Uit onderzoek naar het smartphonegebruik in het hoger onderwijs blijkt dat studenten vrijwel allemaal een smartphone mee naar de les hebben (Sumuer, 2021) en dat zij negatieve gevoelens ervaren als zij hun smartphone niet binnen bereik hebben (Wood et al., 2018). Hoewel je smartphones kunt gebruiken om studiedoelen te bereiken, blijkt ook dat studenten worden afgeleid door berichten via social-media e.d. of nieuwsberichten (Chen & Yan, 2016). Het roept de vraag op wat we weten van smartphonegebruik in het hoger onderwijs en of daar in navolging van het primair en voortgezet onderwijs ook een smartphoneverbod moet komen? In deze publicatie van het Lectoraat Teaching Learning & Technology| Hogeschool Inholland, ben je in 7 minuten 'bijgepraat' over het toestaan of verbieden van Smartphone-gebruik in het hoger onderwijs.
DOCUMENT
Recente studies wijzen uit dat motivatie in belangrijke mate een voorspellende factor is voor studiesucces. Ook is aangetoond dat samenwerken in een peergroup een positief effect heeft op de leerprestaties, mits de interactie verantwoord is georganiseerd. De opleiding BBS van Hogeschool Inholland startte begin 2018 met afstudeerkringen. Dat gaf voldoende aanleiding om de motivatie en stress van de eerste groep afstuderende BBS’ers te onderzoeken. Doel is om te komen tot aanbevelingen voor de inrichting van de kringen voor studiejaar 18-19.
DOCUMENT
Kinderen gaan natuurlijk (ook) naar school om te leren rekenen, lezen, schrijven enzovoorts. Op het eerste gezicht lijken deze cognitieve leerdoelstellingen meer aandacht voor bewegen in de weg te staan. Maar is dat wel zo? Daarom is het belangrijk te weten welke meerwaarde het bewegingsonderwijs heeft voor kinderen en welke plek het bewegingsonderwijs inneemt binnen de context van de school. In dit artikel wordt het onderzoek dat wordt gedaan naar de invloed van bewegen op de leerprestatie uitgelegd.
DOCUMENT
Dit onderzoek richt zich op de mate waarin docenten van de opleiding Leisure & Events Management (LEM) van NHL Stenden hogeschool buitenonderwijs toepassen en welke barrières en motiverende factoren zij hierbij ervaren. Buitenonderwijs wordt steeds vaker gezien als een manier om de leerprestaties te verbeteren, stress te verminderen en sociale cohesie te bevorderen. Dit onderzoek speelt in op de vraag hoe buitenonderwijs kan bijdragen aan deze doelen en wat docenten belemmert of motiveert bij het implementeren ervan. De hypothese was dat minder dan de helft van de docenten ervaring zou hebben met buitenonderwijs en dat docenten met ervaring minder barrières en sterkere motivatiefactoren zouden ervaren dan hun onervaren collega's. De conclusie is dat hoewel de meeste docenten al ervaring hebben met buitenonderwijs, de implementatie ervan beperkt blijft door verschillende barrières, met name de fysieke en organisatorische aspecten. Desondanks blijven de motiverende factoren, zoals het verbeteren van de gezondheid en betrokkenheid van studenten, een sterke drijfveer voor docenten om buitenonderwijs te blijven gebruiken. De verschillen tussen ervaren en onervaren docenten zijn niet significant.
DOCUMENT
Docenten van Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek (BEnT) hebben geëxperimenteerd (Gorissen, 2014) met Flipping the Classroom in relatie tot de taxonomie van Bloom. Bij dit concept worden lage kennisniveaus uit deze taxonomie voor de les aangesproken en in de les worden hogere kennisniveaus aangesproken. Bij het herontwerp van hun lessen zijn docenten ondersteund door workshops, gegeven door Fontys Educatief Centrum (FEC). Het onderzoek geeft inzicht in de ervaringen van docenten als ze Flipping the Classroom toepassen en dient als input voor FEC zodat toekomstige workshops nog beter aansluiten bij behoeften van docenten. De hoofdvraag is: Wat zijn ervaringen van docenten en studenten van een HBO-instelling met het toepassen van de taxonomie van Bloom in relatie tot Flipping the Classroom? Hiervoor zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd, te weten een kwalitatieve analyse van de lesvoorbereidingen en individuele interviews met docenten en een kwantitatief onderzoek onder studenten over de door hun gevolgde lessen via dit concept. Resultaten laten zien dat docenten het concept correct toepassen en ze hiervoor activerende werkvormen en ICT tools inzetten. Docenten zijn enthousiast over de toepassing ondanks dat herontwerp tijdrovend is. Studenten kenden het concept vooraf niet maar hérkenden het wel, zowel voorafgaand als in de les. Vanwege de lage respons onder studenten kan alleen een voorzichtige conclusie getrokken worden dat het concept bijdraagt aan betere verwerking van de leerstof en dat het vaker toegepast mag worden. De belangrijkste aanbevelingen zijn gericht op kennisdeling tussen docenten die dit concept (willen gaan) toepassen in het onderwijs en nader onderzoek naar de invloed op de leerprestaties van de studenten.
DOCUMENT
In de afgelopen jaren is er een steeds vroegere bijstelling te zien geweest van spelend leren naar een meer gestructureerde schoolse benadering. Eenzijdig de focus leggen op dergelijke vormen van ‘schools’ leren kan echter leiden tot negatieve effecten, omdat sommige jonge kinderen nog niet rijp zijn voor zo’n aanpak. Centraal in het onderzoek waarover hier verslag wordt gedaan, staat dan ook de vraag wat de rol is van de sociaal-emotionele en gedragsmatige ontwikkeling van jonge kinderen in relatie tot hun cognitieve leerprestaties. Met behulp van een in Nederland nog niet eerder toegepast observatie-instrument voor schoolrijpheid zijn sociaal-emotionele en gedragsmatige problemen in kaart gebracht bij kinderen in de groepen twee en drie van het basisonderwijs. Daarbij is gekeken naar de samenhang met hun feitelijke prestaties op gestandaardiseerde taal- en rekentoetsen uit het Cito-volgsysteem. De resultaten geven onderbouwing aan de stelling dat sommige leerlingen nog niet schoolrijp zijn, of anders gezegd: ze zijn nog niet toe aan het schoolse gestructureerde leren. Met name bij jongens kunnen problemen op het sociaal-emotionele of gedragsmatige vlak het leerproces negatief beïnvloeden. Vanuit dit perspectief is een herijking van het begrip schoolrijpheid op zijn plaats en lijkt een kritische reflectie van belang op de gestructureerde schoolse benadering in veel methoden voor de voor- en vroegschoolse educatie, want zeker niet alle doelgroepleerlingen zijn daar aan toe.
DOCUMENT
Dit artikel doet verslag van een onderzoek naar studieprestaties bij het vak geschiedenis als gevolg van het gebruik van een interactief softwareprogramma dat is ontworpen om de leerlingen te laten leren door middel van digitale multimedia. In dit onderzoek wilden Kingsley en Boone meten of het gebruik van deze media de leerprestaties van leerlingen (positief) beïnvloedt
DOCUMENT
Onderzoek naar het effect van gestructureerde en niet gestructureerde leerstof uit het vak Natuurkunde op leerprestatie en geheugenstruc-turen van leerlingen. ATI onderzoek met als opvallend resultaat dat ongestructureerde leerstof betere prestaties opleverde bij leerlingen met een gestructureerde leerstijl, gestructureerde leerstof betere prestaties opleverde bij leerlingen met een niet gestructureerde leer-stijl. Gestructureede leerstof leverde slechtere prestaties op bij leerlingen die een gestructureerde leerstijl hebben.( zie ook: Leerstofsekwenties: van conceptueel netwerk naarcognitieve structuur; J.C.G.L. Lodewijks,proefschrift
DOCUMENT
Interview voor Magazine IKC053 Armoede komt vaker voor dan we ons realiseren. Alleen zien we het niet. Kinderen kunnen de ernst van hun situatie goed verbloemen. “De gevolgen van armoede zijn groot. Niet alleen als kinderen opgroeien, maar ook als ze volwassen zijn. Uit onderzoek blijkt dat hun jaarinkomen gemiddeld tienduizenden euro’s lager ligt dan van volwassenen die opgroeiden in een gezin zonder geldzorgen”, vertelt Ben Boksebeld, onderzoeker en docent Social Work aan Hogeschool Saxion. Hij is gespecialiseerd in het onderwerp armoede en schuldhulpverlening. Ben werkt aan een training voor docenten om armoede te leren herkennen. We spraken met Ben over de impact van armoede op de leerprestaties van kinderen, hun toekomst en de rol van IKC-professionals.
MULTIFILE
Het is bekend dat de houding en opvattingen van de leraar een essentiële rol spelen in hoe zij diversiteit waarderen en ernaar handelen. Bijvoorbeeld de opvatting over de functie van het onderwijs: gaat het vooral om de ontwikkeling van kennis en vaardigheden, of meer om de ontwikkeling tot een verantwoordelijke, sociale burger? Verschillende opvattingen leiden tot verschillend handelen. Ook de verwachtingen die leraren hebben van hun leerlingen spelen een essentiële rol. Uit eerder onderzoek door Van den Bergh en collega’s blijkt bijvoorbeeld dat een negatievere houding van leraren ten opzichte van mensen met een migratieachtergrond samenhangt met lagere verwachtingen van leerlingen met een migratieachtergrond in hun klas. In de klassen van deze leraren was het verschil in cijfers voor schrijfopdrachten en Cito-toetsen van leerlingen met en zonder een migratieachtergrond ook beduidend groter dan in klassen van leraren zonder negatieve houding. Dit komt doordat leerlingen het merken als een leraar lage verwachtingen heeft, met name aan het non-verbale gedrag. Dit heeft invloed op de motivatie en het zelfbeeld van de leerling en daardoor ook op diens prestaties. Professionele ontwikkeling op dit gebied vraagt met name om bewustwording van de eigen houding, opvattingen en verwachtingen. Het is belangrijk dat leraren reflecteren op hun opvattingen, de wijze waarop zij hun verwachtingen over leerlingen vormen en hun handelen naar verschillende leerlingen. Dit vraagt om een open en reflectief onderzoekende houding.
DOCUMENT