beschikbare en het mogelijke en gewenste aanbod om tegemoet te komen aan die behoeften.
In de Eindhovense wijk Meerhoven is er in toenemende mate sprake van jeugdoverlast. Dit concentreert zich vooral rond het winkelcentrum waar door bewoners in toenemende mate melding bij de politie melding wordt gemaakt van vernielingen, geluidsoverlast en het achterlaten van rommel. Bewoners en jongeren komen steeds meer tegenover elkaar te staan. Binnen het lopende project Bubble Games wordt een design interventie uitgevoerd om deze groepen weer dichter bij elkaar te brengen. Virtual Reality (VR) en samenwerking worden ingezet om mensen te helpen zich in ‘de ander’ en diens leefwereld te verplaatsen en daarmee begrip en empathie te bevorderen. Het stimuleren van verbindend contact tussen groepen via onderlinge samenwerking bevordert positieve beeldvorming over en weer. De interventie die ontwikkeld is in het lopende Bubble Games project is echter lastig opschaalbaar vanwege de hoge kosten die ermee zijn gemoeid. De gemeente Eindhoven heeft aangegeven behoefte te hebben aan een praktische vertaling van de resultaten uit Bubble Games die kan worden ingezet in andere wijken in de stad. Immers, politie en het jeugd- en jongerenwerk hebben vaker te maken met groepen waartussen spanningen bestaan. Er is dan ook behoefte aan een ‘pocket size’ versie van de interventie die (a) aansluit bij de leefwereld van jongeren, (b) relatief makkelijk is in te zetten en (c) groepen dichterbij elkaar brengt. Tot op heden wordt in het jeugd- en jongerenwerk veelal gebruik gemaakt van de dialoog als middel om partijen tot elkaar te brengen. De nieuw te ontwerpen tool vormt een vernieuwende aanvulling op deze bestaande werkwijze. Voor het ontwikkelen en testen van een proof-of-concept wordt voortgebouwd op de kennis die is opgedaan binnen het lopende Bubble Games project. In co-creatie met de doelgroep worden de werkzame mechanismen vertaald naar ontwerpen en ontwerprichtlijnen voor een schaalbare (laagdrempelige en adaptieve) tool.
Sinds het begin van dit millennium ligt er een toenemende nadruk in het sociaal domein op een cultuurverandering, waarin integraal werken een centrale rol speelt. Integraal vanuit het leefwereldperspectief van bewoners. En integraal vanuit het professionele en systemische perspectief. Zie bijvoorbeeld het motto ‘één gezin, één plan, één regisseur’. Ook wordt er meer verwacht van inzet op en het realiseren van ‘stepped care’ of ‘matched care’ (ondersteuning zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig). Eén van de consequenties is dat het werk van sociaal professionals veel meer afstemming en samenwerking vergt met andere partijen. Integraal werken dient als een middel om de verkokerde, niet samenhangende wijze van werken vanuit verschillende organisaties en professionals te ontmantelen. Over de competenties van professionals uit de verschillende disciplines, variërend van Wmo-loketambtenaren tot gedragswetenschappers uit de jeugdzorg, van jongerenwerkers tot ambulante GGZ-verpleegkundigen, van maatschappelijk werkers tot opbouwwerkers en wijkverpleegkundigen, wordt verwacht dat zij ‘generalistisch’ zijn. Het is echter onduidelijk wat daarmee in de feitelijke uitvoerings- beleids- en opleidingspraktijk wordt bedoeld. Dit KIEM project richt zich op het opbouwen van (a) een concrete en exemplarische leerpraktijk in Utrecht op het snijvlak van sociaal werk en maatschappelijke ondersteuning en (b) het ontwikkelen van een meerjarig programma waarmee sociaal professionals in het brede sociaal domein competenties kunnen ontwikkelen, zodat zij beter zijn toegerust om interprofessioneel en integraal samen te kunnen werken. Daarbij wordt nauw aangesloten bij het ontwikkelen van belangrijke 21st century skills als reflecteren, het aanspreken van het creatief vermogen, het vermogen tot samenwerken (waaronder inzicht verkrijgen in de competenties en bijdragen van professionals en ervaringsdeskundigen uit andere disciplines) en kritisch denken.