Met het Programma Energieparticipatie (PEP) 2020 - 2030 willen de Groninger Energiekoepel, Grunneger Power en de Natuur- en Milieufederatie voor meer participatie zorgen van Groningers in de energietransitie, meer en innovatiever verduurzamen en te komen tot een bestendige en professionele lokale energiesector. De Hanzehogeschool Groningen is gevraagd om dit programma progressiegericht (met als doel het programma te versterken) te monitoren. De eerste tussentijdse evaluatie wordt in dit rapport beschreven.
DOCUMENT
De resultaten van het onderzoek naar de Lokale Energie Initiatieven in de provincie Groningen
DOCUMENT
In veel onderzoeken naar en aanpakken in de energietransitie in Nederland, met name die waar bewonersinitiatieven een rol spelen, wordt vertrouwen als een belangrijke factor beschreven. In dit onderzoek wordt onderzocht welke bronnen van vertrouwen een rol spelen bij (de ontwikkeling) van lokale energie-initiatieven en hoe zich dat verhoudt tot de ontwikkeling van de technologie. Drie casussen (Terheijden (Traais Energie Collectief) en Den Haag, Vruchtenbuurt (Cooperatie Duurzame Vruchtenbuurt en Sterk op Stroom) zijn geanalyseerd op basis van de ANT-fasering: problematazation, interessement, enrollment en mobilization. Het is gebleken dat verschillende bronnen van vertrouwen en aspecten van techniek niet afhankelijk zijn van de fase in de netwerkontwikkeling maar als een constante in de drie geanalyseerde initiatieven zichtbaar zijn, het gaat om: • Mensen als bron van vertrouwen (Persoonlijke eigenschappen, Gedrag, Gedeelde normen en waarden/wereldbeeld) • Organisaties als bron van vertrouwen (Regels, Organisatie-Gedrag) • Het technische aspect learning to rethink: o Co-evolution o Discontinuous change o Multi-actor approach o Degree of organization o Long term view Bij de start van alle drie de initiatieven was er sprake van aansluiting zoeken bij bestaand vertrouwen in de lokale situatie. Dit is de basis van alle netwerkontwikkeling. Het succes van deze drie initiatieven zit juist in het verbinden van de bronnen van vertrouwen in mensen (hun persoonlijke eigenschappen, gedrag en wereldbeeld) en in de organisatie (organisatiegedrag) van het lokale energie-initiatief. Daarnaast is de vraag welke rol technologie speelt in relatie tot vertrouwen in de ontwikkeling van lokale energie initiatieven. Juist omdat het hierbij om de ontwikkeling van de energie initiatieven gaat en omdat hierbij sprake is van netwerkontwikkeling is gekozen voor ANT. Dit biedt de mogelijkheid om technologie als actor mee te nemen in de analyse van de ontwikkeling van het (energie initiatief) netwerk. Belangrijke vragen hierbij zijn; welke mogelijkheden van non human actoren worden toegepast en welke randvoorwaarden horen daarbij, bijvoorbeeld in de vorm van vereiste gedragsverandering van human actoren. Het uitgangspunt in deze studie is de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie. Fossiele energie heeft een grote energie dichtheid en leent zich daarom goed voor actoren in de vorm van bulk technologieën, bijvoorbeeld in centraal opgestelde energiecentrales. Energieopwekking geconcentreerd en op afstand werkt vervreemdend en past niet meer goed in de huidige maatschappij (afnemend vertrouwen). Hernieuwbare energie kan ook in bulk-vorm worden toegepast, bijvoorbeeld in centraal opgestelde concentrated solar power plants op plaatsen met grote zonintensiteit. Hernieuwbare energie wordt echter vooral geassocieerd met decentrale opwekking. De decentrale energie opwekeenheden kunnen in modulaire systemen worden samengevoegd, en daar hangen specifieke voordelen aan voor end-users: de gemakkelijke toegankelijkheid en het beschikbare end-use potential. Dit vereist natuurlijk wel dat in het netwerk een geïntegreerd modulaire systeem wordt ontwikkeld. Dit kan alleen in een collectief, waardoor de human actors gedwongen worden samen te werken. Drie belangrijke processen hierbij zijn: formation of technical identity, configurational work en community building. Deze drie processen spelen een rol in de verschillende fasen van de netwerkontwikkeling. Daarnaast kunnen de genoemde technische learning to rethink aspecten over het geheel van de netwerkontwikkeling worden onderscheiden. In alle drie de bestudeerde casussen gaat het om decentrale modulaire energie systemen waarbij de toegankelijkheid is geborgd, maar waarbij het end-use potential alleen bij SoS centraal staat. Het geheel overziend leidt tot de conclusie dat technologie in collectieve vorm human actors dwingt tot samenwerking en dat daarbij vertrouwen tussen de actoren voorwaardelijk is. In alle drie de bestudeerde casussen wordt dit onderkend; het samenwerkingsproces wordt centraal gesteld en alle actoren worden betrokken (“iedereen doet mee”). Het feit dat het end-use potential bij Terheijden en Warm in de wijk nu niet centraal staat kan op termijn negatief uitpakken voor het vertrouwen, vooral als blijkt dat het achteraf niet gemakkelijk te realiseren is (lock in). In het algemeen kan over techniek nog het volgende worden gezegd. De geschiedenis heeft geleerd hoe human actors effectief om kunnen gaan met de actor techniek. Een belangrijke activiteit daarbij is ordening/structuur aanbrengen, en dit kan in verband worden gezien met organisaties als bron van vertrouwen (regels en organisatie-gedrag). In systeemkundige termen gaat het om; grenzen stellen, afbakenen, denken in materie-, energie- en informatiestromen, onderscheiden van functionaliteiten, input, output, opslag, omzetten, verbinden en regelen/besturen. In alle drie de bestudeerde casussen wordt deze ordening zorgvuldig toegepast, wordt informatie hierover gedeeld met alle actoren en worden alle actoren voldoende betrokken bij de besluitvorming. Dit draagt het bij aan vertrouwen bij alle actoren. Nog één keer terug naar het begrip “ontwikkeling”: De drie bestudeerde casussen hebben een unieke dynamiek en horizon, dit wordt vooral door de aard van de techniek beïnvloed. Sos loopt ver vooruit op de huidige stand van de techniek (en regelgeving) en is vooral een ICT-technische uitdaging, Terheijden en Warm in de wijk lopen in de pas met de techniek, maar moeten met de schop in de grond in een bestaande situatie. De manier waarop de drie organisaties bijbehorende problemen onderkennen en hiermee omgaan is een voorbeeld van organisaties als bronnen van vertrouwen. In de conclusie zijn de drie casussen als praktijkvoorbeelden beschreven. In Terheijden gaat het over de ontwikkeling van een warmtenetwerk voor het gehele dorp. Het wordt gebaseerd op hernieuwbare bronnen in de directe omgeving. Voor de initiatiefnemers en de bewoners is het belangrijk om “het zelf te gaan doen”. In Warm in de wijk gaat het ook over de ontwikkeling van een warmtenet, maar in dit geval in een woonwijk in Den Haag. Leidend hier is het uitgangspunt van een “open warmtenet”. Er moet een scheiding worden aangebracht tussen netwerk en warmtebronnen. Bij SoS gaat het over de toekomst van ons elektriciteit systeem. Er is nog een lange weg te gaan, maar uiteindelijk moet dit resulteren in een “goed werkend democratisch energisysteem”. Deze drie voorbeelden kunnen andere energie initiatieven inspiratie bieden omdat het beschrijvingen zijn van de ontwikkeling gericht op vertrouwen in relatie tot de gekozen technologie.
DOCUMENT
In dit KIEM-project verkennen we de haalbaarheid van een nieuw concept voor energietransitie en circulaire economie: EnTranCe-for-a-Community. Dit is een generiek concept voor draagvlak voor lokale waarde-creatie en groene energieproductie. Na discussies met ons werkveld implementeren we EnTranCe-for-a-Community hier als een publiekskas met technologie om lokale biomassa om te zetten in groene energie (gas) en biocompost. We onderzoeken of dit concept een aantrekkelijke uitbreiding is voor lokale energie-initiatieven en energiecoöperaties (doorgaans bezig met zon en/of wind) als alternatief voor aardgas of een warmtenet. We willen weten of en hoe het realiseren van een EnTranCe-for-a-Community-project op een concrete locatie kansrijk is. Dat kansrijk zijn wordt op drie niveaus onderzocht: (a) de bijdrage aan de lokale energietransitie (kosten/baten); (b) de bijdrage aan een lokale circulaire economie door verwaarding van lokale biomassa (kosten/baten) en (c) de bijdrage aan draagvlak en enthousiasme (en dus praktische haalbaarheid) voor deze ontwikkelingen, door het nauw betrekken van lokale stakeholders bij de studie en eventuele implementatie. EnTranCe-for-a-Community combineert eerder opgedane kennis en kunde op een innovatieve manier en beoogt lokale energietransitie te verbreden naar lokale biomassa. Deze haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd door een nieuw samenwerkingsverband van partners uit de coöperatieve en lokale energiesector, MKB en het expertisecentrum EnTranCe van de Hanzehogeschool Groningen. Allen dragen bij aan de haalbaarheidsstudie met kennis, kunde en netwerken die nodig zijn voor dit onderzoek en voor realisatie op langere termijn, indien voldoende kansrijk. We gebruiken de beproefde iteratieve Lean Startup-aanpak, die juist is ontwikkeld voor dit type complexe en multidimensionale projecten. We gaan komen tot een business en een mission model voor eventuele toekomstige implementatie ergens in Groningen op basis van de gedocumenteerde kansrijkheid van het concept. Op die manier zal dit KIEM-project de basis leggen voor een veel groter projectvoorstel voor verdere realisatie.
InleidingRuimte voor Nieuwe Energie is een RAAK-project dat wordt uitgevoerd in het kader van het project Energie+Dorp. In het onderzoek wordt gekeken hoe grotere, complexe projecten door lokale initiatieven worden uitgevoerd.In Nederland is in snel tempo een nieuwe decentrale energiesector aan het ontstaan, bestaande uit nieuwe en jonge Decentrale Energie Bedrijven (DEB) en hun netwerk van toeleverende bedrijven. Deze nieuwe groep van MKB bedrijven wil met dit onderzoeksproject grotere technologische innovaties op het gebied van lokale duurzame energie succesvol realiseren. Het gaat hierbij om kapitaalintensieve en complexe technologische innovatie op het gebied van lokale energie zoals een warmtenet, biovergister, windturbines, waterkrachtcentrale of zonneveld, en de integratie daarvan in het lokale energie systeem.Voor DEB is schaalvergroting belangrijk; toename van het aantal participanten en klanten maakt een toename in productie van lokale energie noodzakelijk, en ook het aantrekken van meer kapitaal en andere resources is daarbij van belang. Tegelijkertijd ziet een groep meer gevestigde MKB toeleveranciers een nieuwe markt op het gebied van lokale energie ontstaan. Samen willen deze bedrijven innovatieve technologische projecten van grotere omvang realiseren.De nieuwe ontstane groep van DEB is niet los te zien van een recente en veel belovende maatschappelijke ontwikkeling; de opkomst van de participatiesamenleving waarin burgers zich verenigen om zelf naar eigen behoefte de collectieve goederen en diensten te organiseren. De nieuwe DEB komen over het algemeen voort uit deze lokale bewegingen en ontwikkelen zich momenteel tot professionele en uiterst innovatieve MKB bedrijven. Het is voor DEB een enorme stap om na kleinschalige activiteiten, zoals collectieve inkoopacties voor zonnepanelen en het doorverkopen van hernieuwbare energie ineens een windmolen of warmtenet te realiseren. Nu DEB een schaalsprong willen maken, zijn ze op zoek naar kennis en kunde om ook grote en complexe technologische projecten met succes te kunnen realiseren.Ruimte voor Nieuwe EnergieIn toenemende mate nemen bewoners en gebruikers van gebouwen het initiatief in eigen hand op het gebied van de energievoorziening. Mensen worden prosumers (naast consumer van energie is men ook producer) die zich verenigen in collectieven. De afgelopen jaren zijn er honderden lokale energie initiatieven (LEI's) opgericht waar bewoners en gebruikers van gebouwen de krachten bundelen om lokale energieproductie m.b.v. zonnepanelen, windmolens of biomassa te realiseren, en gezamenlijk maatregelen nemen voor energiebesparing[1]. Het gebied van de noordelijke provincies telt momenteel tientallen LEI's en wordt frequent aangehaald als voorbeeldregio met interessante organisaties zoals Grunneger Power en NLD. De laatste jaren is er door onderzoek vanuit het Kenniscentrum NoorderRuimte inzicht gegenereerd in de aard en het functioneren van deze LEI's en de doelstellingen die ze op lokaal niveau willen realiseren (van der Schoor & Scholtens 2015; van der Blonk et al. 2013).Deze ontwikkelingen sluiten ook aan bij de ambities van veel gemeenten in Noord-Nederland om energieneutraal te worden, werkgelegenheid te genereren en de uitvoering van deze beleidsdoelstellingen voornamelijk bij bewoners, gebruikers van gebouwen en lokale ondernemers neer te leggen. Het opzetten van een eigen lokale duurzame energievoorziening heeft daarnaast ook nog andere voordelen voor lokale gemeenschappen:* duurzaam geproduceerde energie* betrokkenheid van burgers bij de eigen energievoorziening* meer voorzieningszekerheid* werkgelegenheid, en impuls voor de lokale economieVraagstellingWat zijn de lessen die kunnen worden getrokken uit al gerealiseerde grote, complexe projecten van andere DEB met betrekking tot succes- en faalfactoren? Hoe kunnen de verschillende actoren het beste worden ingezet, en in welke fase? Wat voor aanbevelingen kunnen worden gegeven om de kans op succes te vergroten?DoelDoelstelling van het project is een bijdrage te leveren aan het succesvol realiseren van complexe en kapitaalintensieve technologische innovatie op het gebied van lokale energie (zoals een warmtenet, biovergister, windturbines, waterkrachtcentrale of zonneveld) en dit te integreren in het lokaal energie systeem van een dorp, regio of stadswijk. Met dit project willen de partijen in het consortium een bijdrage leveren aan het versnellen van de transitie naar duurzame lokale energie in Nederland..OnderzoeksresultatenEr zijn vier projecten die als case in het onderzoek opgenomen zijn. Deze vier cases zijn geselecteerd in samenwerking met het netwerk van DEB en toeleverende MKB bedrijven:1) Project Noorderplantsoen (Groningen) energieneutraal (Grunneger Power);2) Project Duurzame Energie via lokale initiatieven (NLD);3) Project Molenstroom (Reggestroom);4) Project Zonnestroom voor verschillende doelgroepen (Trynergie).Het overkoepelende doel van het onderzoek is het versnellen van de transitie naar duurzame lokale energie in Nederland, door bij te dragen aan het succesvol realiseren van complexe en kapitaalintensieve technologische innovatie op het gebied van lokale energie (zoals een warmtenet, biovergister, windturbines, waterkrachtcentrale of zonneveld) en dit te integreren in het lokaal energie systeem. Concreter uitgewerkt richting de opzet van het onderzoeksprogramma zijn drie sub-doelen geformuleerd.1) Inzicht krijgen in welke actoren en factoren een belangrijke rol spelen bij het realiseren van complexe technologische innovaties op het gebied van lokale energie.2) Vanuit deze kennis bijdragen aan het realiseren van 4 concrete en real-life succesvolle technologische innovaties op het gebied van lokale energie.3) Het aantal en de succeskans van technologische innovaties op het gebied van lokale energie in Nederland vergroten door de inzichten en resultaten van het onderzoek openlijk te delen.ValorisatieGedurende de derde fase van het onderzoek worden de resultaten van het onderzoek beschreven, verspreid naar MKB bedrijven in het werkveld, en gepubliceerd in relevante media en wetenschappelijke tijdschriften (werkpakket 7). In het schema van Yin (zie Afb 6. Case Study Method (Yin, 2013)) heet deze fase 'Analyze and Conclude'. Nadat alle vier case studies zijn afgerond dienen de resultaten en conclusies bepaald te worden en met elkaar vergeleken om tot case-overstijgende conclusies en inzichten te komen. Dit zal worden uitgewerkt in een eindrapport over de case studies. Deze case study inzichten kunnen vervolgens leiden tot finale aanpassingen van het model van factoren en actoren wat dan inmiddels in de vier cases is getoetst. Deze finale versie van het model gecombineerd met de empirische toetsing in de case studies wordt vervolgens beschreven in een wetenschappelijk artikel voor publicatie in een internationaal journal. Daarnaast worden de opgedane inzichten ook verwoord in als richtlijnen en adviezen in een Handboek voor Decentrale Energie Bedrijven over welke factoren en actoren van belang zijn voor het realiseren van grote complexe projecten op het gebied van lokale energie, en hoe die te implementeren in de eigen projecten. Handboek wordt verspreid via websites en kanalen van de samenwerkingspartners in het consortium.Er zijn vier projecten die als case in het onderzoek opgenomen zijn. Deze vier cases zijn geselecteerd in samenwerking met het netwerk van DEB en toeleverende MKB bedrijven:1. Project Noorderplantsoen (Groningen) energieneutraal (Grunneger Power);2. Project Duurzame Energie via lokale initiatieven (NLD);3. Project Molenstroom (Reggestroom);4. Project Zonnestroom voor verschillende doelgroepen (Trynergie).Het overkoepelende doel van het onderzoek is het versnellen van de transitie naar duurzame lokale energie in Nederland, door bij te dragen aan het succesvol realiseren van complexe en kapitaalintensieve technologische innovatie op het gebied van lokale energie (zoals een warmtenet, biovergister, windturbines, waterkrachtcentrale of zonneveld) en dit te integreren in het lokaal energie systeem. Concreter uitgewerkt richting de opzet van het onderzoeksprogramma zijn drie sub-doelen geformuleerd.1. Inzicht krijgen in welke actoren en factoren een belangrijke rol spelen bij het realiseren van complexe technologische innovaties op het gebied van lokale energie.2. Vanuit deze kennis bijdragen aan het realiseren van 4 concrete en real-life succesvolle technologische innovaties op het gebied van lokale energie.3. Het aantal en de succeskans van technologische innovaties op het gebied van lokale energie in Nederland vergroten door de inzichten en resultaten van het onderzoek openlijk te delen.
In Nederland is in snel tempo een nieuwe decentrale energiesector aan het ontstaan, bestaande uit nieuwe en jonge Decentrale Energie Bedrijven (DEB) en hun netwerk van toeleverende bedrijven. Deze nieuwe groep van MKB-bedrijven wil met dit onderzoeksproject grotere technologische innovaties op het gebied van lokale duurzame energie succesvol realiseren. Het gaat hierbij om kapitaalintensieve en complexe technologische innovatie op het gebied van lokale energie zoals een warmtenet, biovergister, windturbines, waterkrachtcentrale of zonneveld, en de integratie daarvan in het lokale energie systeem. Voor DEB is schaalvergroting belangrijk; toename van het aantal participanten en klanten maakt een toename in productie van lokale energie noodzakelijk, en ook het aantrekken van meer kapitaal en andere resources is daarbij van belang. Tegelijkertijd ziet een groep meer gevestigde MKB toeleveranciers een nieuwe markt op het gebied van lokale energie ontstaan. Samen willen deze bedrijven innovatieve technologische projecten van grotere omvang realiseren. Betrokken MKB-bedrijven: Decentrale Energie Bedrijven (DEB) samen met toeleverend MKB. Doelstelling: Deze bedrijven hebben de behoefte om overzicht te krijgen op de succes- en faalfactoren voor grote, complexe technologische projecten op het gebied van lokale duurzame energie. Welke aspecten, factoren en actoren spelen hierbij een rol? Wat zijn hierbij voor aanbevelingen te geven om deze projecten tot een succes te maken? Met deze vragen hebben zij het Kenniscentrum NoorderRuimte benaderd. Resultaat van dit project: is enerzijds een overzicht van de factoren en actoren die een rol spelen bij het realiseren van grote, complexe technologische projecten op het gebied van lokale duurzame energie. Er worden aanbevelingen op een rij gezet op basis van de ervaringen uit eerdere grote complexe projecten in Nederland en Duitsland. Anderzijds gaan bedrijven en onderzoekers samen aan de slag in vier concrete, grote, complexe technologische projecten op het gebied van lokale duurzame energie. Hierin kunnen we de verzamelde factoren, actoren en aanbevelingen toetsen en verder uitwerken. De vier cases zijn: 1. Project Noorderplantsoen (Groningen) energieneutraal (Grunneger Power); 2. Project Duurzame Energie via lokale initiatieven (NLD); 3. Project Molenstroom (Reggestroom); 4. Project Zonnestroom voor verschillende doelgroepen (Trynergie). De opgedane inzichten worden op een toegankelijke wijze beschikbaar gesteld voor DEB in geheel Nederland en voor een ieder die geïnteresseerd is in de bottom-up beweging op het gebied van lokale energie transitie.