De oratie is opgebouwd in drie hoofdstukken. Onder 'Leren en onderwijs' wordt betoogd waarom het onderwijs moet uitgaan van een bredere visie op leren, inclusief leerstrategieën. Daarbij wordt de relatie tussen kennis en leren besproken en de vele manieren waarom mensen in hun leven leren. Onder 'Kerntaak van het onderwijs' gaat het om de belangrijke verantwoordelijkheid van onderwijs in het handhaven en steeds opnieuw vormgeven van een open, democratische en humane samenleving. Onder 'Thema's bij het opleiden van leraren' wordt, vanuit het principe van congruentie ('walk the talk'), een aantal belangrijke onderwerpen bij het opleiden van leraren besproken. Ook uitgegeven door Coutinho, Bussum. ISBN 90 6283 454 X; www.coutinho.nl
DOCUMENT
Het verbeteren van zelfregulerende leerstrategieën (ZRL) van leerlingen is een belangrijk leerdoel in het voortgezet onderwijs. Het vertrouwen in eigen kunnen (self-efficacy) van leraren voor het aanleren van ZRL is een relevante factor in de mate waarin expliciet aandacht wordt besteed aan deze strategieën in de klas. Er is echter niet veel bekend over het vertrouwen in eigen kunnen van leraren om dergelijke strategieën aan te leren. Dit artikel presenteert de ontwikkeling van een vragenlijst om dit vertrouwen te meten. Het betreft een multidimensionaal instrument om het vertrouwen in eigen kunnen voor het aanleren van zelfregulerende leerstrategieën te meten bij leraren (in opleiding) in het voortgezet onderwijs en lerarenopleiders. Er wordt onderscheid gemaakt tussen cognitieve, metacognitieve, management- en motivatiestrategieën. Het instrument is getest onder 56 leraren in opleiding, 73 leraren in het voortgezet onderwijs en 81 lerarenopleiders in het hoger onderwijs. De ontwikkeling en eigenschappen van het instrument worden beschreven. Daarnaast wordt het vertrouwen in eigen kunnen voor het aanleren van leerstrategieën van leraren in opleiding, leraren in het voortgezet onderwijs en lerarenopleiders gerapporteerd. De analyse laat zien dat lerarenopleiders op veel subschalen van de vragenlijst significant hoger scoren dan leraren en leraren in opleiding.
LINK
Fysiotherapeuten in de eerste-lijn ervaren problemen met het aanleren en verbeteren van bewegingen bij mensen met neurologische en geriatrische aandoeningen. Er is namelijk relatief weinig bekend over hoe dit proces op maat kan worden vormgegeven in de praktijk. Voor mensen met neurologische en geriatrische aandoeningen is het van essentieel belang om bewegingen die zij ‘kwijt’ zijn opnieuw te leren zodat zij weer zelfstandig kunnen functioneren. Het aanleren en verbeteren van bewegingen, ook motorisch leren genoemd, is echter een complex proces, dat op veel verschillende manieren plaats kan vinden, maar waarbij altijd rekening moet worden gehouden met verschillende patiëntkenmerken (bijv. medische oorzaak, voorkeuren en persoonlijkheid). De huidige kennis op gebied van motorisch leren is vooral gericht op de theorie. Het doel van dit project is om fysiotherapeuten te helpen om deze grote hoeveelheid theoretische kennis en daarnaast de veelal standaard benaderingen te vertalen naar een goed onderbouwde gepersonaliseerde aanpak. Volgende onderzoeksvraag staat daarom centraal: Welke kennis en tools hebben fysiotherapeuten in de eerste-lijn nodig om motorische leerstrategieën gepersonaliseerd toe te passen om neurologische en geriatrische patiënten te ondersteunen bij het leren en verbeteren van dagelijkse bewegingen? Het project is onderverdeeld in drie werkpakketten. In werkpakket A zullen fysiotherapeuten, kennis toepassen en aanvullen en tools (door)ontwikkelen, evalueren en aanpassen (participatory user-centred design) in co-creatie met de patiënten, onderzoekers, docenten en studenten. Werkpakket B bestaat uit een procesevaluatie waarin het gebruik en de ervaringen met de nieuw opgedane kennis en ontwikkelde tools wordt geëvalueerd door fysiotherapeuten en patiënten. In werkpakket C wordt de potentiële maatschappelijke, economische en wetenschappelijke impact van de ontwikkelde kennis en tools bepaald (Business Model Canvas) en worden passende valorisatiestrategieën gekozen. De projectresultaten dragen bij aan de innovatiekracht binnen de fysiotherapie doordat zo veel mogelijk neurologische en geriatrische patiënten efficiënter en effectiever (opnieuw) leren bewegen.
Aanleiding: Voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel (door bijvoorbeeld een beroerte of dementie) is het opnieuw aanleren en uitvoeren van dagelijkse bewegingen, zoals lopen, complex. Dat deze bewegingsproblematiek vaak vergezeld gaat van cognitieve problematiek (zoals geheugenstoornissen) maakt het nog eens extra moeilijk. Therapeuten constateren dat de huidige, meestal verbale aanpak onvoldoende resultaat bij deze doelgroep oplevert. Bovendien moeten ze door de verwachte toename van het aantal cliënten en de kortere behandeltijd op zoek gaan naar betere oplossingen. Nieuwe wetenschappelijke inzichten geven aan dat impliciet (onbewust) motorisch leren juist voor deze cliënten een oplossing kan zijn. Doelstelling In dit RAAK-project onderzoekt het projectteam welke kennis therapeuten nodig hebben om de onbewuste motorische leerstrategieën 'analogieleren', 'foutloos leren' en 'observationeel leren' toe te passen. Ook kijken zij hoe therapeuten ondersteunende technologieën in kunnen zetten om het effectief en efficiënt aanleren en zelfstandig oefenen van het lopen bij cliënten na een beroerte mogelijk te maken. Het programma omvat verschillende onderzoeksmethoden (mixed methods), variërend van meer fundamenteel onderzoek in het bewegingslaboratorium tot kwalitatief onderzoek. Beoogde resultaten De concrete resultaten van dit onderzoek zijn onder andere: " leerboekje met voorbeelden en effecten voor zorgprofessionals en studenten fysiotherapie en ergotherapie; " modules voor onbewuste motorische leerstrategieën voor zorgprofessionals; " modules voor zorgprofessionals over inzet van innovatie technologieën; " workshops/leseenheden rondom (on)bewuste motorische leerstrategieën voor professionals en studenten (o.a. fysiotherapie en ergotherapie); " wetenschappelijke artikelen in een (inter)nationaal peer-reviewed tijdschrift.
Zorgprofessionals in de revalidatie helpen cliënten met beperkingen om zo goed mogelijk in het dagelijks leven te functioneren. Voor mensen die een beroerte hebben gehad, is het opnieuw aanleren en uitvoeren van dagelijkse bewegingen zoals lopen complex. Aangezien de motorische problematiek meestal vergezeld gaat met cognitieve stoornissen, zoals geheugenstoornissen, wordt het leren extra bemoeilijkt. Therapeuten constateren dat de huidige (veelal verbale) aanpak onvoldoende resultaat bij deze doelgroep oplevert. Nieuwe wetenschappelijke inzichten veronderstellen dat impliciet (onbewust) motorisch leren juist voor de cliënten met cognitieve problemen een aanpak is die het aanleren van bewegingen makkelijker maakt. De centrale onderzoeksvraag: Welke kennis hebben therapeuten nodig om de onbewuste motorische leerstrategieën analogie leren, foutloos leren en observationeel leren toe te passen en ondersteunende technologieën op cliëntgerichte wijze in te zetten om het effectief en efficiënt aanleren en zelfstandig oefenen van het lopen bij cliënten na een beroerte mogelijk te maken? Het onderzoek leverde voor therapeuten wetenschappelijk onderbouwde concrete kennis op over de toepassing van onbewuste motorische leerstrategieën en de inzet van eenvoudige technologieën bij cliënten met een beroerte en mogelijk gepaard gaande cognitieve stoornissen in de dagelijkse praktijk. Tijdens het onderzoek (vier werkpakketten) was er voortdurend een wisselwerking tussen onderzoek en praktijk. Gebleken is dat naast de therapeuten ook informele zorgverleners hun naasten graag willen ondersteunen in hun revalidatietraject. Zij zien dat de onbewuste leerstrategieën een positief effect hebben. Echter de leerstrategieën zijn binnen het RAAKPRO project alleen vertaald naar instructies voor therapeuten. Deze zijn niet geschikt om toegepast te worden door informele zorgverleners. Top-Up project: Kennis over de toepassing van impliciet motorisch leren uit de RAAKPRO aanvraag vertalen naar instructie- en voorbeeldmateriaal voor informele zorgverleners, zoals mantelzorgers, zodat zij de revalidant beter kunnen begeleiden bij het (impliciet) motorisch leren van bewegingen in de thuissituatie en sociale omgeving en het gehele revalidatietraject versterkt.