Lectorale rede bij de aanvaarding van het ambt van lector Medische Technologie Medische Technologie is een zeer breed begrip dat reikt van infuuspompen tot operatierobots tot lineaire versnellers, et cetera. In het vorige hoofdstuk is al uit de doeken gedaan waar het lectoraat Medische Technologie zich specifiek op richt: medische beeldvorming, radiotherapie en ICT in de zorg. Dat is bij elkaar een zeer breed vakgebied waarvan het lectoraat niet alle facetten kan bestrijken. Daarom richt het lectoraat zich op ontwikkelingen op die terreinen die belangrijke veranderingen in het werkproces teweeg kunnen brengen. Dat zijn de onderwerpen die van belang zijn voor de toekomstige Zorgprofessional 2.0. Hieronder worden de verschillende vakgebieden nader geïntroduceerd en er worden een aantal voor de Zorgprofessional 2.0 belangrijke historische trends beschreven. Samenvattend kan gesteld worden dat het lectoraat Medische Technologie zich heeft ontwikkeld van een specialistisch op radiotherapie gericht lectoraat, naar een breder op medische beeldvorming, radiotherapie, ICT in de zorg en eHealth georiënteerd lectoraat dat op diverse, met name gezondheidszorggerelateerde, terreinen een bijdrage levert aan de opleidingen van Hogeschool Inholland. De bijdrage van het lectoraat Medische Technologie heeft daarbij als doel afstudeerders van diverse studierichtingen op te leiden tot wat in deze rede wordt aangeduid met Zorgprofessional 2.0. Hiermee wordt in deze rede een beroepsbeoefenaar bedoeld die openstaat voor (ICT/technische) innovatie, die zorgconsumenten daarover kan adviseren en die innovatie in de beroepspraktijk weet te implementeren. Praktijkgericht onderzoek speelt daarbij een centrale rol: het draagt bij aan de onderzoekende blik van de Zorgprofessional 2.0, aan het up-to-date houden van de kennis van docenten en studenten en aan de verbinding met het werkveld.
DOCUMENT
De getallen liegen er niet om: ongeveer een kwart van de Nederlanders heeft beperkte gezondheidsvaardigheden. Dat houdt in dat deze mensen moeite hebben om medische informatie te vinden, te begrijpen en toe te passen. De gevolgen zijn groot: meer ziekenhuisopnames, een slechtere algemene gezondheid en zelfs een hogere mortaliteit. Toch staan we er in de spreekkamer niet vaak bij stil. Wat is onze blinde vlek en wat kunnen we eraan doen?
DOCUMENT
Waar in verschillende landen al voortvarend wordt gewerkt met (varianten van) de persoonlijke gezondheidsomgeving (pgo), blijft Nederland achter. De overheid moet de regie oppakken en zorgverleners moeten stappen gaan zetten.
DOCUMENT
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
Hoe gaat de journalistiek om met kritiek uit de buitenwereld?
DOCUMENT
Dit document geeft middels ontwerprichtlijnen antwoord op de vraag; “Op wat voor manier kunnen ouders van het ToP programma digitaal ondersteund worden door zorgprofessionals om (thuis) zelfstandig (betrouwbare) informatie te vinden die helpt bij het begeleiden van de ontwikkeling van hun prematuur geboren kind?” Voor het beantwoorden van deze vraag zijn interviews en focusgroepen gehouden met zorgprofessionals en ouders. Deze interviews zijn geanalyseerd en verwerkt tot ontwerprichtlijnen van een systeem dat ouders kan ondersteunen in het zelfstandig vinden van betrouwbare informatie. De ontwerprichtlijnen bestaan uit een doelgroepomschrijving, lijst van eisen, systeem diagram en interface concepten.Behoefte InventarisatieOm informatie over de behoeftes en mogelijkheden voor een informatieplatform te verzamelen zijn interviews afgenomen met ouders en professionals die participeren in het ToP programma. Er zijn twee focusgroepen met totaal 13 professionals en 10 interviews met ouders gehouden. Hieruit is naar voren gekomen dat er vraag is naar gepersonaliseerde informatie betreffende het prematuur geboren kind. Denk hierbij aan gedoseerde afgifte van informatie, en informatie over specifieke complicaties of aandoeningen dat het prematuur geboren kind zou kunnen hebben. Ouders komen nu vaak bij informatie terecht die niet relevant of toepasbaar is voor hun kind en situatie. Uit ons onderzoek bleek dat ouders en professionals behoefte hebben aan een (online) applicatie als aanvulling op het ToP programma. Deze applicatie zal moeten aangeven in wat voor ontwikkelingsfase het kind zich bevindt; zal rekening moeten houden met de tijdsverloop van de ontwikkeling van het prematuur geboren kind; en zal deelbare informatie moeten bevatten voor de sociale omgeving, zoals grootouders.OntwerprichtlijnenNa het analyseren van de behoeftes zijn er ontwerprichtlijnen opgesteld voor een te realiseren informatieplatform. De richtlijnen bestaan uit een doelgroepomschrijving, lijst van eisen en conceptuele vormgeving.Om op maat informatie aan te bieden aan ouders in verschillende situaties en achtergronden (zoals ouders die moeite hebben met de Nederlandse taal), dient informatie bij voorkeur beschikbaar zijn in verschillende media type, denk hierbij aan tekst, audio, video, animatie en schematische weergaven. De betrouwbaarheid van de informatie moet aangegeven zijn middels bronvermelding. Verder moet de informatie gemakkelijk doorzoekbaar zijn via een zoekfunctie dat gebruik maakt van tagging. Er zijn verschillende gebruikersinterfaces voorgesteld, die informatie beter inzichtelijk en doorzoekbaar moeten maken. De concepten zijn: een document structuur, fase structuur en visuele structuur.Het platform dient beschikbaar te zijn als: smartphone app (Android en iPhone) en website. De interface is toegankelijk en sluit aan bij bekende applicaties van de doelgroep. Het platform heeft een aparte server voor het tonen van statische publieke informatie. Voor de opslag van persoonlijke en medische gegevens wordt een losse, extra beveiligde, server gebruikt welke voldoet aan de wetgeving Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).ConclusieDe gepresenteerde ontwerprichtlijnen geven een voorstel voor een online platform als antwoord op de hoofdvraag. Deze richtlijnen kunnen doorontwikkeld worden naar een prototype platform.
DOCUMENT
Wat betekent het bestaan van aan hulp- en dienstverlening gerelateerde websites voor de praktijk van de hulp- en dienstverlening binnen het Algemeen Maatschappelijk Werk? Om een eerste antwoord op deze vraag te vinden hebben drie maatschappelijk werkers gedurende twee maanden een logboek bijgehouden over hun ervaringen met clienten bij wie internet een rol speelde in het hulp- en dienstverleningscontact. Het betrof 5 mannen en 6 vrouwen, in de leeftijd van 22 tot 74 jaar. Daarnaast legden deze maatschappelijk werkers al hun clienten een enquete voor over hun mogelijke toegang tot en gebruik van internet. Uit de gegevens komt naar voren dat er veel relevante informatie is te vinden op internet. Criteria m.b.t. de kwaliteit van sites worden genoemd, zoals de betrouwbaarheid van de organisatie die de website verzorgt. Besproken wordt hoe en wanneer de werkers gebruik hebben gemaakt van internet tijdens een clientcontact. Eveneens of clienten die informatie op het net hebben gezocht dan met een ander soort vragen komen. De maatschappelijk werkers zien de client mondiger worden, de relatie gelijkwaardiger. Zij gaan meer coachend, volgend werken en houden de vinger aan de pols of de door de client gevonden informatie een echt antwoord is op de vragen van de client. De inrichting van de ruimte blijkt een punt van aandacht. In de discussie worden 'toegang tot internet', 'criteria met betrekking tot de kwaliteit van websites', het gebruik van internet door clienten c.q. patienten', 'bedoelde en onbedoelde effecten van het zoeken van informatie door clienten c.q. patienten', 'een mogelijk veranderende rol van de werker'en 'de werker als deskundig internetgebruiker' vergeleken met gegevens uit andere onderzoeken en werkvelden (zoals het Sociaal en Cultureel Planbureau, de medische wereld).
DOCUMENT
DOEL: Deze studie onderzoekt de mogelijke invloed van gender op de historische dynamiek rond verpleegkundig leiderschap. METHODE: Gebruikmakend van een historische onderzoeksbenadering voert deze studie een bronnenanalyse uit met gender als analytische lens, gericht op de ontwikkeling van het verpleegkundig directeurschap in het Sint Radboudziekenhuis vanaf de oprichting van de medische kliniek (1956) tot de uitsluiting van de verpleegkundig directrice uit de directie (1971). RESULTATEN: Er worden zes gendergaps geïdentificeerd, namelijk verschillen in vermeende capaciteiten en kwaliteiten, werk-privébalans, opleiding, salarisstructuur, ondersteuning en gebruik van retoriek. Dit wijst op betrokkenheid van stereotype denkbeelden bij het vormen van de genderasymmetrie binnen het verpleegkundig beroep en de perceptie ervan op de werkplek en daarbuiten. DISCUSSIE: Een geleidelijke uitsluiting van verpleegkundigen op basis van geslacht op strategisch niveau in directies wordt benadrukt. Deze asymmetrie en vooroordelen creëerden een onevenwichtig speelveld, wat de onderhandelingen over de status van het verpleegkundig beroep bemoeilijkte en belemmeringen opwierp voor verpleegkundig leiderschap. CONCLUSIE: Het zichtbaar en bespreekbaar maken van deze vooroordelen kan het bewustzijn vergroten over de wijze waarop historisch gegroeide ideeën en overtuigingen hedendaags verpleegkundig leiderschap beïnvloeden.
LINK
Alle informatie, uit welke bron dan ook, is digitaliseerbaar, meetbaar, transporteerbaar en oneindig vaak dupliceerbaar". Dit is het "paradigma" van de digitale wereld, gedreven door het web. Bedrijven zijn volop bezig zich aan te passen aan deze nieuwe "condition technologique" en zoeken nieuwe manieren om geld te verdienen. Ze herdefiniëren hun business en passen strategie en de inrichting van de onderneming aan. Ook u en ik zullen als lid van diverse fysieke en virtuele communities onze weg moeten leren vinden binnen die digitale weeld. We organiseren tegenwoordig zelfs personeelsfeestjes via het web. Bij de overheid en de medische zorg het zelfde beeld. Stap voor stap wordt de mogelijkheid van het web geïntegreerd in ’s lands bestuur. De digitale wereld dringt door in de staatsinrichting, de strafrechtspleging, de manieren waarop de politie boeven vangt of de manier waarop de Staat met u via het burger service nummer communiceert.
DOCUMENT
De Haagse Hogeschool wil haar studenten competenties laten verwerven om in een internationaal en cultureel gedifferentieerde omgeving te kunnen werken (HHS, 2013). De gezondheidszorg is immers geen nationaal geïsoleerd fenomeen meer (Van der Hulst, 2011). Globalisering dwingt ons tot het verbreden van onze blik en het aangaan van samenwerkingsrelaties om kennis en ervaringen uit te wisselen. Niet alleen met andere landen, maar ook binnen ons eigen land, omdat de huidige en toekomstige Nederlandse arbeidsmarkt steeds internationaler wordt. Voor de huidtherapeuten, diëtisten en verpleegkundigen van de Academie voor Gezondheid betekent dit bijvoorbeeld dat zij in toenemende mate zorg verlenen in een internationale context: met collega’s en patiënten uit verschillende landen en met een diversiteit van culturele achtergronden. Toekomstige diëtisten, huidtherapeuten en verpleegkundigen moeten daarom beschikken over de nodige competenties om in deze international omgeving te functioneren. Maar: hoe richt je het onderwijs zo in dat studenten werkelijk de gelegenheid krijgen deze competenties te ontwikkelen? In studiejaar 2013-2014 is de Academie voor Gezondheid gestart met een pilot voor het internationale programma ‘New Interconnected Citizens for Global Health’. Deze pilot wordt volgend jaar uitgebreid en vanaf studiejaar 2015-2016 volgen alle studenten van de academie dit programma. In dit artikel wordt ingegaan op hoe dit programma tot stand is gekomen, hoe het in de praktijk gestalte kreeg en is geëvalueerd. Wij besluiten het artikel met een vooruitblik op het volgend studiejaar. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/froukje-jellema-78733a63/ https://www.linkedin.com/in/anita-ham-53297921/ https://www.linkedin.com/in/dorien-voskuil-9b27b115/
DOCUMENT