Proefschrift van drs. Jeroen Gradener naar de legitimiteit van community development (opbouwwerk). Niet vanzelf krijgen opbouwwerkers een mandaat van bewoners om hen te ondersteunen in het verbeteren van hun eigen leven en hun leefomgeving. Hoe deze opbouwwerkers erin slagen om ondanks weerstanden hun legitimiteit als professional te ontwikkelen is onderwerp van het internationaal vergelijkend promotieonderzoek.
In dit artikel wordt de literatuur verkend op het terrein van een meer sociaalparticipatieve benadering van actief burgerschap. In deze literatuur wordt de ontwikkeling van burgerschap verbonden met de noodzaak zicht te ontwikkelen op handelingscontexten die voor zowel burgers als sociale professionals van belang zijn. We verkennen relevante literatuur van onder andere De Tocqueville, Dewey, Putnam, Lichterman en Biesta. Door aandacht te besteden aan burgerschap als praktijk beogen we dichter op de huid van het werk van sociale professionals te kruipen, waardoor de huidige ontwikkelingen rondom de bevordering van actief burgerschap bevraagd kunnen worden. Wat deze literatuurverkenning in beeld brengt is dat actief burgerschap niet tot bloei komt vanuit een opgelegde moraal, maar verbonden dient te worden met het dagelijkse handelen van burgers, waarin het “al doende leren” samen op gaat met de ontwikkeling van betekenisvolle praktijken. Sociale professionals hebben vooral tot taak dit type praktijken te ondersteunen en te faciliteren.
Met de uitvoering van het onderzoek ‘Het stedenbouwkundig bureau van de toekomst’ (zie eerste rapportage van het RAAK-project) aan de Hogeschool van Amsterdam is een kennisplatform tot stand gekomen over de inhoud en onderlinge positionering van stedelijke theorieën, methoden en casussen. Het platform stelt de stedelijk professional (al werkend en lerend) in staat, in samenspraak met collega’s, de beschikbare interdisciplinaire kennis over ruimtelijke analyses in stedelijke gebieden te ontsluiten, te delen en te vergroten.
Dit lectorenplatform richt zich op vakoverstijgend onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en technologie: ArtsSciences onderwijs. Het doel van het platform is dat leerlingen en studenten vanuit verschillende kennisdomeinen gestimuleerd worden om samen op zoek te gaan naar nieuwe manieren van leren en het oplossen van problemen. Om dit doel te bereiken zet het platform in op het actualiseren van leerinhouden van kunst- en bètavakken en hoe ze elkaar in onderlinge interactie kunnen versterken: van funderend tot beroepsonderwijs. Met de platformregeling II wil het platform (1) het bestaande netwerk uitbreiden om meer kritische massa te genereren voor het opzetten van activiteiten en het doen van onderzoeksaanvragen en (2) de onderzoeksagenda doorontwikkelen, om nader aan te sluiten bij de strategische onderzoeksagenda voor het HBO (met name via de NWA) en om de brede implementatie van Arts Sciences onderwijs voor te bereiden. Het platform initieert onderzoek en activiteiten, zoals de participatie in- en initiëren van- interdisciplinaire onderzoeksinitiatieven, het ontwikkelen van voorbeelden voor de ArtsSciences lespraktijk, het adviseren bij de ontwikkeling van een blauwdruk voor een ArtsSciences minor en de organisatie van (inter)nationale ArtsSciences bijeenkomsten/symposia.