Lager geschoolde werknemers met een fysiek zwaar beroep zijn het meest kwetsbaar in het nieuwe pensioenstelsel. In deze studie is bij 306 lager geschoolde respondenten uit de logistieke sector in Limburg onderzocht welke werkkenmerken het doorwerkvermogen beïnvloeden. Aan de hand van het job demands-resources model is nagegaan of de werkkenmerken sociale steun van collega’s, leermogelijkheden, dienend leiderschap en autonomie een verband hebben met het doorwerkvermogen, en of dit verband gemedieerd wordt door bevlogenheid. Mediatie- en regressieanalyses hebben bevestigd dat bevlogenheid het verband tussen de werkkenmerken en langer doorwerken medieert. Sociale steun van collega’s, leermogelijkheden, dienend leiderschap en autonomie hebben een significant verband met bevlogenheid, en bevlogenheid heeft een significant verband met het doorwerkvermogen. De vier werkkenmerken hebben geen direct verband met het doorwerkvermogen. Het verband wordt volledig gemedieerd door bevlogenheid. Sociale steun van collega’s blijkt indirect het meest bij te dragen aan het doorwerkvermogen.
Boekbijdrage aan Sociaaldemocratie op zoek naar nieuwe verbanden. Arthur Lehning begint zijn prachtige rede Over vrijheid en gelijkheid met de eerste zin uit het Contrat social van Rousseau: ‘De mens wordt vrij geboren, en overal bevindt hij zich in ketenen’. Er klinkt een diepe droefheid in door. Waarom is de oorspronkelijke vrijheid van de natuurstaat verloren gegaan? Het antwoord is even eenvoudig als beklemmend: het is de mens zelf die zich de ketenen heeft aangedaan. Om samen te leven met de andere mensen, heeft hij zich van zijn vrijheid beroofd. Historisch gezien zal dit beeld van het verloren gaan van de natuurstaat niet kloppen, dat wist Rousseau ook wel, maar het plaatst ons wel op een indringende manier midden in het centrale probleem van de menselijke samenleving: ‘hoe kunnen wij onze vrijheid behouden wanneer wij ons in een gemeenschap met anderen verbinden’. Of in termen van de sociale architect: ‘Hoe moet de sociale orde in een samenleving worden vormgegeven opdat de vrijheid van de mensen gewaarborgd wordt?’ In de vele antwoorden die in de loop van de geschiedenis op deze vraag gegeven zijn komt altijd het woord gelijkheid voor, wie het antwoord ook geeft. En altijd gaat het dan over de aard van de verhouding tussen vrijheid en gelijkheid. Van complementair tot strijdig, van eenduidig tot paradoxaal, van parasitair tot mutualistisch: alle mogelijke verhoudingen in alle gradaties hebben in de literatuur wel een plaats gekregen. Een kleine beschouwing over gelijkheid en vrijheid kan niet meer inhouden dan een kortstondige rondvlucht over het woud van al die geschriften om vervolgens beide voeten weer op de grond te zetten en conclusies te trekken over de keuzes die een sociaaldemocratische partij zou moeten maken gezien haar beginselen.
Bijdragen aan gelijke kansen van alle leerlingen, ongeacht herkomst, welke onderwijsprofessional wil dat niet? Maar de daad bij het woord voegen vergt nogal wat. Het Nederlandse onderwijs is er ook nog onvoldoende op ingericht. Hoe lukt het leraren om een aantal inclusieve didactische strategieën in hun praktijk te beproeven? Rond deze vraag heeft het lectoraat Meertaligheid en Onderwijs de laatste drie jaar samen met het lectoraat Didactiek van het Bèta- en Technologieonderwijs een vernieuwend, internationaal project uitgevoerd, het ‘Inclusive Science Education’ project (gefinancierd door NRO en Nordforsk). In deze lunchlezing nemen we jullie mee in de zoektocht. De uitkomsten zijn zowel wetenschappelijk als praktisch relevant voor opleidingen en professionalisering en voor de ambities die de HU heeft in de regionale ondersteuning. Inclusieve lespraktijk We schetsen hoe we het ontwerponderzoek met 21 basisschoolleraren in Noorwegen, Zweden en Nederland hebben uitgevoerd en hoe we steeds school- en vaktaalontwikkeling in vakonderwijs hebben ingebouwd. De leraren zijn gedurende het project gevolgd met verschillende onderzoeksinstrumenten, zoals vragenlijsten en video-opnames in de lespraktijk, en dit materiaal hebben we geanalyseerd met een multidisciplinair team van onderzoekers en opleiders. Wat hebben de leraren geleerd en hoe hebben zij inclusieve strategieën leren gebruiken in hun lespraktijk? Met concrete voorbeelden geven we een inkijkje hoe Nederlandse, Noorse en Zweedse leraren vanuit dezelfde input hun eigen onderwijs maakten. We hebben unieke beelden van leerlingen die heel natuurlijk hun Turks en Nederlands inzetten bij het leren rond het thema plantengroei. Het doorbreken van de eentalige praktijk is een heet hangijzer in het Nederlandse onderwijs, maar het voorbeeld laat zien hoe functioneel een meertalige werkwijze kan zijn. Ten slotte vatten we samen wat de analyses ons tot nu toe hebben geleerd. De komende jaren blijft ons lectoraat verder zoeken naar het gebruiken van taalverschillen en differentiëren om alle leerlingen actief tot leren te brengen.
De opgave van hogescholen en de rol van de docent verandert. Dat vraagt van hbo-docenten om zich doorgaand te ontwikkelen. In dit project wordt onderzocht hoe docenten(teams), verweven met het primaire onderwijsproces, gezamenlijk hun professionele ontwikkeling kunnen versterken. Drie hogescholen slaan de handen ineen om hieraan te werken. Doel Het doel van het project is om docententeams handvatten te bieden om zelf de leermogelijkheden in hun werkomgeving te vergroten en daarmee gezamenlijk de professionele ontwikkeling en professionele identiteit te versterken. Hierbij is ook aandacht voor wat dit vraagt van de ondersteunende organisatie. Aanpak Het project heeft een actiegerichte aanpak. Met docenten, HR en andere stakeholders wordt het gesprek gevoerd en de activiteiten uitgevoerd, waardoor zij meteen de gelegenheid krijgen om de kennis toe te passen en hun handelingsvermogen direct wordt vergroot. Resultaten Professionalisering on-the-job van de betrokken docententeams van de drie hogescholen. Kennisontwikkeling over professionalisering vanuit een teamperspectief. anpak voor docententeams om zelf de leermogelijkheden in de werkomgeving te vergroten. Concrete, inspirerende good practices. Looptijd 01 februari 2022 - 01 april 2024 Meer weten over dit project? Klik op de link hieronder om de flyer te downloaden.
Dit strategische partnerschap is een krachtige transnationale samenwerking tussen internationale hogescholen / universiteiten die opleidingen fysiotherapie aanbieden. De samenwerking is gericht op het innoveren, verbeteren en standaardiseren van pijnwetenschap in de bachelor fysiotherapie curricula.Doel De samenwerking is gericht op het innoveren, verbeteren en standaardiseren van pijnwetenschap in de bachelor fysiotherapie curricula. Resultaten Dit project van 2 jaar zal resulteren in drie intellectuele outputs (IO's) gehuisvest op een open pain education resource (OPER). Looptijd 17 januari 2022 - 16 januari 2024 Aanpak We nemen de volgende stappen: O1: BEHOEFTEANALYSE: pijnwetenschap in de bachelor curricula van partners zullen worden vergeleken met internationale best practices (European Pain Federation) om hiaten in het leren te identificeren. O2: CAPACITEITSBOUW: Partners zullen deelnemen aan twee weken durende 'train de trainer'-scholen om hun kennis / vaardigheden in het curriculum te vergroten, door innovatieve onderwijs- en leerpraktijken te integreren op basis van evidence-based professionele praktijk waarin de nieuwste kennis van pijnwetenschap is verwerkt. O3: AANPAK BEPERKINGEN: Er wordt een dynamische OPER ontwikkeld die geïdentificeerde beperkingen aanpakt om academici te ondersteunen bij het leren van studenten in heel Europa en daarbuiten, op creatieve wijze met behulp van een verscheidenheid aan onderwijs- en beoordelingsmethoden om de leermogelijkheden voor studenten te vergroten (e-learning, probleemoplossing -gebaseerd leren en case studies). Het zal ook de output van IO1 (methodologie van leerplanverbeteringsproces) en IO2 (train-de-trainer programmabronnen) opnemen.