Op 8 november hield prof.dr. Hans van Ewijk zijn oratie Maatschappelijk werk in een sociaal gevoelige tijd*. Dit artikel is hierop gebaseerd. De oorsprong van het maatschappelijk werk ligt vooral in het bestrijden van armoede, ongeletterdheid en onbeschaafdheid. De inzet was mensen te sterken in het verbeteren van hun maatschappelijke positie. Door de jaren heen hield het zich bezig met een hele reeks van achterstandsgroepen; arbeiders, vrouwen, werklozen, mensen met een handicap of stoornis, nieuwkomers en oudkomers. In de jaren tachtig wilde het maatschappelijk werk erkend worden als een beroep in de geestelijke gezondheidszorg. Hierbij lag het accent op behandelen en therapie. Van een armoede gerichte professie ging het naar een stoornis gerichte professie. In de praktijk wilde het vooral mensen die de complexiteit van het leven (tijdelijk) niet aankonden, zo helpen dat ze met minimale professionele ondersteuning weer wat beter in staat zouden zijn zichzelf en hun omgeving ter hand te nemen.
DOCUMENT
Het boek ontwikkelt in discussie met de sociologische traditie en met behulp van de ideaaltypische methode een integraal model van professionaliteit waarin de waardevolle kern, de innerlijke samenhang en de contextuele positionering centraal staan. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de identiteit en de positie van professionals. Het model is geschikt als referentiekader voor reflectie op professioneel functioneren en voor onderzoek van professionele praktijken. Het boek is tegelijk goed toegankelijk en goed onderbouwd, en daarmee zowel interessant voor praktijkgerichte professionals als voor sociale wetenschappers.
LINK
There is a central dilemma embedded in the relationship between teachers and researchers. Teachers know the story of the classroom well, but they are seldom asked to tell their stories, nor do they usually have the opportunity. Researchers, on the other hand, are skilled at telling certain things about classrooms, but they often miss the central stories that are there. This divergence can lead to different opinions on what teaching is about and what is important within it. To bridge this gap, we describe an approach which puts the teacher and the student at the centre. With respect to emotional and behavioural problems of students, we underline the notion of student-teacher compatibility, deriving from theories emphasizing the transactional/reciprocal nature of human behaviour. One of the aims of the Lectorship and Knowledge Network Behavioural Problems in School Practice, is to identify at-risk-teachers (i.e. those most vulnerable to the presence of behaviourally challenging students and parents) so that interventions, both in initial teacher training as well as in inservice training can be applied to help them develop adequate attitudes and coping-skills. In clinical supervision, peer coaching or reflective practice, these teachers can be helped to consider in what way student and parental problem behaviour contribute to their loss of satisfaction, their feelings of self doubt, perceived disruption of the teaching process, and their frustration working with parents.
DOCUMENT
Begin 2020 heeft de gemeente Den Haag aan De Haagse Hogeschool (Lectoraat Urban Ageing) gevraagd om samen met Hulsebosch Advies en AFEdemy een integrale monitor te ontwikkelen en uit te voeren waarbij, door middel van kwalitatieve en kwantitatieve methoden, onderzoek wordt gedaan naar de stand van zaken van Den Haag als seniorvriendelijke stad en tevens te kijken naar huidige trends aangaande ouderen. Tevens vroeg de gemeente om de ontwikkeling van een meetinstrument dat in de toekomst eenvoudig bij herhaling kan worden ingezet voor onderzoek: de standaard Age Friendly Cities and Communities Questionnaire (AFCCQ) voor ouderen1. In een stadsenquête en in zogenaamde stadsateliers zijn ouderen gevraagd naar hun bevindingen. In totaal hebben 393 Haagse ouderen meegedaan aan de enquête en 50 aan de stadsateliers. De aan de ouderen gestelde vragen gingen over de volgende acht onderwerpen die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gezamenlijk de seniorvriendelijkheid van een stad bepalen: ●Huisvesting; ●Sociale participatie; ●Respect en sociale inclusie; ●Burgerschap en werkgelegenheid; ●Communicatie en informatie; ●Sociale en gezondheidsvoorzieningen; ●Buitenruimte en gebouwen; ●Transport; ● en aanvullend, een negende domein: Financiën. CC-BY NC ND https://www.dehaagsehogeschool.nl/onderzoek/lectoraten/details/urban-ageing#over-het-lectoraat
MULTIFILE
In het boek is een overzicht te vinden van de verschillende kenniscentra en lectoren van de HU. Per kenniscentrum worden de verschillende onderzoeksterreinen beschreven en de lectoren voorgesteld.
DOCUMENT
Vanuit identiteitstheorieën richt dit onderzoek zich op de identiteitsontwikkeling van jongeren en het maken van keuzes, in het bijzonder de studiekeuze.
MULTIFILE
Het voorliggende rapport doet verslag van het onderzoek naar verdienmodellen van preventie. De centrale vraag die met het onderzoek beantwoord is, luidt: Wat zijn mogelijke barrières bij potentiële verdienmodellen voor preventie, die samenwerking tussen actoren in de weg kunnen staan? De algemene uitkomst is dat er zeker verdienmodellen van preventie te identificeren en te ontwerpen zijn temeer daar preventie vanuit een economisch perspectief als een soort investeringsbeslissing kan worden beschouwd. Er zijn echter wel verschillende barrières te onderkennen voor de ontwikkeling van een effectieve verdienmodellen. In het licht van de onderzoeksvraag leidt dit tot volgende conclusies: - Preventie is belangrijk maar komt nog onvoldoende van de grond; - Actoren kunnen worden ingedeeld in vier helixen en hebben verschillende salience; - Preventie is een maatschappelijk verdienmodel; - Verdienmodellen van preventie zijn technologisch, datagedreven en schaalbaar; - Barrieres voor preventie zijn bedrijfskundig van aard.
DOCUMENT
Hoofdstuk 5 in Supportgericht werken in de WMO Wijk en Psychiatrie kan beschouwd worden als een goed voorbeeld hoe support, kwartiermaken en de presentiebenadering leiden tot succesvolle participatie. WeP wordt gekenmerkt door een outreachende werkwijze en buurtgerichte samenwerking tussen gezondheids- en welzijnsorganisaties. Zo worden directe verbindingen gelegd tussen wijkbewoners, zorg- en welzijnsprofessionals, om langs beide zijden de integratie en participatie binnen de wijk te stimuleren. Het project is sinds 2005 gevolgd door Hogeschool Utrecht, sinds 2009 in het kader van de Wmo-werkplaats Utrecht. Vanuit de Wmo-werkplaats is de aanpak systematisch beschreven en geëvalueerd
DOCUMENT
Demand Driven Care plays a key role in the modernization of the Dutch health care system. This modernization is needed because a) clients needs for care increases quantitatively as well as in diversity, b) the financial means for collective services are inadequate, c) the accessibility of health care will depend on clients own responsibility, and d) shortage of professional care givers is foreseen. In the Netherlands, the need for professional care givers increases with an average of 2% every year. Demand Driven Care is an instrument for liberalization of public activities. The Faculty Chair Demand Driven Care focuses on those activities that will contribute to sufficient care supply. Within the program of the chair, activities are executed under the theme of Integrated Care, Substitution, Patient Centred Care, and Home Care Technology with an emphasis on gerontechnology. The Faculty Chair wants to contribute to a better integration and coherence in care. So that clients live and function independently as long as possible and are able to enhance their self management. In addition, health care professionals should be aware of demand driven processes and should have a demand driven attitude towards clients.
DOCUMENT
‘Hulpmiddelen en checklists bij DichtErBij’ behoort bij de reader bij de pilotfase van het project DichtErBij
DOCUMENT